Gelijktijdig met de tentoonstelling over Paestum presenteert het RMO een expositie over Romeinse villa’s die tweeduizend jaar geleden in de heuvels van Limburg te vinden waren. Geen vrijstaande woningen op stand, maar grote commerciële akkerbouwbedrijven, die de regio van graan voorzagen. Naast zo’n luxe, zogeheten villa rustica bevonden zich dienstwoningen, opslagruimtes, stallen, werkplaatsen, siertuinen en grote akkers. Deze omschrijving deed me denken aan de locatie waar Bernardo Bertolucci’s film Novecento uit 1976 zich afspeelt.
Van deze Romeinse bewoningsperiode is nu, behalve op foto’s niets meer te zien, maar opgravingen van zo’n twintig Limburgse villa’s bevestigen het bestaan ervan. Wegens geldgebrek is het uitwerken van het archeologisch veldwerk dat tijdens de eerste helft van de vorige eeuw plaats vond, jarenlang blijven liggen. Met steun van het Mondriaanfonds konden de verstofte aantekeningen en materiële resten de afgelopen jaren alsnog worden bestudeerd. De onderzoeksresultaten zijn in een wetenschappelijke uitgave van het RMO verwerkt en voor belangstellenden eveneens toegankelijk gemaakt in een publieksboekje.
De ontdekking van die Romeinse villa’s in Limburg wekte destijds niet alleen belangstelling van wetenschappers, maar getuige een groepsfoto uit die tijd, ook van enkele met Maxima-waardige hoeden getooide dames en zelfs van meneer pastoor!
Via de collectiezoeker van het RMO kun je allerlei oude opgravingsfoto’s bekijken. Bebaarde werklieden, hun petten diep over de ogen getrokken, houden tijdens het graafwerk even halt om in de lens van de fotograaf te kijken. Kennelijk doordrongen van de ernst van de zaak, want er kan geen lachje af! Op een van de foto’s zie je in de achtergrond de sinds lang uit het landschap verdwenen hooischelven.
Met foto’s, nauwkeurige archeologisch tekeningen en talrijke bodemvondsten worden de verschillende bewoningsperiodes in beeld gebracht. De publicatie geeft toelichting over de historische context en de expansiedrift van de Romeinen. Daarin wordt de lezer ook geïnformeerd over de positie van Limburg binnen het Romeinse Rijk en de relaties met bondgenoten. Deze voegden zich niet altijd naar de Romeinse mores. Tijdens de Bataafse Opstand van 69/70 keerde de lokale bevolking zich tegen de uitheemse machthebbers. In de bodem van ons land zijn bij alle grensforten langs de Limes, de noordgrens van het Romeinse Rijk, brandsporen van deze revolte teruggevonden. Toen na 83 de rust weer was weergekeerd werden de forten herbouwd en bestuurlijke hervormingen doorgevoerd. Limburg kwam onder het bestuur van de nieuwe provincie Germania Inferior, dat vanuit Keulen, destijds voluit: Colonia Claudia Agrippinensium, werd bestuurd.
Germania Inferior was onderverdeeld in kleinere bestuurseenheden, de zogeheten civitates. Noord-Limburg hoorde bij de civitas Batavorum met Nijmegen (Noviomagus) als hoofdstad. De rest van Limburg ressorteerde onder de civitas Traianensium met Colonia Ulpia Traiana (Xanten) als bestuurszetel. De streek rond Maastricht tenslotte viel onder de civitas Tungrorum, het huidige Tongeren.
Bewoningsgeschiedenis en Grafcultuur
De vroegste huizen die uit eenvoudige houten constructies bestonden, werden in de loop van de tijd vervangen door stenen woningen. Dankzij de opbrengsten van het graanland konden de eigenaren hun woningen in de late tweede en vroege derde eeuw steeds mooier maken en voorzien van glazen ramen ook comfortabeler. De villa van Voerendaal-Ten Hove kreeg met een zuilengalerij aan de voorzijde zelfs een mediterraan aanzien. Bij enkele villa’s, zoals Kerkrade-Holzkuil, werden sporen van verwarmde badhuizen gevonden. Badderen moet in deze contreien een synoniem geweest zijn voor bibberen, maar daar hadden de Romeinen iets op gevonden. Met een ingenieus vloerverwarmingssysteem, de zogeheten hypocaustum, werd niet alleen het badhuis, maar ook het water verwarmd. Vanuit een stookruimte, het prefurnium, werd hete lucht onder de op kleine gestapelde stenen rustende vloer gebracht.
