
Liefhebbers van zon, zee èn archeologie moeten deze zomer op Walcheren zijn. In het kader van het project Onder Ons laat het Rijksmuseum van Oudheden belangstellenden in de provincie genieten van haar archeologische collectie. Dwalend langs de vitrines met soms millennia oude sieraden kun je je tot en met 1 maart in Middelburg verbazen over de handvaardigheid van onze verre voorvaderen. En niet te vergeten: de speurzin van (amateur)archeologen en jongens met een metaaldetector. Overigens kunt u in de winter ook nog terecht want de tentoonstelling loopt tot 1 maart 2026.
Bij het zien van al dat moois rijst de vraag: hoe zijn deze objecten in de bodem beland? Niet alles is weggegooid of verloren. Sommige voorwerpen zijn als offer aan de goden in een waterloop geworpen, andere werden als grafgift meegegeven. In tijden van gevaar werden kostbaarheden soms ook onder de grond verstopt. Van de bedoeling deze later weer op te graven is het kennelijk nooit meer gekomen.

Het campagnebeeld weerspiegelt een potpourri van de getoonde sieraden. Het oudste object is een hanger van respectabele ouderdom, dat werd gevonden op het strand van Hoek van Holland. Wie zou deze zwijnentand, daterend van 9000-4000 v. Chr. hebben gedragen en met welk doel? Geloofde de eigenaar wellicht in de kracht van dit amulet?
Tussen de afgebeelde kostbaarheden bevindt zich een Romeinse sestertius met beeltenis van keizer Nero, die in later tijd eveneens als hanger is gedragen.In het bij de expositie verschenen Magazine vind je interessante achtergrondinformatie, zoals het verhaal van de puur gouden halsketens die respectievelijk in het Overijsselse Olst en op een Zeeuwse akker bovengronds kwamen. Getuige een mozaïek in de San Vitale in Ravenna werden deze halsringen als waardigheidsteken gedragen door de getrouwen van keizer Justinianus (6e eeuw).

De herkomstgeschiedenis van de zilveren scharnierfibula in de vorm van een paardje (100-300 n. Chr.) spreekt eveneens tot de verbeelding. Dit kleinood, dat het als replica in de museumshop niet slecht zou doen, is vanuit Centraal-Europa via handelswegen teruggevonden in een oude vertakking van de Maas.
Wanneer ik nog wat verder kijk herken ik de krul van een oorijzer. Dit sieraad werd in de Walcherse streekdracht gebruikt om de (onder)muts op zijn plaats te houden. Op zon- en feestdagen fungeerde de krul als drager van een zogeheten ‘vlinder’; een met pareltjes en filigrainwerk versierde klavervormige gouden hanger. In de tentoonstelling krijgt de bezoeker een demonstratie van deze moeilijke filigreintechniek. De tentoonstelling is niet alleen de moeite waard voor liefhebbers van glimmertjes, maar ook voor wie geïnteresseerd is in geschiedenis. De oude objecten vertellen elk een eigen verhaal over vroegere handelsnetwerken, culturele uitwisseling, mode en de sociale status van de mensen die deze sieraden ooit droegen.
Caroline van Santen e.a., Bodemjuweeltjes, eenmalige uitgave van het Zeeuws Museum, juli 2025.