Tentoonstelling In de Ban van de Middeleeuwen, tot en met 26 januari in Museum Catharijneconvent in Utrecht.

Duccio di Buoninsegna, Engel, ca. 1308-131. ‘s-Heerenberg, Kasteel Huis Bergh

Met een flitsende presentatie raakt de bezoeker direct in de ban van het verhaal van deze tentoonstelling: de lotgevallen van Middeleeuwse kunst die oorspronkelijk uitsluitend in kerken en kloosters te zien is geweest.

Rond 1800 raakt religieuze kunst op drift. Deze ontwikkeling begon tijdens de Franse Revolutie van 1789. Kerken en kloosters werden werden conform de idealen vrijheid, gelijkheid en broederschap gesloten. Voor het gangbare standsverschil in de kerk was geen plaats meer. Kunsthandelaren zagen wel brood in de afgedankte Roomse kunst. Heiligenbeelden en schilderijen werden door hen voor een appel en een ei gekocht. De panelen van grote altaarstukken werden gedemonteerd en verzaagd, zodat ze afzonderlijk voor veel geld aan liefhebbers konden worden verkocht. Niet alleen God verdween uit de Rooms-Katholieke kerken, maar Middeleeuwse kunst uit Frankrijk, Nederland en Duitsland raakte over heel Europa verspreid.

En, even buiten de tentoonstelling, Middeleeuwse kunst belandde zelfs in Amerika. In het authentiek ogende klooster, waaraan The Cloisters in Manhattan haar naam dankt, waan je je als God in Frankrijk. De bouwstenen van dit aan Middeleeuwse kunst gewijde dependance van het Metropolitan Museum zijn echter afkomstig van vijf afgebroken Franse kloosters. In de jaren dertig werden ze als bouwpakket naar New York verscheept. Je kunt hier je vraagtekens bij zetten, maar in de New York wordt het monument in elk geval voor verval behoed.

Veel Middeleeuwse kunstwerken zijn verloren gegaan, andere dragen de sporen van geweld. Niet alleen van beschadigingen die werden toegebracht tijdens de Franse Revolutie. Een zwaar toegetakeld reliëf in de Utrechtse Domkerk vertoont oudere letselschade. Tijdens de Beeldenstorm van 1566 viel het aan de Meester van de Utrechtse Stenen Vrouwenkop toegeschreven werk ten prooi aan sloophamers van ‘ketters’ en meelopers die het op ‘paapse superstitiën’ gemunt hadden.

Joan Reixach 1437-1486), Retabel met de tronende Maagd en Kruisiging, Haarzuilens, Kasteel de Haar foto Mike Bink

Verschillende kunstwerken die destijds aan dit vandalisme waren ontkomen vielen in de late 19e en vroege twintigste eeuw alsnog ten prooi aan geweld, maar dat kwam voort uit kunstliefde. Baron Etienne van Zuylen van Nijevelt, een van de hoofdrolspelers in deze tentoonstelling, liet een stukje van de originele lijst van een Catalaans retabel afzagen, zodat het precies boven zijn bed paste.

In de introductiezaal ligt een fragment van een Catalaans altaarstuk uit Kasteel Huis Bergh dat eveneens sporen van de ‘botte bijl’ vertoont. Het paneel met scènes uit het leven van Sint-Maarten en de Opstanding werd aan de linkerkant ruwweg afgezaagd. 

Conservator René de Kam ‘biecht’ -om in Rooms jargon te blijven- op dat de teloorgang van Middeleeuwse religieuze kunst niet alleen te wijten is aan Beeldenstormers en Franse revolutionairen. De Katholieke kerk heeft daar zelf ook schuld aan. In antwoord op de door Luther in gang gezette Reformatie begon de katholieke kerk met de Contrareformatie een tegenoffensief. De vroegmiddeleeuwse tot verstilde piëteit uitnodigende religieuze kunst werd in de zeventiende eeuw vervangen door Barokke beelden en altaarstukken, die de gelovigen letterlijk en figuurlijk van hun stuk moesten brengen Met overdonderende beelden van de lijdende Christus, zijn in zwijm gevallen moeder en in extase verkerende heiligen werden de gelovigen direct emotioneel aangesproken.