Voor een idee van zo’n Romeins badhuis hoef je niet naar Rome. In het Thermenmuseum in Heerlen krijg je een perfecte indruk van een zogeheten Balneum.
In de tentoonstelling zijn verschillende aan het badhuis gerelateerde objecten te zien. Zoals glazen flesjes en een strigilis, een schraper waarmee de op de huid gesmeerde olijfolie van de huid werd gescrubd. Zeep kenden de Romeinen vreemd genoeg nog niet. Tussen de antieke toiletartikelen bevindt zich een bijzonder kleinood: een bronzen flesje voor badolie in de gedaante van Antinoös de geliefde van keizer Hadrianus.
Wie waren de eigenaren van deze villa’s? Onder hen bevonden zich vermoedelijk veteranen uit het Romeinse leger. Na afloop van hun 25-jarig contract ontvingen deze afzwaaiers het Romeinse burgerrecht en een stuk land. Via een netwerk onderhielden de bewoners van deze villa’s onderling contacten. Daarvan getuigt een bronzen plaatje met opschrift dat door een villa eigenaar uit Xanten werd geschonken aan Marcus Vitalinius.
De bewoners van de villa’s waren aan hun grond gehecht en werden veelal op het eigen landgoed begraven. Sommige doden werden bijgezet in eenvoudige vierkante askisten. Anderen vonden hun laatste rustplaats in fraaie sarcofagen, die aan de buitenkant met beeldhouwwerk en graveringen versierd werden. De sarcofaag van Simpelveld is aan de binnenzijde met gebeeldhouwde reliëfs ingericht als een knus huisje. De overleden dame ligt in -requiem aeternam- relaxed op haar rustbed van waar ze zicht heeft op een afbeelding van haar luxueuze villa. Onder het pannendak zie je zelfs de houten luiken naast de kleine glazen kruisvensters.
Door haar in de vitrines getoonde persoonlijke bezittingen, waaronder een parfumflesje en een bronzen make-up doosje, komt deze onbekende vrouw uit het verre verleden heel dichtbij. De 3-D reconstructie van deze sarcofaag die je mag aanraken, maakt deze beleving compleet!
De informatie die de contemporaine Romeinse auteur Columella de lezers in zijn De Re Rustica voorschotelt, completeert het beeld dat de archeologische vondsten van het Romeinse landleven in Limburg ons geven. Via een interactieve verkenning kan de museumbezoeker de verschillende bouwstadia van de villa van Voerendaal over een periode van driehonderd jaar volgen.
In de nabijheid van Heerlen werden eenvoudige askisten gevonden. Deze bevatten naast crematieresten wel een keur aan kostbare grafgiften. Flesjes in de vorm van druiventrossen, een klein flaconnetje met smeedwerk in goud en blauw email versierd.
De ruim 200 archeologische objecten geven niet alleen een inkijkje in het leven van de bewoners van het luxe hoofdgebouw; er is ook aandacht voor de mensen die het land bewerkten. Het dagelijks leven, wonen en werken wordt behalve met persoonlijke bezittingen, gebruiksvoorwerpen en landbouwwerktuigen ook geïllustreerd met sculpturen, mozaïeken en fragmenten van fresco’s.
Het interieur van de villa’s en de badhuizen was niet zelden versierd met wandschilderingen; eenvoudige lineaire decoraties en imitaties van marmer. Bij een villa in Maasbracht kwamen zelfs fragmenten met afbeeldingen van gladiatoren en mythologische figuren tevoorschijn en vermoedelijk: portretten van de bewoners. In de tentoonstelling is daarvan een metershoge reconstructie te zien. Maquettes, 3-D reconstructies en de film over Romeinse villa’s in Limburg brengen het verleden tot leven.
