Zuiderzeemuseum Enkhuizen 75 jaar. Tot en met 24 september.

Havenkom Enkhuizen Compagnieshaven in avondzon

Eenentwintig juni, de langste dag. Tijd voor een korte nachtstop Enkhuizen…Fortuna is ons gunstig gezind. In het havenkommetje bij het Zuiderzeemuseum gooien wij ons anker uit; vrijwel niemand was op dat idee gekomen. Gedurende een etmaal heerste er ongehoorde rust, tot een boot met een uitzinnige jaarclub kwam binnenlopen!

Leven en laten leven; het binnen- en buitenmuseum boden een heerlijke vluchthaven.

Zicht op Zuiderzeemuseum Enkhuizen

Ter gelegenheid van haar 75-jarig bestaan is een leuke tentoonstelling te zien van ’the making of’ het buitenmuseum. In 1948 werden eerdere ideeën serieus ter hand genomen. In navolgende jaren werden gelden gegenereerd en plannen gesmeed om de aanleg van het buitenmuseum te realiseren. Onder de bezielende leiding van Siebe Jan Bouma gingen architecten aan het werk. Met tal van historische gebouwen die de naoorlogse vooruitgang rond het IJsselmeer in de weg stonden werd een heel nieuw ‘zuiderzeedorp’ opgebouwd. Winkeltjes compleet met inventaris, vissershuisjes, fabriekjes, een wasserij, een smederij en onbewoonbaar verklaarde woninkjes begonnen naast de oude kern van  Enkhuizen een tweede leven. Verwonderd wandelde ik hier al vaak door de gereconstrueerde verleden tijd. Dankzij deze expositie weet ik nu wat er bij de opbouw van dit ogenschijnlijk originele dorpje allemaal kwam kijken!


Vleeschhouwerij op transport, foto Zuiderzeemuseum en de Vleeschhouwerij zoals nu te zien is in het museum, foto Marina Marijnen

In het binnenmuseum zie je foto’s waarop de tijd even is stilgezet. Vervallen huisjes nog in situ, een bakkerswinkel die gaat sluiten en een smid bij wie het vuur voorgoed gedoofd dreigt te worden. Op enkele beelden is te zien hoe deze gebouwen van hun sokkel worden gelicht en op vrachtwagens en schepen naar hun nieuwe woonplaats worden getransporteerd. In het buitenmuseum herken ik het houten pand uit Purmerend; het onderkomen van de slagerij, compleet met hammen en zijden spek. In de fris betegelde ruimte staat heel toepasselijk voor deze hete zomerdag- een geëmailleerd bord met opschrift: Gedurende de zomermaanden zijn alle vleeschwaren in de ijskast voorradig.

Ook andere gebouwen herken ik van de transportfoto’s, zoals het kaaspakhuis uit Landsmeer en de banketbakker.  

Kaaspakhuis Landsmeer, Foto, Zuiderzeemuseum, Enkhuizen.  Kaaspakhuis Landsmeer op transport. Foto Zuiderzeemuseum

Slenterend steek je in het buitenmuseum passief heel wat -soms zelfs verrassende- kennis op. Bij een boerenhuisje lees ik: een eigen gasbel. Het tekstbord informeert dat er in het westen en noorden van ons land soms vlak onder de oppervlakte gas kon worden gewonnen. Via een brongasinstallatie in de achtertuin werd je gasfornuisje gevoed. Ideaal: zonder instortingsgevaar of angst voor muur scheuren denk ik. Wegens praktische en financiële bezwaren raakte deze wijze van gaswinning echter na WOII in onbruik.

Er is nog meer in onbruik geraakt. Dit lot trof ook de vervallen gereformeerde Wieringer kapel uit Den Oever. Ook hier bood het Zuiderzeemuseum uitkomst. Het intieme godshuis maakte niet alleen in profane zin een doorstart; enkele jaren geleden waren wij hier getuige van een kerkelijke huwelijksvoltrekking. Met een jawoord verankerd in deze mooie historie zit je gebeiteld!


Wieringer kapel, Den Oever. Foto Zuiderzeemuseum, Enkhuizen. Dia Wieringer kapel. Zuiderzeemuseum. Foto Marina Marijnen

Monopoly|
Hoe breng je zo’n historisch potje monopoly in kaart? Daar zijn heel wat uren achter de tekentafel aan vooraf gegaan. In de tentoonstelling zie je de ontwerptekeningen. In het buitenmuseum zie je wat er van die plannen terecht is gekomen. Een geweldige impressie van de inmiddels voltooid verleden tijd van ons land in de late 19e en vroege 20e eeuw. Gebouwen en huisjes met authentieke inrichting en figuranten in historische kleding, die graag iets over het leven in hun werkplaats of winkeltje vertellen. In een eenvoudig stulpje werd ik zelfs uitgenodigd om tijdens het middageten een vorkje mee te prikken! Tja, dat zijn leuke dingen voor de mensen, om met de woorden van cabaretier Paul van Vliet, die inmiddels ook geschiedenis is, te spreken.

Een brug te ver. Foto Zuiderzeemuseum Enkhuizen.

Tijdens het verwerven van historische panden en bouwkundige kunstwerken was er behalve lof ook kritiek. Die van Jorwerd, waar God later ook zou verdwijnen, wilden hun oude brug niet afstaan voor het nieuwe museum. Hoewel ze protesteerden hielp er geen lieve vader of moeder meer aan.
Gelukkig maar. In het Zuiderzeemuseum kunnen jong en oud genieten van living history.

Een plek waar de bezoekers het zeezout op hun tong proeven, de vis ruiken, de wind en zon op hun huid voelen, getimmer horen en verblind worden door de kleurenpracht van de klederdracht. Een totaalbeleving aldus de website van het museum.

En inderdaad; jonkies zullen met ongeloof kijken naar de manier waarop hun overgrootmoeders de was deden, terwijl hun oma’s een Aha Erlebnis ervaren bij het zien van een pak Radion zeeppoeder en een zakje Reckitblauw, waarmee zij de witte was nog witter kregen!
De toegangspoort en de bruggen van het museale Zuiderzeedorp zijn vrolijk versierd en er zijn tal van feestelijke evenementen.

Versierde toegangspoort Zuiderzeemuseum 75 jaar. Foto Marina Marijnen

De tentoonstelling 75 jaar Zuiderzeemuseum is tot en met 24 september in het Binnenmuseum te zien.

Zie www.zuiderzeemuseum.nl

Ode aan Antwerpen; het Geheim van de Hollandse Meesters. tot en met 17 september in Museum Catharijneconvent in Utrecht.

Jan Anthonisz. van Ravesteyn, Memorietafel van A. van Maeusyenbroeck en A. Elant (detail), 1618. Utrecht, Museum Catharijneconvent, foto Marco Sweering

Over aandacht in Nederlandse musea hebben onze artistieke Zuiderburen dit jaar niets te klagen! Drie toonaangevende musea hebben aandacht besteed aan Vlaanderen.