Romantiek
Intussen had de tijd niet stilgestaan. Door de technische vooruitgang was het leven in de 19e eeuw in snel tempo veranderd. De vooruitgang die de industrialisatie en daarmee gepaard gaande verstedelijking met zich meebracht, bleek niet voor iedereen een zegen. De horizon van het groene landschap met alleen maar bomen en kerktorens als verticale elementen, werd sinds de industriële revolutie vervuild door fabrieksschoorstenen. Erger was de verpaupering. Voor arme fabrieksarbeiders die onder onmenselijke omstandigheden werkten en opeengepakt in ongezonde sloppen woonden, was van vooruitgang geen sprake. Her en der werden de ogen geopend voor dit leed. Op de golfbeweging van de tijd begon het tij te keren. Denkers, schrijvers, dichters en kunstenaars verlangden naar andere tijden. Zij grepen terug op de Middeleeuwen, een periode waarin alles ‘puur en goed was’. Een tijd waarin de mensen via gildes en broederschappen nog naar elkaar omkeken en waarin van religieuze verdeeldheid geen sprake was. In de kerken gold het motto: eerst zien dan geloven. Met aansprekende sculpturen en altaarstukken werd de christelijke heilsgeschiedenis zichtbaar gemaakt.  

Tijdens de Romantiek werd de periode van kastelen en ridders, kerken en heiligen ten onrechte verheerlijkt. Met talloze oorlogen en epidemieën waren de Middeleeuwen helemaal niet beter dan de eigen tijd. Kunstenaars en schrijvers als Sir Walter Scott en Johann Wolfgang von Goethe schilderden een geïdealiseerd beeld van dit verre verleden.  

Dit verlangen naar de tijden van weleer wordt in de expositie geïllustreerd met een romantisch landschap met een Middeleeuwse kasteelruïne. Heel toepasselijk want twee van de drie collecties die in de tentoonstelling centraal staan zijn ondergebracht in een Middeleeuws kasteel.

Wijnand Nuijen, Landschap met kasteelruïne, 1838 Rijksmuseum Amsterdam

Tijdens de Tachtigjarige oorlog, waarin de Noordelijke Nederlanden zich bevrijdden van de katholieke Spaanse overheerser, werd de openbare uitoefening van het katholieke geloof door de calvinistische overheden verboden. Kerkgangers die het oude geloof trouw bleven ontmoetten elkaar in schuilkerken die aan de straatzijde niet als godshuis herkenbaar waren. Pas na bijna 250 jaar mocht het katholieke geloof in 1848 weer openlijk beleden worden. In 1853 wordt ook de zogeheten katholieke hiërarchie hersteld. Nederland krijgt weer een aartsbisschop en wordt in vijf bisdommen verdeeld. In Driebergen-Rijssenburg wordt een priesteropleiding geopend. De eerste priester die daar afgestudeerde was Gerard van Heukelum (1834-1910). Als verzamelaar van het eerste uur speelt hij een belangrijke rol in deze expositie. Ook hij was aangeraakt door de romantische tijdgeest. In de Middeleeuwen had het katholieke geloof immers haar bloeitijd beleefd. Voor de bouw en inrichting van nieuwe katholieke kerken greep Van Heukelum metterdaad terug op de Middeleeuwen.

In de ban van de Middeleeuwen is samengesteld met kunstwerken die in de vorige eeuw bijeengebracht zijn door drie markante collectioneurs, of eigenlijk vier, want de verzameling van Etienne van Zuylen van Nijevelt (1860-1934) is verkregen met geld van zijn echtgenote, Hélène de Rothschild (1863-1947), die zich onder huwelijkse voorwaarden aan hem verbond.
Alle zijn gepassioneerde collectioneurs, maar hun drijfveer verschilde. Van Heukelum verzamelde als vrome katholiek, het echtpaar Van Zuylen van Nijevelt gebruikte de Middeleeuwse verzameling om hun voorname pedigree en welstand te etaleren. Met zijn collectie manifesteerde textielbaron Jan Herman van Heek (1873-1957 zich als beschermer van Middeleeuws erfgoed.

Utrecht in de Middeleeuwen
Voorafgaand aan de bezichtiging neemt De Kam ons even mee naar het Middeleeuwse Utrecht, waar 5 kapittelkerken, 10 parochiekerken en wel 30 kloosters te vinden waren. Een stadsgezicht van Herman Saftleven geeft een mooie impressie van de Middeleeuwse skyline van Utrecht, die in de 17e eeuw nog bestond. In die tijd was Utrecht zowel op economisch, religieus als kunstzinnig gebied een welvarende stad. Er werden prachtige kunstwerken gemaakt, zoals de beroemde Madonna van de Utrechtse meester van de Stenen Vrouwenkop. Nu in de collectie van het Catharijneconvent.

Herman Saftleven, Gezicht op de stad Utrecht, ca, 1664. Dresden Staatliche Kunstsammlungen.