In deze mooie en leerzame tentoonstelling over het onbekende verleden van Limburg doe ik een interessante ontdekking. Als museumdocent in Museum Castellum Hoge Woerd vertel ik dat de bemanning van de hier ondergebrachte Romeinse platbodem zelf brood moest bakken. Nu weet ik waar dat graan, aangevoerd over waterwegen van Maas-, Waal en Rijn, vandaan kwam. In de expositie zijn zelfs enkele minuscule verkoolde graankorrels te zien. De vruchtbare lössgrond vormde een prima voedingsbodem voor het verbouwen van spelt. Het arbeidsintensieve traject van zaaien tot oogsten wordt geïllustreerd met verschillende traditionele en nieuw uitgevonden landbouwwerktuigen. Interessant is een geavanceerde door een man en muildier aangedreven oogstmachine, de zogeheten Vallus. Een tweede, voor het werktuig lopende man, duwde de halmen met een hark in de met scherpe tanden toegeruste bak waarin de afgesneden rijpe aren werden opgevangen.
Op de boerenbedrijven werd niet alleen het door de Romeinen geïmporteerde spelt verbouwd. Er waren ook moestuinen en boomgaarden met eveneens door hen geïntroduceerde appel-, kersen-, noten en abrikozenbomen. De opbrengst vormde een aanvulling op het dagelijks menu. De overproductie werd verhandeld. Ook levende have werd gehouden: koeien, geiten, varkens en schapen en eveneens uit het zuiden meegenomen kippen. De scharreldieren kregen een belletje om, opdat ze niet verloren zouden lopen. Behalve vlees leverden de dieren materiaal om kleding, schoeisel en gebruiksvoorwerpen te maken, waarmee de welvarende Romeinse villa’s grotendeels zelfvoorzienend waren.
Aan het eind van de 2e eeuw begint het tij echter te keren. Brandsporen in de bewoningslaag van die periode duiden op onrust en misschien zelfs opstand van de lokale bevolking. Bodemvondsten van later datum geven aan dat de bewoners deze dip weer te boven kwamen. Ze houden stand, maar ten tijde van de zogeheten soldatenkeizers (284-285) neemt de onrust weer toe. Met bestuurlijke hervormingen en versterkingen van de limes probeerde keizer Diocletianus (284-305) de neergang af te wenden. Daartoe werden in Germanië gerekruteerde hulptroepen, de zogeheten foederati, ingezet. In de bodem van Kessel werd een schat gevonden, bestaande uit 13 gouden munten en een verzilverde deels goud vergulde helm die daar in een onrustige tijd mogelijk in veiligheid werd gebracht. De voorwerpen kunnen echter ook als offer aan de aarde zijn toevertrouwd. In dat geval werpt de vondst interessant licht op de religieuze beleving in die die dagen. Dat de helm, gesierd met het Christusmonogram, een andere god was toegewijd dan die welke de Romeinen vereerden, was kennelijk geen probleem.
In Limburg werden vaker offers gebracht, ook aan lokale goden. Bij een heiligdom boven Sittard werd een bronzen met email versierd haantje gevonden. De inscriptie onthult dat Ulpius Verinus, veteraan van het zesde legioen in Brittannia, het schonk aan de (lokale ‘Limburgse’) godin Arcanua.
Door externe factoren als binnenvallende volken en interne bestuurlijke problemen en corruptie brokkelde de wijdverspreide macht van Rome geleidelijk aan af. In de late derde eeuw kwam aan de bewoningsgeschiedenis van de Romeinse villa’s in Limburg een einde. De gebouwen werden verwoest, afgebrand en verlaten.
In 476 n. Chr. was het gedaan met de Romeinse oppermacht in West-Europa. Frankische foederati grepen de macht, waarmee het Merovingische Rijk begon.
Het slotakkoord van de tentoonstelling wordt gevormd door een beker en een beeldje van een beer; objecten die vermoedelijk als ‘verlatingsoffer’ aan de aarde werden toevertrouwd door mensen die huis en haard moesten achterlaten.
In het Limburgse landschap is er niets meer van de zien, maar de archeologische vondsten leggen een stille getuigenis af van de bloeitijd van de villa rustica in het zuiden van ons land.
De tentoonstelling kwam tot stand in samenwerking met het Limburgs Museum in Venlo en het Thermenmuseum in Heerlen, waar deze na 25 augustus, resp. van oktober tot april- en van juni tot oktober 2025 te zien zal zijn. In Heerlen kun je meteen een kijkje nemen in het welhaast kosmopolitisch badhuis dat hier in eerste aanleg rond 40 n.Chr. werd gebouwd. Behalve baden kon je in Coriovalum ook sporten in de Palaestra, genieten van een massage en na afloop wat eten of winkelen.
Link: Tentoonstelling Romeinse Villa’s in Limburg RMO Leiden