In het Frans Hals Museum was eind vorig jaar de boeiende tentoonstelling Nieuwkomers. Vlaamse kunstenaars in Haarlem 1580-1630 te zien. Aan de hand van Frans Hals, Karel van Mander en anderen werd getoond hoe de stijl van deze Vlaamse immigranten in Haarlem voor grote veranderingen zorgden in de schilder- en beeldhouwkunst van die tijd.   

Tot en met 20 augustus is in het Haagse Kunstmuseum de tentoonstelling Vlaams Expressionisme; heerlijke herinneringen te zien. Een impressie van deze leuke tentoonstelling met vaak humoristische werken uit ‘the roaring twenties’ leest u elders op deze site.

In de expositie Ode aan Antwerpen; het Geheim van de Hollandse Meesters gaan we in het Catharijneconvent weer terug in de tijd. Zoals ook in het Frans Hals Museum te zien was konden Vlaamse schilders er in de 16e eeuw ook al wat van. Sterker nog: met hun letterlijk en figuurlijk gevarieerde palet en onderwerpkeuze legden de 16e en 17e eeuwse voorgangers van voornoemde Vlaamse expressionisten de basis voor hun kunstbroeders in de Noordelijke Nederlanden. Waarmee ik meteen het in de subtitel genoemde publieke ‘geheim’ prijsgeef. In het navolgende leest u een bescheiden impressie.

De verhelderen zaalteksten bieden de gelegenheid om uw kennis van de wellicht wat weggezakte ‘vaderlandse geschiedenis’ ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog op te frissen.

Wegens de vervolging van andersdenkenden waren de Noordelijke Provincies in 1568 in opstand gekomen tegen hun katholieke koning Filips II van Spanje. Na de val van Antwerpen, waarbij de calvinistische Scheldestad in 1585 weer in katholieke Spaanse handen was gevallen, zochten veel Vlamingen het om religieuze en economische redenen letterlijk hoger op. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden streken zij niet alleen neer in Haarlem, maar ook in Zeeland en Amsterdam.

Sebastiaan Vranckx, De Wereldhaven van Antwerpen, 1616-1618, Antwerpen The Phoebus Foundation.

In hun geestelijke bagage reisde niet alleen het zuidelijke savoir-vivre mee. Met hun kennis van velerlei zaken en artistieke ideeën gaven de immigranten daar een enorme impuls aan het economische en artistieke leven.

In geen tijd verdubbelde de Amsterdamse bevolking; driekwart van dat aantal bestond uit immigranten! Vanuit Vlaams perspectief raakte Antwerpen door deze exodus geleidelijk aan haar leidende positie in de toenmalige wereldhandel kwijt aan Amsterdam. Toen Antwerpen weer in Spaanse handen was gevallen bleef de vloot die uitgevaren was om de de stad te bevrijden als blokkade op de Schelde liggen, waardoor de overzeese handel onmogelijk werd. De protestanten in Antwerpen konden kiezen of delen: terugkeren in de schoot van de Katholieke moederkerk of vertrekken. Velen kozen voor de laatstgenoemde optie. In een schilderij van Sebastiaen Vranckx met het havenhoofd van Antwerpen is, temidden van alle bedrijvigheid te zien hoe mensen, onder wie een zogende moeder, met have en goed wachten om scheep te gaan naar het veilige Amsterdam. Het inwonertal van de stad halveerde van 100.000 naar 50.000 zielen. Met de gouden eeuw van Antwerpen als haven- en handelsstad was het gedaan. 

In de tentoonstelling worden vele glorieuze voorbeelden van Vlaamse schilderkunst getoond: klinkende namen van o.a. Peter Paul Rubens, Jacob Jordaens, Sebstiaan Vranckx, Frans Francken II, Joachim Patinir, zijn leerling Herri met de Bles en leden van de Antwerpse school als Quinten Massijs, Joos van Cleve, Maerten de Vos en Pieter Coecke van Aelst.

Met de komst van de zuiderlingen raakten de noorderlingen ook bekend met de vormentaal van de Italiaanse Renaissance. Van groot belang in de verspreiding van die vormentaal was de schilder Pieter Coecke van Aelst. Hij wordt met recht gepresenteerd als een uomo universale, zoals artistieke alleskunners als Leonardo en Michelangelo in Italië werden genoemd. Van Aelst kon niet alleen goed schilderen, maar hij ontwierp ook glas-in-loodramen, tapijten en prenten. De bereisde Van Aelst was bovendien toegerust met een talenknobbel. Hij vertaalde Italiaanse verhandelingen over architectuur van Vitruvius (1e eeuw v. Chr.) en Sebastiano Serlio (1475-1554) in onse spraeck, aldus schilders biograaf Karel van Mander. Dankzij Van Aelst publicaties werd de vormentaal van de Italiaanse Renaissance ook in onze contreien verspreid. In de tentoonstelling is een hele sectie aan werk van Pieter Coecke van Aelst gewijd.

Talloze malen stond ik -succes verzekerd- met groepen stil bij een van zijn werken in de collectie van het Catharijneconvent. Een pikante impressie van Jozef en de Vrouw van Potifar, geënsceneerd tegen een op de architectuur van de Romeinse oudheid geïnspireerd decor. De deugdzame en zeer gewaardeerde huisbediende van de rijke Potifar wordt op een ochtend in negligé achternagezeten door de minder deugdzame echtgenote van de heer des huizes.

In de calvinistische Republiek hoefde niemand de bijbel erop na te slaan. Iedereen kende het verhaal van het door zijn jaloerse broers tot slaaf gemaakte lievelingszoontje van hun vader. De beelden spreken voor zich, maar degenen die deze story niet paraat hebben verwijs ik naar het Bijbelboek Genesis 39:1 e.v. waarin Jozefs ijzingwekkende levensverhaal is opgetekend, dat met een happy end een filmscenario waardig is

Pieter Coecke van Aelst, Jozef vlucht weg voor de vrouw van Potifar, ca. 1540. Utrecht, Museum Catharijneconvent

Na de reformatie viel de Rooms-katholieke kerk in de Noordelijke Nederlanden als belangrijkste opdrachtgever weg. Schilders gingen zich specialiseren in onderwerpen voor de vrije markt. Verschillende soorten stillevens, zee- en stadsgezichten en talloze binnenhuisscenes. In de tentoonstelling is die ontwikkeling, onder invloed van die Vlaamse instroom in grote stappen te volgen.

Door de kruisbestuiving tussen Vlaamse en Noord-Nederlandse stijlen ontstonden in de schilderkunst nieuwe genres. Het zal de bezoekers van de tentoonstelling wellicht verbazen dat Amsterdam ten tijde van die Vlaamse immigratiegolf slechts 20 kunstschilders telde. Rond het midden van de 17e eeuw zou hun aantal uitgroeien tot ca 175.