Met de komst van de Reformatie kwam aan de productie van devotionele religieuze kunst een einde. Luther richtte zijn pijlen op de misstanden in de katholieke kerk. Vooral de aflaathandel moest het ontgelden. Met het stopzetten daarvan stagneerde ook de bouw van de Domkerk die voor 70% gefinancierd werd door de ‘crowd-funding’ van de Middeleeuwen, aldus De Kam, die weet waarover hij spreekt. In 2014 publiceerde hij een uitgebreide geschiedenis over de Utrechtse domtoren. Een boek dat in het licht van de zojuist voltooide restauratie weer actualiteitswaarde heeft.
Na de Reformatie was er in Utrecht geen plaats meer voor rooms katholieke kunst. ‘Verkocht voor vis en zalm’ raakte Middeleeuwse kunst uit Utrecht over de hele wereld verspreid.

Neogotische Ciborie, Gerard Bartel Blom, 1888

De naam van de oudste verzamelaar Gerard van Heukelum ken ik nog van de jaren waarin ik rondleidingen gaf in het Catharijneconvent. Oud-conservator Caspar Staal memoreerde hem in de jaren ’80 respectvol als Monseigneur. De Kam bestempelt Van Heukelum in eigentijds jargon als de Foundling Father van het Catharijneconvent. Hij was de juiste man op de juiste plaats. Toen de katholieken weer vrijheid van godsdienst kregen droeg van Heukelum met raad en daad bij aan het katholieke reveil. Hij was betrokken bij kerkrestauraties en reisde, vaak vergezeld van zijn medestander aartsbisschop Andreas Ignatius Schaepman, per koets door het aartsbisdom op zoek naar authentieke Middeleeuwse objecten. Her en der kocht hij de ‘ouwe troep’ op, waarmee de huidige tentoonstelling is ingericht. Ook neusde hij rond in pastorieën en op de zolders van Utrechtse schuilkerken. Voor de nieuw te bouwen en in te richten katholieke kerken was van alles nodig. Naar voorbeeld van authentieke objecten vervaardigden de leden van het door hem gestichte Sint Bernulphusgilde neogotische beelden, liturgische gewaden en vaatwerk. De door Gerard Bartel Blom gesmede ciborie voor het bewaren van gewijde hosties is daar een mooi voorbeeld van.  

Aartsbisschoppelijk Museum.
Met de soms spectaculaire vondsten bracht hij in Huis Loenersloot aan de Nieuwe Gracht de collectie bijeen die in 1872 als het Aartsbisschoppelijk museum voor publiek geopend werd. De daar bijeengebrachte werken vormen de topstukken in de huidige expositie, zoals het betoverende laat dertiende-eeuwse fragment van een ontmanteld altaarstuk voorstellende de Maagd Maria met kind uit Siena door de Meester van Badia a Isola en een paneel met de Man van Smarten dat van Heukelum in de schuilkerk aan de Utrechtse Herenstraat ontdekte.

In dit paneel confronteerde Geertgen tot Sint-Jans de middeleeuwse gelovige op indringende wijze met het lijdensverhaal. Als in een boze droom comprimeerde hij alle episodes op een op een paneeltje van 24 x 35 cm. De martelwerktuigen rechts verwijzen naar de geseling van Christus, die staand in het graf zijn kruis nog draagt. Tegelijkertijd toont Hij zijn wonden. Dit zogeheten Andachtbild hielp de gelovige om zich het lijden van Jezus in te leven.

Geertgen tot Sint-Jans, Man van Smarten, ca. 1485. Museum Catharijneconvent

Met het vroeg vijftiende-eeuwse Rijnlands altaar dat het slotakkoord vormt van deze expositie loop ik even op de zaken vooruit. Verscholen achter een witte stuclaag had dit monumentale altaarstuk de Reformatie in een Keulse kerk getrotseerd. Achter de gesloten beschadigde zijluiken waren de scènes met hoogtepunten uit de christelijke leer wonderwel bewaard. Voor de ogen van de ongeletterde gelovigen ontvouwde de heilsgeschiedenis zich als in een kleurrijk stripverhaal. De iconografie van de Verkondiging aan de Maagd Maria is heel bijzonder. Terwijl de engel zijn/haar boodschap brengt zendt de zelden in beeld gebrachte God de Vader de Heilige Geest in de vorm van een duif met in zijn kielzog een kant en klaar baby’tje naar beneden! 