In de tentoonstelling is een bijzondere co-productie tussen Vlaamse en Amsterdamse kunstenaar te zien. Een drieluik met Rust op de vlucht naar Egypte van Pieter Coecke van Aelst, dat door een echtpaar in de Republiek werd gekocht. Op de onbeschilderde zijluiken bracht Dirck Jacobszoon in Amsterdam vakkundig hun portret aan, waarbij hij het landschap in de achtergrond liet doorlopen. Let op het kleurverschil van de pigmenten!

Pieter Coecke van Aelst en Dirck Jacobsz., Drieluik met Rust op de vlucht naar Egypte, ca. 1535. Utrecht, Museum Catharijneconvent

Vormt in dit werk het religieuze onderwerp nog het hoofdonderwerp, in Keukenscène met Jezus en de Emmausgangers van Joachim de Beuckelaer van ca. 1560-1565 is het bijbelverhaal, ten koste van een overdadige uitstalling van kostelijke etenswaren, gereduceerd tot een stipje aan de horizon. Staaltje van 16e eeuwse secularisering.

Joachim de Beuckelaer, Keukenscène met Jezus en de Emmaüsgangers, ca. 1560-1565. Den Haag, Mauritshuis

Ode aan Antwerpen is een traditionele tentoonstelling, zoals het oudere publiek dat van het Catharijneconvent gewend is. De tentoonstelling is samengesteld met eigen werk, bruiklenen van het Rijksmuseum, het Mauritshuis en The Phoebus Foundation in Antwerpen. De schilderijen zijn niet alleen een lust voor het oog, ze vormen ook een intellectuele uitdaging. Kijkend naar de uitgebeelde voorstellingen kan de bezoeker zijn/haar/hun Bijbelkennis en die van genoemde profane takken van schilderkunst toetsen.

Jammer dat deze interessante tentoonstelling plaats vindt in het museale laagseizoen. Op een mooie junimiddag liep ik nagenoeg alleen door de zalen van het convent.

Goed nieuws voor wie niet genoeg kan krijgen van de Vlaamse schilderkunst: dit najaar organiseert het Noordbrabants Museum een grote tentoonstelling gewijd aan het werk van Jan Brueghel de Oude en familie, waarover te zijner tijd meer op dit blog.

Ode aan Antwerpen. Het Geheim van de Hollandse Meesters, tot en met 17 september in Museum Catharijneconvent Utrecht.

Link: Museum Catharijneconvent, Ode aan Antwerpen

Impressie van Vlaams Expressionisme, Kunstmuseum Den Haag tot en met 20 augustus.

Edgard Tytgat (1879-1957), Herinnering aan een zondag, 1926, olieverf op doek, 89 x 116,5 cm, Museum Dhondt-Dhaenens, Deurle © Edgar Tytgat / Pictoright 2023

Op het Belgische platteland lijken de ‘roaring twenties’ op het eerste gezicht ver weg. Maar wie goed luistert hoort de moderne jazz over de rivier de Leie schallen’

Met deze verlokkende op Edgar Tytgats Herinnering aan een zondag geïnspireerde woorden opent de voorjaarstentoonstelling over het zogenoemde Vlaams Expressionisme in het Haagse Kunstmuseum.

Tijdens een exclusieve voorbezichtiging geven directeur Benno Tempel, conservator Thijs de Raedt en gastconservator Peter J.H. Pauwels tekst en uitleg. De tentoonstelling is samengesteld met werken uit de eigen collectie, de Phoebus Foundation en dankzij de goedkeuring van het Vlaams Topstukkendecreet zijn ook bijzondere werken uit Belgische collecties te zien.

Gustave de Smet (1877-1943), De plezierboot, 1925, olieverf op doek, 71,5 x 79 cm, The Phoebus Foundation, Antwerpen

Een prelude informeert de bezoeker dat er eind 19e eeuw in Vlaanderen een internationaal gekleurde artistieke wind waaide. Begin twintigste eeuw restte daarvan nog slechts een slap aftreksel. Emile Claus (1849-1924), Frits van den Berghe (1883-1939) en Gustave de Smet (1877-1943) schilderden weliswaar plezante, maar weinig vernieuwende werken met gemakkelijke onderwerpen gedaan in luministische toets. Zomerse landschappen en tuinscènes, waarin echo’s van de Franse impressionisten doorklinken. Een sluimerende, halfnaakte Renoirachtige dame; een idyllische balkonscène in de avondzon beide van Léon (de getalenteerde broer van Gustave) de Smet; en het sterk door Monet beïnvloede Matin de juin uit 1908 door Emile Claus. In de expositie zag ik zegge en schrijve één schilderij gemaakt door een vrouw: Anna de Weert. In haar Bloemen in de tuin uit 1912 zoomt zij in op een weelderig bloeiende voorjaarstuin. Met de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog komt een einde aan deze zoetgevooisde episode in de Vlaamse kunst.

Blaricum
Uitgeweken naar het neutrale Nederland maken Van den Berghe en De Smet kennis met het internationale modernisme. Invloeden van het fauvisme, kubisme, het Italiaanse futurisme en zelfs invloeden van abstracte kunst vinden hun weg naar hun ateliers. Resulterend in een mengstijl die aangeduid wordt als Vlaams Expressionisme. Deze term is echter enigszins verwarrend. De stijlaanduiding Expressionisme roept expressieve werken op, met heftig vormgegeven onderwerpen die in knallende kleuren op het doek zijn gebracht. Maar met de benaming Vlaams expressionisme werden indertijd alle nieuwe moderne kunstuitingen aangeduid die niet onder het Impressionisme of Luminisme konden worden gerangschikt.  

Hubert Malfait (1898-1971), De fietser, 1927, olieverf op doek, 120 x 82 cm, The Phoebus Foundation, Antwerpen

Kunstmuseum den Haag, impressie van Vlaams expressionisme

Vondsten uit Fort Vechten tot en met augustus 2024 in het Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.

Met vondsten van de archeologische vindplaats bij Bunnik is in het RMO een kleine, informatieve expositie te bewonderen. Ingericht met resultaten van opgravingen die sinds de negentiende eeuw onder auspiciën van het RMO, Defensie, het Utrechtse Archeologisch Instituut èn inspanningen van ‘schatgravers’ aan het licht kwamen. Deze spannende geschiedenis wordt in de tentoonstelling geïllustreerd met objecten en oude tekeningen, onderzoeksverslagen, foto’s en vondsten die amateurs met de metaaldetector in de storthopen ontdekten. De archeologische puzzelstukken die bovengronds kwamen getuigen in stilte van de bedrijvigheid die ooit heerste in het Romeinse grensfort dat hier van de eerste tot de late vierde eeuw bemand was. Met betonnen platen is van de laatste bebouwingsfase een plattegrond gereconstrueerd. Staand op het plateau naast het Waterlinie Museum bij Bunnik wordt de indrukwekkende omtrek van Fectio duidelijk!  