Het mysterie van de maagdelijke conceptio per aurem wordt hier op glasheldere wijze aanschouwelijk gemaakt. Terwijl Maria de woorden van de engel hoort vindt de bevruchting [door het oor] plaats. Ook de ontmoeting tussen Maria en haar zwangere nicht Elizabeth is door de anonieme kunstenaar prachtig verbeeld. In de schoot van beide vrouwen knielt neef Johannes voor het Christuskind in wording. De verbeelding van het bezoek van de Driekoningen moest alle twijfel over het vaderschap wegnemen. Om duidelijk te maken dat hij met de conceptie niets te maken heeft kijkt Jozef vanachter een gordijn naar het hoge bezoek!

Middelrijns Altaar aanbidding en visitatie. Middelrijn of Westfalen ca.1410 collectie Museum Catharijneconvent.

Terwijl deze episodes uit het Middelrijns altaarstuk stralen tegen een met bladgoud versierde achtergrond, schittert de zogeheten Bernulphuscodex (ca. 1040 e.v.) door afwezigheid. Aan de verwerving van dit Middeleeuwse boek uit de Utrechtse Domschat is een bijzondere anekdote verbonden. In roerige tijden werd de codex, samen met twee andere Middeleeuwse boeken in de Deventer Lebuinuskerk in veiligheid gebracht. In de 19e eeuw werden ze op de zolder van de pastorie teruggevonden, waar de huishoudster de codices gebruikte om de linnenpers te verzwaren.  

Uit piëteit voor de kostbare inhoud is het vuistdikke handgeschreven evangelieboek met halfedelstenen, goud en filigrainwerk versierd. Het is in de oostelijke kloostergang op de begane grond te zien.

Bernulphuscodex, Reichenau, ca. 1040, band 13e eeuw, Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer

Kasteel de Haar
Een substantieel onderdeel van de tentoongestelde werken is afkomstig de collectie van het echtpaar Van Zuylen van Nijevelt- de Rothschildt. Op de ruïne van de middeleeuwse donjon van zijn voorvaderen, liet Van Zuylen door architect Pierre Cuypers een neogotisch sprookjeskasteel bouwen. 

Kasteel de Haar anno nu. Foto Dennis G. Jarvis.

Het luxe van alle comfort voorziene interieur was bepaald niet middeleeuws. De mondaine levenswijze van de baron en zijn echtgenote evenmin. Afgezien van de overdadige banketten die deden denken aan de door de Gebroeders Limbourg vereeuwigde feestmalen van de 15e-eeuwse gourmet Jean Duc de Berry.

Hangend Servies en Bestekbestek. Foto Marina Marijnen

Anders dan de disgenoten van deze hertog, die de maaltijd met de hand tot zich namen, aten en dronken de gasten van Kasteel de Haar van een ‘middeleeuws’ servies en bestek van speciaal voor de Van Zuylens gesmeed 700-delige set tafelzilver. Met een knipoog naar deze megalomane cassette heeft de vormgever Studio Ilona Laurijsse moderne plastic lepels en vorken boven het antieke tafelgerei opgehangen.

Het echtpaar Van Zuylen was gefascineerd door de moderne tijd met snelle auto’s en vliegtuigen. Barones Hélène deed destijds als een van de eerste vrouwen ooit mee aan een autorally. Je ziet een foto waarop zij zich met nauwelijks verholen trots in haar automobiel, een Dion-Bouton, liet vereeuwigen.

De drijfveer voor het verzamelen van Middeleeuwse kunst bij de Van Zuylens is volstrekt profaan. Gesouffleerd door Cuypers kochten ze wandtapijten en middeleeuwse kunstwerken, zoals het al genoemde Catalaanse altaarstuk, waarvan het middelpaneel in Van Zuylens slaapkamer belandde. De overige delen van het verzaagde altaarstuk waren in andere vertrekken te zien. Behalve authentieke Middeleeuwse stukken kochten de Van Zuylens ook neogotische objecten. Naast een vijftiende-eeuws beeld van de met pijlen doorboorde Heilige Sebastiaan stond in de kapel van het kasteel ook een Mariabeeld uit de werkplaats van het Bernulphusgilde.

Kasteel Huis Bergh
De derde verzamelaar is de Twentse textielbaron Jan Herman Van Heek; eigenaar van de spinnerij en weverij Rigtersbeek. Zijn naam is ook verbonden aan Rijksmuseum Twente, dat hij in 1930 oprichtte om de textielarbeiders in Enschede liefde voor kunst bij te brengen…

Getuige een dagboeknotitie neemt Van Heek in 1919 de belangrijkste stap in zijn leven. Met de aankoop van 117 kunstwerken uit de collectie van de neogotische ontwerper Friedrich Wilhelm Mengelberg blijft deze verzameling voor Nederland behouden. Dat was inderdaad belangrijk, want destijds verdween veel Nederlandse kunst naar de stadspaleizen van Amerikaanse nouveaux riches. Met deze deal was 195.000 gulden gemoeid; omgerekend naar de huidige waarde zo’n 1,2 miljoen euro!