Helmen uit Vechten, Collectie en foto RMO

Het relatief onbekende Fectio was zelfs groter dan het nu bekendere Forum Hadriani bij Voorburg. Fectio vormde een schakel in een lange keten van verdedigingsforten die vanuit Dacië (Roemenië) tot in ons land langs natuurlijke grenzen werden aangelegd. De noordgrens van het rijk werd in ons land langs (vertakkingen van) de Rijn aangelegd. De zogeheten Limes staat sinds 2021 genoteerd op de Werelderfgoedlijst van Unesco; de organisatie die  het behoud van cultureel erfgoed beoogt.

In ons land telde de Limes van Nijmegen tot aan Katwijk aan Zee zo’n twintig forten, waarvan vier in de provincie Utrecht: Fort Laurium bij Woerden, Castellum Hoge Woerd bij de Meern, Traiectum onder het Utrechtse Domplein en Fort Fectio bij Bunnik. Strategisch gelegen aan de toenmalige splitsing van de Rijn en de Vecht was Fectio een belangrijke post. Zo belangrijk dat Keizer Caligula (37-41 n. Chr.) de legerplaats rond het jaar 40 n. Chr. bezocht, al blijft dit in de tentoonstelling ongenoemd. Het tastbare bewijs voor dit hoge bezoek ligt in Museum Castellum Hoge Woerd, het kleine broertje van Fort Fectio. Een duig van een wijnvat dat in Vechten is gevonden draagt een brandmerk met de initialen van keizer Caligula. Ter voorbereiding op een uitval naar Brittannia besloot Caligula een dienstreis naar het hoge noorden te maken, maar … non sine vino meo!

Unieke inscriptie van officiële titel van keizer Caligula: G CAE AUG GER, op duig van wijnvat © Collectie provincie Utrecht, foto RMO

Tijdens de voorbezichtiging verklapt directeur Wim Weiland dat deze expositie nog maar een voorproefje is van een grote expositie over deze belangrijke Romeinse versterking. Intussen wordt ook al hard gewerkt aan een voor volgend jaar geplande tentoonstelling over Romeinse Villa’s.  

Houten geheugen
Even terug naar het wijnvat van keizer Caligula. In de zogenoemde Houtkamer van Museum Hoge Woerd wordt het ‘houten geheugen’ van Romeins Nederland bewaard. Een speciale permanente tentoonstelling ingericht met (fragmenten van) houten objecten en gebruiksvoorwerpen die in de natte bodem van Neder Germania wonderwel ‘vacuüm verpakt’ bewaard zijn. Voor de datering zijn deze archeologische vondsten van onschatbare waarde. Aan de hand van de jaarringen sequentie, de dendrochronologie, kunnen wetenschappers daar nauwkeurige uitspraken over doen.

In De Meern is daarvan een aanschouwelijk voorbeeld te zien. Op een schijf van een in de winter van 124/125 gekapte boom markeren gekleurde vlaggetjes vier belangrijke historische gebeurtenissen, waaronder de moord op Julius Caesar (44 v. Chr.), de stichting van Castellum Hoge Woerd (rond 40 n. Chr.) en de opstand van de Bataven (69-70).

In deze opstelling wordt ook aandacht besteed aan het eigentijdse begrip recycling, dat de Romeinen -niets nieuws onder de zon- ook al in praktijk brachten.

In de Leidse tentoonstelling zie je eveneens voorbeelden van hergebruik, zoals wastafeltjes gemaakt van de afgedankte duigen van een wijnvat en de stili, schrijfstiften waarmee daarop werd geschreven. De enigszins uitgediepte houten plankjes werden met zwart gemaakte was bestreken, waarna ze fungeerden als een herbruikbaar notebook. Met behulp van een geavanceerde camera, een zogeheten Dome, kunnen knappe koppen van de soms talrijke in het hout over elkaar doorgedrukte teksten nog wel eens tekstfragmenten ‘destilleren’. Over dit ‘bovengrondse opgraven’ lees je meer in het bij de tentoonstelling verschenen publieksboekje.   

Schrijfstift uit Vechten, Collectie en foto RMO

Vechten in de Romeinse tijd
Uit verschillende geschreven bronnen en sinds de 16e eeuw gevonden oudheden was Romeinse aanwezigheid nabij Bunnik bekend. Julius Caesar die delen van ons land in de eerste eeuw v. Chr. veroverde noteerde zijn bevindingen in het boek De Bello Gallico. Ook de Middeleeuwse kopie van een Romeinse wegenkaart, de Tabula Peutingeriana, verschaft informatie over de grensforten van het Romeinse rijk.

Bij de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie kwamen tussen 1867 en 1870 velerlei Romeinse objecten en sporen van Romeinse gebouwen en wegen aan het licht. Ook werd een oude van beschoeiing voorziene rivierarm ontdekt met resten van een brug; grafurnen en van lege wijnvaten gemaakte waterputten.

Bij navolgende opgravingen, die in de jaren ’70 en ’90 bij de verbreding van de A-12 plaatsvonden, kwamen sporen van het na 170 in steen opgetrokken fort aan het oppervlak. De opgegraven bitten, hoofd- en borstversierselen van paarden en niet te vergeten fraai versierde ruiterhelmen bevestigen de veronderstelling dat hier destijds een detachement ruiters gelegerd was. Daarvan getuigt bij ook de tekst op de grafsteen voor een zekere Valens, zoon van Brititralis …’oudgediende van de eerste ruitereenheid van de Thraciërs’….

Grafsteen voor Valens, de zoon van Brititralis, 125-300 na Christus

Ook de tekst op het aan Jupiter, Apollo en andere goden gewijde altaar van Quintus Antistius Adventus is interessant. Deze geeft een inkijkje geeft in de reizen die deze hoge Piet -hij was keizerlijk stadhouder- beroepshalve ondernam.

Voor we een virtueel bezoekje aan de tentoonstelling brengen, nemen we even een kijkje op de ‘site’ van fort Fectio. Op een plateau naast het Waterlinie Museum ligt, zoals gezegd, sinds 2019 een op ware grootte -150 x 180 meter- gereconstrueerde plattegrond van Castellum Fectio. De impressie is gebaseerd op de resten van het zevende stenen fort, dat hier vanaf de tweede eeuw tot 275 n. Chr. bemand was. Voorzien van Latijnse namen geven betonnen platen de gebouwen van het fort weer. De wat klinische reconstructie wordt langs de periferie opgeleukt met in het beton gevatte originele vondsten: fragmenten van terra sigilata, het roodgebakken ‘Wedgwood van de Oudheid’ en een met parelrand versierd stukje terra nigra. Naast de voorhal van het aangrenzende Waterliniemuseum is een zaaltje met Romeinse oudheden ingericht. Hier zie je ook een replica van de Peutingerkaart, waarop Fectio duidelijk leesbaar is aangegeven. Op deze kaart is het kleine grensfort in de Meern niet te vinden, maar dat het daar gelegen heeft staat onomstotelijk vast.

Opgravinsgeschiedenis
In de expositie wordt de opgravingsgeschiedenis van Fort Vechten  chronologisch in beeld gebracht. De bezoeker maakt kennis met de archeologen van het eerste uur: August Eduard Remouchamps en zijn navolgers, onder wie hoogleraar Caspar Reuvens, de eerste directeur van het Rijksmuseum van Oudheden. Aan de persoon van Remouchamps is een morbide anekdote verbonden: hij overleed in 1927 aan de gevolgen van een in Fectio opgelopen infectie.

Ook niet-archeologen droegen hun steentje bij. In deze sectie ontmoeten we de gesoigneerde militair Guillaume Marcella (1836-1875). De met een martiale snor toegeruste kapitein was in 1876 als ingenieur, letterlijk en figuurlijk betrokken bij de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hij bracht uitvoerig verslag uit van de vondsten die tijdens het grondverzet aan het licht kwamen. Interessant zijn de foto’s van nors kijkende, noeste arbeiders, die op klompen in de modder het zware handwerk verrichten. Doordrongen van de ernst van de zaak kijken de mannen met ‘hipsterbaarden’ vanonder hun petten even op van hun graafwerk. In de voorgrond ontdek ik de ronde vorm van waterput. Zou dit het lege wijnvat van Caligula zijn?

Opgravingen uit 1892-94. Mannen met baarden,

Op een van de foto’s kom ik een oude bekende tegen. De archeoloog Cor Kalee onder wie ik in de winter van 1982-1983 als archeologiestudent meewerkte aan een van de eerste opgravingen in Leidsche Rijn. Kalee zag het belang van de vondsten van de ‘schatgravers’ in en begon deze serieus te inventariseren.

Op de plek van het onder een boomgaard verscholen Romeinse grensfort, is -daarvan konden we destijds slechts dromen- het Archeologie Museum Castellum Hoge Woerd verrezen.

Castellum De Meern

Terug naar Fort Vechten. Aan de hand van zo’n 100 archeologische vondsten komt de verborgen geschiedenis van Fort Fectio tot leven. De resultaten van de officiële opgravingen zijn in de opstelling aangevuld met de objecten van verzamelaars. Van dédain over schatgravers hier geen spoor (meer). Integendeel: gewapend met metaaldetectoren diepten zij uit de storthopen die bij voornoemde wegwerkzaamheden werden opgeworpen, veel waardevol materiaal op.

Onder het gebint van het RMO worden ze gelijkwaardig naast de officiële opgegraven objecten getoond. De vitrines zijn gevuld met altaartjes en grafmonumenten met informatieve inscripties. Op een daarvan is de naam van het fort genoteerd: Fectio, de Latijnse aanduiding voor de rivier de Vecht. De inscripties informeren ons ook over de multiculturele samenleving van Fectio en de bewoners van naastgelegen grote kampdorp (vicus), waar ‘neringdoenden’, handelaren, herbergiers en vrouwen en kinderen van de soldaten woonden. Deze werden tot het jaar ’70 uit de lokale Bataafse bevolking gerekruteerd. Maar na de Bataafse Opstand (69-70) werd deze praktijk verlaten. Soldaten voor de hulptroepen (auxilia) kwamen voortaan van verre streken. De gedachte was dat kerels die geen binding met de omgeving hadden niet snel in opstand zouden komen. Zowel in de Meern als in Fectio waren bijvoorbeeld Thraciërs gestationeerd. In de tweede eeuw lieten leden van het ruiteronderdeel uit de Balkan, de zogenoemde Ala I Thracum, hun sporen in Fectio achter.

Privéverzamelingen                                                                                           
Een substantieel onderdeel van de expositie is afkomstig uit de privéverzamelingen van de gebroeders Elberse, Jan Van Putten en Pim Wttewaell. Na melding bij de autoriteiten mochten de eerlijke vinders hun buit houden. Zichtbaar tevreden slaan de eigenaren, van wie ik enkele van hun jeugdfoto’s herken, de bewonderaars van hun vondsten gade. Zij kunnen met recht trots zijn. Sinds 2021 zijn hun vondsten geïnventariseerd en op de website van het RMO te vinden.

Mantelspelden uit Vechten, Collectie en foto RMO

Hoe klein of fragmentarisch ook, voor archeologen zijn hun vondsten van onschatbare waarde. Stukjes stucwerk verduidelijken de aanwezigheid van veelkleurige fresco’s die de Romeinse vertrekken sierden. Daarnaast geven voorbeelden van prachtig soms nog gaaf bewaard glaswerk, ander gebruiksgoed als olielampjes, mantelspelden, schrijfstiften, kammen, een verfijnde slangenring, en spelsteentjes een inkijkje in het toenmalige leven van alledag.

Er is zelfs een complete houten emmer met ketting gevonden waarmee water kon worden geput. In de vitrines zie je ook enkele complete voorwerpen en scherven van het luxe Romeinse aardewerk: terra sigilata (gestempelde aarde) dat weleens aangeduid wordt als het Wedgwood van de Oudheid. De stempels vertonen de namen van de pottenbakkers onder wiens handen de objecten ontstonden. Het boekje geeft interessante informatie over de verschillende modellen en de centra waar dit aardewerk werd gemaakt, zoals Arezzo en diverse steden in Frankrijk en Duitsland.  

Terra sigillata uit Vechten, Collectie en foto RMO

In de vitrines liggen ook schoenen in soorten en maten. Misschien denk je:  ach wat oude schoenen, maar variërend van bespijkerde soldatenschoenen, eenvoudige en modieuze sandalen, kinderschoentjes, slippers en tot luxe opengewerkte elegante schoenen, vertellen ze elk een eigen verhaal. Niet alleen over de dragers, maar ook over de mode van die tijd. Wat dat betreft treden hedendaagse Italiaanse ontwerpers van schoenenmode in het voetspoor van hun modebewuste voorvaderen.

Conservator Jasper de Bruin besloot zijn inleiding met een toekomstwens voor Fectio. De site verdient in zijn ogen meer dan een betonnen plattegrond. Als het aan hem ligt verrijst in Vechten een nieuw museum. Tijdens zijn vertoog lijkt co-auteur Rien Polak deze wens te delen. Polak, die als hoogleraar aan de Radboud Universiteit, sinds lang betrokken is bij de opgravingen in Vechten voorziet problemen. De site die ongelukkigerwijs ingeklemd ligt tussen voor ons land belangrijke infrastructuur: de spoorlijn Utrecht Arnhem en de A12 zal bij eventuele uitbreidingen wederom bedreigd worden.

Geschoold als archeoloog ben ik geprogrammeerd om te denken: voorlopig liggen de Romeinse resten nog veilig opgeborgen in het bodemarchief. Wanneer dat door werkzaamheden bedreigd wordt moet de bodemverstoorder overeenkomstig het van 1992 daterende Verdrag van Malta archeologisch onderzoek faciliteren.

Bij het zien de expositie komt de schatgravers mentaliteit van mijn kindertijd echter weer bovendrijven en neemt mijn fantasie een hoge vlucht. Wat zou er onder het Waterlinie museum, de spoorlijn, de plattegrond van het fort en het asfalt van de A-12 nog allemaal in de bodem zitten? Denkend aan een badhuis, een tempel en misschien zelfs een theater zou ik wensen dat de snelweg snel verbreed moet worden!