Van Heek bracht zijn verzameling onder in Huis Bergh. In 1912 liet hij de kasteelruïne in oude luister herbouwen. Van Heeks voorliefde gaat, geheel in overeenstemming met de romantische tijdgeest, uit naar de eenvoudige kleine middeleeuwse werken, die nog niet zijn aangeraakt door wereldse invloeden. Het rijkversierde laat vijftiende-eeuwse drieluikje met Maria en Kind door Neri di Bicci is daar een voorbeeld van.

Een tweeluikuit Tirol omschreef Van Heek als ‘de merkwaardigste’ uit zijn verzameling. ….’Waarom precies is onbekend’… aldus het bijschrift, maar dat laat zich wel raden. De scènes uit het leven van de Maagd Maria zijn uniek! Op het linkerpaneel zit de duidelijk zichtbaar zwangere Maria te spinnen. Jozef kijkt toe terwijl een engel voor een achtergrondmuziekje zorgt. Als in een Netflix serie zijn we in het tweede paneel ineens een half jaar verder. Om te ontkomen aan de moordlustige soldaten van Koning Herodes zijn Jozef, Maria en het kind op de vlucht naar Egypte.

Het drieluik met de zogeheten Heilige Maagschap beschouwde Van Heek als zijn belangrijkste werk. In de Middeleeuwen was de voorststelling van Maria met het kindje Jezus, haar (in de Bijbel niet genoemde) moeder Anna en de rest van de familie een geliefd onderwerp. Van Heek waardeerde vooral de in prachtige kleuren geschilderde kleding.

Hans Döring, Maagschap van de heilige Anna, 1515. ‘s-Heerenberg, Kasteel Huis Bergh.

Met uitzondering van Giovanni del Biondo’s Heilige Stephanus zijn alle in de expositie getoonde objecten afkomstig uit de drie besproken collecties. Dit kleurrijke paneel van de 14e-eeuwse Florentijnse schilder werd door het Bonnefanten Museum uitgeleend. Gehuld in een bloedrood gewaad is de in de bijbel genoemde martelaar die om zijn geloof werd gestenigd, althans voor de kenner van het verhaal, herkenbaar aan de attributen op zijn hoofd.

Lest best 
In de laatste zaal worden naast het al besproken Middelrijns altaar en de Tronende Madonna uit Kasteel de Haar nog enkele topstukken getoond. Vandaag de dag is het ondenkbaar, maar Van Heek wist in 1924 de hand te leggen op een fragment van Duccio di Buoninsegna’s Maesta uit de Dom van Siena, dat in 1800 werd verzaagd en verkocht. Afgezien van twee engelen in Amerikaanse collecties is de verblijfplaats van de overige panelen onbekend.

Duccio di Buoninsegna, Engel, achterkant ca. 1308-131. ‘s-Heerenberg, Kasteel Huis Bergh

Duccio’s Engel is zodanig opgesteld dat je ook de achterkant kunt zien. De Kam spreekt over dit werk als een schilderij ‘met een rugzakje’. In het bijschrift lees ik wat hij bedoelt. Aan de achterzijde is te zien dat de engel, die oorspronkelijk deel uitmaakte van de hoofdvoorstelling, in de 18e eeuw in halfronde vorm is gezaagd en later is voorzien van de driehoekige bovenkant. Een ogenschijnlijk onbeduidend rood lakzegel geeft bovendien informatie over de herkomstgeschiedenis. In de Napoleontische tijd belandde het stuk op het Camposanto in Pisa. Van dit verzamelpunt werd roofkunst naar Parijs verscheept. Het etiket linksonder laat zien dat Duccio’s engel uiteindelijk (be)landde in de kamer van ‘Mijnheer’ op Huis Bergh.

Wil je meer weten over de markante verzamelaars die deze tentoonstelling postuum mogelijk hebben gemaakt? Ga dan terug naar de een-na-laatste zaal. Terwijl je oude foto’s bewondert kun je interviews met nazaten van- en mensen uit de omgeving van de van de verzamelaars beluisteren. Daarin komt onder anderen Astrid van Heek, de kleindochter van Jan Herman van Heek, aan het woord.