Bibliografie

J. de Bruin, Vondsten uit Fort Vechten, Rijksmuseum van Oudheden, Leiden, 2023.

Link naar mijn artikel over Archeologie museum Hoge Woerd, de Meern.

www.Romeinen.nl

Andiamo a Milano! Een selectie van bezienswaardigheden in Noord-Italië.

Direct na aankomst gaan wij op weg naar de Duomo. In een bocht van de Via Dante krijgen we onverwacht de door de late middagzon aangelichte gevel in het vizier. Dit beeld zag ik vorig jaar in een schilderij van Petrus Tetar van Elven (1828-1908). Met zijn Veduta Fantastica dei Principali Monumenti d’Italia, een gedroomde visuele top tien van Italiaanse bezienswaardigheden maakt de schilder het onmogelijke mogelijk: visit Italy in one day!  De Milanese dom verheft zich op majestueuze wijze boven de grillige kustlijn van Genua; geflankeerd door de San Marco van Venetië. Via de Sint Pieter die zich fantasievol aftekent tegen het decor van de Vesuvius keren we terug in Milaan.

Petrus Tetar van Elven (1828-1908), Veduta Fantastica dei Principali Monumenti d’Italia, Galleria d’Arte Moderna,Genua

Het exterieur van de Dom biedt met haar rijke gebeeldhouwde façade al een overweldigende impressie, maar van het interieur word je helemaal stil. Tweeënvijftig reusachtige pijlers dragen het dak van de immense binnenruimte, waarin het licht door kleurrijke glas-in-loodramen naar binnen valt. Met grafmonumenten en altaarstukken wordt de herinnering aan heiligen en aartsbisschoppen van Milaan levend gehouden. De eerste van een lange lijst is ‘Barnaba Apostolo’. Een hoofdrol is weggelegd voor de 4e -eeuwse kerkvader Ambrosius, wiens naam we elders in de stad nog vaak tegenkomen.

Tijdens de bezichtiging valt mijn oog op het beschilderde orgelluik voorstellende de Geboorte van de maagd Maria: Santa Maria Nascente aan wie de dom gewijd is. Juist wanneer ik mij afvraag hoe dat orgel zou klinken vult de kathedraal zich op plotseling met eerst nog oorstrelende, daarna oorverdovende klanken. Na Bachs Erbarme dich en Schafe können sicher weiden, zet de organist bij Saint Saëns Orgel Sympfonie even later alle registers open.

Carlo Pellicani Maagd Maria 1774

In het Museo del Duomo worden altaarstukken van Tintoretto, sculpturen,  ontwerpschetsen en bozzetti -proefstukken- van de marmeren reliëfs die de negentiende -eeuwse façade sieren bewaard, zoals de voorstelling Judith onthoofdt Holofernes. Tussen deze oude kunstwerken staat een ogenschijnlijk moderne sculptuur van roestig oud ijzer. Schijn bedriegt: het staketsel is het geraamte van de met een verkleinwoord aangeduide Milanese Madonnina, waarvan we op de binnenplaats van de aanpalende San Gottardo een kopie zagen. Nou ja: Madonnaatje…Haar lengte bedraagt drie meter, maar vanaf het Piazza del Duomo is het originele Mariabeeld gereduceerd tot een goud getint stipje aan de blauwe hemel.

In de nabijgelegen Galleria Emanuele II genieten we na deze eerste indrukken van een coteletto Milanese. De patate fritte worden op z’n Italiaans zonder mayo geserveerd. Mayonaise? Nessun problema! In het chique restaurant Biffi Duomo wordt even later –pazzi Olandesi– een gloednieuwe plastic fles onvervalste Calvé mayonaise neergezet; buon appetito!

In de Pinacoteca di Brera komen veel echo’s uit mijn studietijd boven. Op de fundamenten van een ouder klooster stichtten Jezuïeten hier in de 16e eeuw een kenniscentrum met bibliotheek en kunstcollectie. Keizerin Maria Theresia van Oostenrijk opende hier in 1773 de Accademia di Belle Arti. Bij binnenkomst ziet de bezoeker de vingeroefeningen van schilders leerlingen die hier de kunst van hun illustere voorgangers afkeken. In 37 zalen krijg je zeven eeuwen kunstgeschiedenis voorgeschoteld. Voor wie dit niet kan behappen is een handzaam boekje langs 30 niet te missen topstukken beschikbaar: A occhi aperti Trenta capolavori imperdibili!

Ruim veertig jaar na het college waarin ik kennis maakte met de vroeg-Italiaanse renaissance kunstenaars sta ik oog in oog met Mantegna’s Bewening van de dode Christus uit 1483. In dit wereldberoemde werk is voor het eerst een perfect in het verkort liggend lichaam weergegeven. De blote voeten van Christus steken bijna tastbaar en enigszins blasfemisch uit het schilderij. Hier hangt ook het indrukwekkende altaarstuk dat Piero della Francesca in 1475 voor Federico Montefeltro schilderde. In deze zogeheten Sacra Conversazione gaf de schilder de devote hertog van Urbino met zijn goede kant weer. De rechterzijde van zijn gelaat was tijdens een gevecht ernstig verminkt.

Om het nijpende tekort aan expositieruimte onder de aandacht te brengen zijn in de zalen met oude kunst metershoge vitrines met 19e en 20e -eeuwse topstukken opgesteld.

Rafaello Sanzio, Het Huwelijk van de Maagd Maria, 1505. Doek, 170 x 118 cm Pinacoteca di Brera

De Brera bezit ook Rafaels fabelachtige Huwelijk van de Maagd Maria (1504). Tal van trouwlustige jongemannen dongen naar haar hand. Het was moeilijk kiezen, maar volgens de Legenda Aurea kwam het lot haar op miraculeuze wijze te hulp. De man wiens staf zou bloeien werd uitverkoren. De beschouwer weet het allang, maar in het tafereel is de ware Jacob nog maar net bekend geworden. Rafaël bracht de ontgoocheling van een afgewezen elegant geklede kandidaat humoristisch in beeld. Teleurgesteld breekt hij zijn staf in tweeën!
In overeenstemming met zijn devies: …’fare le cose non come le fa la natura ma come ella le dovrebbe fare’… bracht Rafael zijn onderwerp niet in beeld, zoals de natuur dat doet, maar zoals de natuur het zou hebben moeten doen!

Caravaggio, Maaltijd te Emmaüs, 1606, Brera, Milaan

In zijn Maaltijd te Emmaüs, met het moment waarop de volgelingen van Jezus de ware aard van de ‘vreemdeling’ ontdekken, deed Caravaggio in 1606 precies het omgekeerde. Anders dan Rafael bracht hij de natuur niet mooier, maar juist realistischer dan de werkelijkheid in beeld. Romeinse prelaten, gewend aan de zoetgevooisde beeldtaal van de barok, erkenden dat hij talent had, maar betreurden de wijze waarop hij deze gave misbruikte!

Het slotakkoord van de vaste opstelling vormt het iconische, letterlijk en figuurlijk romantische schilderij Il Bacio van Francesco Hayez. Een strijder voor de Italiaanse eenwording geeft zijn lief een voor de goede verstaander veelbetekenende kus. Deze herkent in de groene mantel, de rode ‘calzamaglia’ (sloblousen) en de witte manchetten de kleuren van de nieuwe Italiaanse vlag.

Francesco Hayez, Il Bacio, 1859. Doek 112 x 88 cm

Oververzadigd aan culturele indrukken genoten wij in de Obica Mozzarellabar naast het Una hotel van een heerlijke, met een kunstig geknoopte burrata di mozzarella afgetopte pizza.

De volgende dag bezochten wij de Pinacoteca Ambrosiana en de crypte van de San Sepolcro, waar je enkele meters onder het huidige straatniveau op de schaarse resten van het Romeinse Mediolanum staat. In het voetspoor van Keizer Constantijn, de heiligen Augustinus en Ambrosius èn Leonardo da Vinci beleef ik magische momenten. De mystieke sfeer wordt verhoogd door een eigentijdse lichtsculptuur van een ‘stenen’ doodsbed met een paar in driedimensionale vorm gevouwen handen. Het werk is onderdeel van vijf op het leven van Jezus geïnspireerde werken van de expositie Oliviero Rainaldi 2023 AD, die tot en met 13 juni in de crypte te zien is.  

Rainer Olivieri, Lichtsculptuur, San Sepolchro, Milaan. Foto: Marina Marijnen

Een gepolychromeerd beeld van een biddende prelaat herinnert hier aan de nachtelijke bidstonden van kardinaal Carolus Borromeo. Zijn kunstverzameling vormt de basis van de pinacotheek. Zijn kunstverzameling vormt de basis van de pinacotheek en de in 1620 voor educatieve doeleinden opgerichte Accademia del Disegno. Behalve het campagnebeeld van de collectie, het Fruitmandje van Caravaggio zie je werk van Botticelli, Titiaan, Giorgione, Domenico Ghirlandaio en de in Noord-Italiaanse musea alomtegenwoordige Bernardino Luini, die in de stijl van Da Vinci werkte. Leonardo zelf is vertegenwoordigd met een portret van Franchino Gaffuria, de hof componist van de Sforza’s, bij wie Leonardo ook kind aan huis was. In de zalen zijn de meest uiteenlopende kunstvoorwerpen te zien, zoals een ‘reliekhouder’ met een goudblonde haarlok van de dochter van Paus Alexander VI. In de TV serie The Borghia’s (2011) werd de rol van de niets ontziende, maar engelachtig ogende Lucrezia vertolkt door de daarvoor geblondeerde Holliday Grainger.

Ronduit spectaculair is Rafaëls originele ontwerp voor het monumentale fresco de School van Athene, dat hij in 1509-1510 in opdracht van Paus Julius II aanbracht in de vertrekken van het Apostolisch Paleis in het Vaticaan. Rond Plato en Aristoteles zien we een samenscholing van beoefenaars van de zogenoemde Artes Liberales: de zeven vrije kunsten: grammatica, dialectica, retorica, aritmetica, geometria, musica en astronomia.  Het fresco, waarvan je hier het karton ziet, geeft een visuele samenvatting van zowel het gedachtengoed als de vormentaal van de Renaissance; de wedergeboorte van de kunst en kennis van de Griekse Oudheid.

Van mijn bestudering van de Stanze van Rafaël was niet veel blijven hangen, maar via een touchscreen fris ik mijn geheugen op. Tussen de verschillende portretmatige personificaties en figuranten zoek ik tevergeefs naar het zelfportret van Rafaël. Zijn beeltenis in de periferie van het karton is in de loop der tijd gesneuveld. In Plato’s gelaatstrekken zijn die van Leonardo da Vinci wel duidelijk herkenbaar.

Rafael, De School van Athene, karton. Pinacoteca Ambrosiana. Milaan

De vruchten van zijn intelligente geest liggen 500 jaar na dato binnen handbereik in de vitrines van de Biblioteca Ambrosiana, waarin een aantal van de in totaal meer dan 1000 originele bladen uit de zogenoemde Codex Atlanticus worden getoond. Van commentaar voorziene tekeningen waarin Leonardo zijn inventieve, soms zeer vooruitziende ideeën over o.a. vestingwerken en vliegmachines aan het perkament toevertrouwde. Wie meent dat aan dit verslag (minstens) een capolavoro ontbreekt heeft gelijk. Een slottijd voor Leonardo’s Laatste Avondmaalmoet maanden vooruit worden geboekt. Wij waren te laat. Goede reden om nog eens terug te keren naar Milaan. Dan kunnen we ook naar het onlangs in de NRC beschreven nieuwe Milanese museum, ingericht met Moderne- en Etruskische kunst (waar een luchtje aan zit…). 

Waar je in Milaan ook gaat of staat; overal betreed je historische grond. Ook wanneer we ons even rust gunnen in de wijk Navigli. De van de 12e– en latere eeuwen daterende kanalen werden oorspronkelijk aangelegd voor de aanvoer van marmer voor de bouw van de Dom. Alleen de Vicolo dei Lavandai herinnert aan de tijden van weleer. Met wat fantasie hoor je misschien het kletsen van de wasvrouwtjes en het natte goed dat ze op de stenen wasplanken slaan. Langs het Naviglio Grande ligt een keten van druk bezochte bars en restaurants, waar je tijdens het happy hour, wanneer canoisti in snelle boten voorbijglijden, kunt genieten van drinks, bites en dinner. 

Bij een kort verblijf in Milaan kun je in het Castello Sforzesco in enkele uren toch een goed beeld van het glorieuze verleden van de stad krijgen. De eerste aanleg van het kasteel dateert van de late 14e en vroege 15e eeuw, toen Galeazzo II Visconti en zijn zoons de scepter zwaaiden. Hun opvolgers Francesco en Lodovico Sforza, bijgenaamd Il Moro, veranderden de locatie in een waar Renaissance hof met geleerden en kunstenaars als Bramante en Leonardo da Vinci. Eind 19e eeuw werd het vervallen fort door architect Luca Beltrami voor museale doelen gerestaureerd.

In een aparte afdeling zie je Michelangelo’s Pieta Rondanini.  De sculptuur, waaraan de kunstenaar als 89 jarige nog werkte werd onvoltooid in zijn werkplaats in Rome aangetroffen. Het werk draagt de sporen van het eerste beitelwerk waarmee de kunstenaar het marmer te lijf ging en pentimenti van een compositorische opzet waar hij spijt van kreeg. Bij deze worsteling denk ik aan Michelangelo’s eigen eufemistische woorden:  het beeld zit al in het marmer verscholen, ik hoef het alleen nog maar te bevrijden!

Michelangelo, Pieta Rondanini, Castello Sforzesco, Milaan. Foto Marina Marijnen.