Verder lezen:

Themanummer In de Ban van de Middeleeuwen. Catharijne. Magazine van Museum Catharijneconvent. Jaargang 42, nummer 3, 2024.

René de Kam, De Utrechtse Domtoren. Trots van de stad, 2014,
Utrecht.

PAN Amsterdam 2024

Een bezoek aan de PAN Amsterdam 2024 RAI Amsterdam

Deze week bezocht ik de 37e editie van de Amsterdamse kunstbeurs, die haar naam, anders dan je wellicht zou denken, niet dankt aan de mythologische bosgod maar de letters zijn een initialisme van de titel die de initiatiefnemers voor deze beurs in 1987 bedachten: Pictura Antiquairs Nationale, PAN. In deze mega verkooptentoonstelling kun je, naar de letterlijke betekenis van het woord ‘pan’ behalve schilderkunst alle andere takken van kunst en design vinden. Het door Nynke Teynagel ontworpen Campagnebeeld geeft daarvan een duizelingwekkende inhoudsopgave!

Nynke Tynagel, Campagnebeeld PAN Amsterdam 2024

Om in enkele uren mijn weg in het overweldigende aanbod van ruim 2000 jaar kunstgeschiedenis te vinden kies ik dit jaar het impressionisme als leidmotief. Dit thema sluit mooi aan bij de actuele tentoonstelling Vive l’Impressionnisme, waarin het Van Gogh Museum herdenkt dat de stroming 150 jaar geleden werd ‘uitgevonden’.
Nou ja, uitgevonden… In 1872 gaf Claude Monet met enkele schetsmatige penseelstreken een onacademische impressie van de Le Havre bij zonsopkomst. Tegenwoordig zijn de laat 19e -eeuwse impressionisten populair, maar destijds wekten de schetsmatige, ogenschijnlijk onvoltooide momentopnames de spotlust van het publiek. Gevraagd naar de titel van het schilderij dat in 1874 getoond werd zou Claude Monet nonchalant geantwoord hebben: noem het maar Impression soleil Levant. Kunstcriticus Louis LeRoy omschreef de werken van Monet en zijn geestverwanten daarna als het werk van de impressionisten. Dat was niet als compliment bedoeld, maar de naam van een stroming was geboren. Met hun on-academische werk werden zij geweigerd op de Salon; de officiële tentoonstelling van de Academie des Beaux Arts.   

De impressionisten organiseerden daarom alternatieve exposities. De voorspelling van de laat 19e -eeuwse auteur Marcellus Emants dat hun werken… ‘nimmer den naam van kunst [zouden] kunnen verdienen’…is niet uitgekomen. De destijds beschimpte werken van Claude Monet, Berthe Morisot, Auguste Renoir, Paul Cézanne, Edgar Degas, Alfred Sisley en anderen worden vandaag de dag voor fabelachtige bedragen verkocht. Een doek met Hooibergen van Monet werd in 2019 voor 100 miljoen dollar verkocht. Bizarre gedachte dat deze werken tegenwoordig niet zelden als belegging worden gekocht, om ze na een incubatietijd in een Zwitserse kluis weer op de markt te brengen!

Mijn zoektocht naar de impressionisten van het eerste uur bleek wishfull thinking, maar op de PAN worden heel wat werken aangeboden die het etiket impressionisme verdienen. Voordat ik daarvan een korte impressie geef ga ik even terug naar het thema dat ik vorig jaar voor mijn bloemlezing koos: water.  Het in beeld brengen van dit fluïde, steeds van gedaante en tint wisselende element stelde de impressionisten voor een uitdaging. Zelfs Monet, die kon toveren met impressies van licht, lucht en water had er moeite mee. Om de schittering op het azuurblauwe water te vangen had hij naar eigen zeggen ‘een palet van diamanten en edelstenen nodig’!

Paul Leduc, Zicht op Martiques, Provence-Alpes-Cote d’Azur aan de Cote d’Azur, 1905. Foto Marina Marijnen

Op de PAN schittert Monet door afwezigheid, maar bij Kunsthandel Studio 2000 (stand 15) zag ik een mediterrane impressie die deze woorden illustreren. Paul Leducs Zicht op Martiques aan de Cote d’Azur uit 1905 verraadt dat deze schilder zo’n door Monet genoemd palet bezat.

Kim Boske (1978), Untitled, 2024. Inkjet in artist frame. 100 x 150 cm. Gallerie Flatland

Het zien van een beeldvullende bloemrijke impressie bij Galerie Flatland (stand 99) roept ook associaties op met Claude Monet. In zijn beroemde doeken van zijn tuinen in Giverny zoomde Monet vaak helemaal in op de weelderige vegetatie. Het Huis tussen de Rozen dat nu in het Van Gogh Museum getoond wordt is daar een goed, bijna abstract voorbeeld van. De titelloze inkjet van Kim Boske is in mijn ogen onmiskenbaar geïnspireerd op Monets tuinimpressies, compleet met waterlelies. Met haar fotografische werk probeert Boske de essentie van de natuur te vangen. Door het werk uit meerdere lagen op te bouwen creëert zij bovendien de illusie van diepte.  

Impressionisme in Nederland
In navolging van de Franse impressionisten bevrijdden ook Nederlandse kunstenaars zich van de academische regels. In de late 19e en vroege 20e eeuw schilderden zij luchtige, kleurrijke landschappelijke impressies en scènes uit het dagelijks leven. Bij Kunstgalerij Albricht (stand 103) vind je werk van Hendrik Jan Wolter, Ferdinand Hart Nibbrig en Co Breman (1865-1938) die vertegenwoordigd is met een kleurrijke impressie van een Wilg aan de Slootkant. Een in paarstinten neergezet Boslandschap van Jan Sluijters is tijdens het openingsweekend voor €450.000,– verkocht. Je moet er op tijd bij zijn.

Co Breeman, wilg aan de slootkant (Kunstgallerij Albricht Oosterbeek)

Van Jan Toorops hand zie je een Appelplukster en een kleine zomerse impressie van een biddend Zeeuws meisje. Samen met geestverwanten als Piet Mondriaan bracht Toorop in de vroege 20e eeuw de zomermaanden door in Domburg. Geïnspireerd door de stijl van hun Franse collega’s brachten zij het pittoreske Zeeuwse land, de folkloristische modellen en het Zeeuwse licht met kleine toetsjes van ongemengde kleuren op het doek.

Het Angelus, Olieverf/Doek 29,7 x 34,3 cm Rechtsonder gesigneerd “J.Th. Toorop” (Kunstgalerij Albricht Oosterbeek)

De titel van dit doek het Angelus is afgeleid van de begroeting van de engel die Maria de blijde boodschap brengt: Weesgegroet Maria. Hiermee past de katholieke Toorop een stukje geschiedvervalsing toe. De heersende godsdienst op het eiland Walcheren was het protestantisme. De muts van het meisje, met een typerende brede strook aan de achterkant, werd alleen door protestantse meisjes gedragen; mijn Zeeuwse grootmoeder droeg er als kind ook een. Hiermee is meteen een belangrijkste les van kunstbeschouwing gegeven: goed kijken!

We blijven even in Zeeland. Bij Ivo Bouman (stand 127) zag ik een doek met een impressie van een anders dan door Bløf bezongen Grauwe dag in Zoutelande van Ferdinand Hart Nibbrig (1866 – 1915). Bij Studio 2000 (stand 15) vind je nog een Zeeuws meisje van Jan Heyse (1882-1954) en een impressie van de Ondergaande zon boven Veere van Theo van Rysselberghe (1862-1926).

Franse impressionisten van het eerste uur heb ik niet gevonden. Bij Albricht (stand103) zag ik wel werk van Eugène Boudin (1824-1898) en Johan Barthold Jongkind (1819-1891). Deze kunstenaars worden als voorlopers van de Franse impressionisten gezien. Niet alleen door latere kunsthistorici: Monet zei het zelf:
…’C’est a lui [Jongkind] que je doit mon oeil’!..
Boudin was een van de eersten die ‘en plein-air’ haven-, strand- en stadsgezichten schilderde. Zijn Rivierlandschap bij Duinkerken uit 1889, wordt toepasselijk getoond naast Schepen op rivier van Johan Hendrik van Mastenbroek (1875-1945). Beide schilders kozen voor een lage horizon, zodat zij met een hoge wolkenlucht de sfeer van een winderige dag in krachtige toetsen konden weergeven.

E. Boudin, rivier bij Duinkerken

In het vervolg van dit stukje neem ik de naam van de vaak als licht en luchtig gedefinieerde stroming maar even ruim, want niet alle impressionistische doeken zijn licht getoonzet. De stadsgezichten van George Hendrik Breitner (1857-1923) en de landschappen van Johan Hendrik Weissenbruch (1824-1903) zijn met een impressionistische blik waargenomen, maar in een gedempt palet met hier en daar een kleurrijk accent in beeld gebracht. Breitners impressies van de dam, waarvan ik bij kunsthandel Pygmalion (stand 91) een mooi voorbeeld zag zijn exemplarisch.

George Hendrik Breitner (1857 – 1923) Dam bij avond,
Kunsthandel Pygmalion, Maarssen

De Nederlandse impressionisten zoomden vaak in op hun onderwerp.  Breitner bracht Drie vrouwen in de sneeuw  met snelle brede toetsen close-up in beeld. Deze compositie werd hem als amateurfotograaf ingegeven. De door snelle snapshots per ongeluk afgesneden beelden, gebruikte hij bewust als vernieuwend compositorisch element.

George Hendrik Breitner, Drie vrouwen in de Sneeuw, doek  70 x 100 cm

Sprekend over snelle impressies van het dagelijks leven mag Isaac Israëls (1865-1934) niet ontbreken. De getalenteerde zoon van de Haagse schilder Jozef Israëls, was met zijn schildersezel regelmatig op de boulevard van Scheveningen te vinden. Voorbijgangers waren verbaasd over de snelheid waarmee hij een portret kon maken. Toen iemand kritiek had op de korte tijd waarin Israëls zijn portret had ‘afgeraffeld’, repliceerde de schilder …’wat je ook van het portret vindt, je kunt niet zeggen dat je er te lang voor geposeerd hebt’…  Bij het zien van zijn voltooide portret meende een andere opdrachtgever dat hij nog in de grondverf stond.   
Bijzonder goed getroffen zijn Israëls impressies van een Lezende dame in het bois de Boulogne, (Albricht, stand 103), een stel dat een glaasje drinkt op een Parijs terras of een dame die een sigaretje opsteekt dat ik zag bij Mark Smit (stand 32).

Isaac Israëls, Dame die sigaret opsteekt, doek 36,5 x 28,5 cm Mark Smit kunsthandel. Foto Marina Marijnen

Israëls schilderde slechts sporadisch mannen, maar Studio 2000 biedt een portret van een ten voeten uit geschilderde Altviolist aan. Hier zie je bovendien dat Israëls niet de enige zoon van een schilder was. Ook Simon Maris (1873-1935) nam evenals zijn vader het palet ter hand. Anders dan de verstilde Hollandse landschappen van Willem Maris (1844-1910) van wie werk wordt aangeboden door kunsthandel Bies en Hein Klaver, verkoos Simon scènes uit het bruisende nachtleven. Daarvan getuigt de in gedempte tonen geschilderde vrolijke impressie van een zwarte musicus met een bevallige witte dame.

Simon Maris (Den Haag 1873 – Amsterdam 1935) Muzikanten Kunsthandel Studio 2000 Blaricum

Op de drempel van de 20e eeuw kwamen zwarte musici vanuit de VS naar het continent. In jazzcafés en nachtclubs veroverden zij niet alleen de harten van muziekliefhebbers, maar ook die van Europese vrouwen. Liefde en muziek verlenen glans aan het leven en dat zie je ook in dit doek van Simon Maris, dat tevens een interessant beeld geeft van de Jazz Age.  

Aan het einde van mijn rondgang viel mijn oog bij Mark Smit (stand 32) op een kleurrijke Van Gogh-achtige oogstscène van Johan Dijkstra (1896-1978). Interessant en actueel werk, want vanaf 30 november biedt het Groninger Museum onder de wervende titel Hoe Van Gogh naar Groningen kwam een podium aan de schilders van het Groningse kunstenaarscollectief De Ploeg.

Johan Dijkstra (Groningen 1896 – Groningen 1978) Oogsten in Noord-Groningen Olieverf op doek 60 x 91.5 cm, gesigneerd linksonder Mark Smit Kunsthandel Ommen

Alleen maar kijken is al heerlijk en kopen natuurlijk ook, maar via Pan Podium kun je ook nog wat leren. Deze week worden 40 lezingen aangeboden, waarin experts op velerlei gebied hun licht laten schijnen over kunst in de breedste zin van het woord met themalezingen over Kunst en Welzijn, Alles is Kleur en Amsterdam 750 jaar. Nadat de kunstgeschiedenis eeuwenlange his-story was, wordt in PAN Podium nu ook her-story verteld; deze blijven niet beperkt tot verhalen over vrouwelijke kunstenaars, maar ook kunstverzamelaars en vrouwelijke kunsthandelaren. Over vergeten vrouwelijke kunstenaars lees je meer in mijn bespreking van TEFAF 2023.

Waar ik mij slechts heb gericht op de schilderkunst is er nog zoveel meer te zien. Ga voor informatie over lezingen en rondleidingen naar www.Pan.nl

Geverifieerd door MonsterInsights