Het Castello is één groot pakhuis met: archeologische fragmenten van Romeins,  Romaans- en Renaissancistisch beeldhouwwerk. Tot de hoogtepunten behoort een serie monumentale wandtapijten met Bijbelse voorstellingen. In de pinacoteca kom je alle in de Brera en Ambrosiana aanwezige namen weer tegen. Tussen al deze mannen van naam ontdekte ik een enkel stuk van Fede (Federica) Galizia en de onlangs gerehabiliteerde schilderende zusjes Sofonisba, Lucia en Elena Anguissola.

Het Castello herbergt ook nog zalen vol met aardewerk, majolica, porselein wapentuig en muziekinstrumenten en ook nog een Egyptisch museum. Een korte wandeling door het park bracht ons bij het Triennale Design museum. In de interessante opstelling van eigentijds en twintigste -eeuws Italiaans Design herkenden we onze eigen SMEG waterkoker en een multifunctionele reliek uit mijn kindertijd: de metallic blauwe stofzuiger, die dienst deed als raket. 

Op weg naar het Gardameer doen we Brescia aan. In Museo Tosio Martinengo zien we de bruiklenen terug die in 2017 in de tentoonstelling In het hart van de Renaissance in Rijksmuseum Twente getoond werden. Wij kwamen vooral voor de grootste archeologische site van Noord-Italië: het Capitolium met de resten van het Romeinse Brixia. Zoals elders in Italië lagen de oudheden hier eeuwenlang voor het oprapen, waardoor de vitrines hier niet half zo mooi en goed gevuld zijn als die in de archeologische musea met provinciaal Romeinse vondsten in eigen land. Tijdens een begeleide groepswandeling loodst een weinig geïnspireerde gids ons langs de vondsten uit een aan Jupiter, Juno en Minerva gewijde Romeinse tempel en een metershoog, deels goud verguld bronzen beeld van de overwinningsgodin Victoria. Ook zijn muurresten met (fragmenten van) frescos te zien. Buiten het museum ligt een verstild met klaprozen en boterbloemen begroeid theater.  Wie in het nabijgelegen klooster van het Museo di Santa Giulia wellicht een saaie religieuze opstelling verwacht komt aangenaam bedrogen uit. Behalve Middeleeuwse kunst krijg je hier een fantastische indruk van Romeinse woningen in situ met fraaie mozaïeken en resten van de vloerverwarming, het hypocaustum. Wie na Brescia nog niet genoeg van Romeinse oudheden heeft moet naar Sirmione.

Domus di Dioniso, Triclinium met vloermozaiek met Dionisus met een panter, midden 2e eeuw na Christus. Museo Santa Giulia, Brescia

Sirmione                                                                                                                     
Langs de kusten van het Gardameer zijn ook talrijke resten van Romeinse bewoning te vinden. In Desenzano kun je de Villa Romana bezoeken en op het uiterste puntje van het schiereiland Sirmione liggen de resten van de enorme villa, die sinds de 18e eeuw, naar de grotachtige ruïnes, aangeduid wordt als de Grotte di Catullo. De locatie dankt haar naam aan een versregel van de dichter Catullus (1e eeuw v. Chr.), die Sirmione bezingt als het mooiste juweel van alle eilanden. Dat de dichter hier zelf op deze toplocatie heeft gewoond wordt betwijfeld. Vlakbij de resten van het badhuis ligt een enorme cisterne, waarin regenwater voor de nu met gras begroeide piscina werd opgevangen. In de olijfgaard brengt de wind en het ruisen van de zee mijn inlevingsvermogen op gang. Even sta ik 2000 jaar terug in het peristilium van ‘Catullus’ villa. Ook deze site viel in de loop der tijd ten prooi aan plunderaars. De fragmenten van de tentoongestelde archeologische vondsten, waaronder een gehavende kop van Dioscuros, zijn ook hier weinig indrukwekkend.

Grotta di Catullo (foto: Wiki commons)

Vanuit Desenzano werd een lang gewenst uitstapje naar Mantua mogelijk. Hoofddoel was het Palazzo (del) Te: het buitenverblijf van de markies van Mantua Federigo II Gonzaga. Giuliano Romano tekende niet alleen voor de sobere op de Romeinse bouwstijl geïnspireerde architectuur, maar ook voor het daarmee contrasterende uitbundige decoratieve programma van het interieur. Anders dan de naam doet vermoeden is het ‘paleisje’ niet gebouwd om thee te drinken. Het bouwwerk dankt haar naam aan de rivier de Te. Om geen detail te missen van de uitbundige in maniëristische stijl uitgevoerde mythologische scènes, keken wij letterlijk en figuurlijk reikhalzend onze ogen uit. Op de wanden van Sala dei Cavalli ziet de bezoeker portretten van Federigo Gonzaga’s favoriete paarden. Giuliano en zijn helpers gaven ze op bedrieglijke wijze, vervaarlijk balancerend op een smal muurrandje weer.  

Giuliano Romano, Sala dei Cavalli, 1526-28. Mantua, Palazzo Te

De Griekse mythologie vormt een Fundgrube voor belerende en pikante onderwerpen. In de Camera d’amore e psyche gaat de goudblonde oppergod niet gehinderd door zijn  vermomming als zeemeerman recht op zijn doel af. Er is geen ontkomen aan, maar dat lijkt de godin Olympia niet erg te vinden!  

Giuliano Romano, Jupiter verleidt Olimpia. Fresco Mantua, Palazzo Te

De absolute climax van maniëristische schilderkunst is de val van de giganten in de Camera dei Giganti. Vanuit de als trompe l’oeil geschilderde koepel slaan olympische goden in een eeuwigdurende holding, het strijdgewoel gade. Romano gaf de giganten met in onze ogen lachwekkende aandacht voor de anatomie en menselijke emoties, helemaal over de top, weer. Kunstenaars die de verworvenheden van de Renaissance onder de knie hadden deden daar nog een schepje bovenop. Schilders biograaf Giorgio Vasaro legt uit waarom: …’per demonstrar l’arte’…. om te laten zien wat ze konden. Als je de fresco’s van dichtbij bekijkt zie je graffiti, waarmee  spreekwoordelijke ‘gekken en dwazen’ in latere tijden hun signatuur in de eeuwenoude fresco’s krasten. Sommige dateren van het midden van de 18e eeuw.

Grafitti Foto: Marina Marijnen

Na al dit visuele geweld vinden we in de Giardino Secreto een rustpunt. Als geen ander begrijpen wij waarom Federigo behoefte had aan een refugio. Naar de mode van die tijd voorzien van een Grotto.  Lang heeft de hertog er niet van kunnen genieten. Onze rust was ook van korte duur. Het besluit om snel nog even een kijkje te nemen in het Palazzo Ducale bleek een tour de force, maar het was de moeite waard. In de Camera degli Sposi zagen we de fresco’s die Andrea Mantegna in opdracht van Markies Ludovico II Gonzaga aanbracht. De bestaande en de geschilderde architectuur gaan naadloos in elkaar over. Verscholen in een van de verticale decoratieve muurversieringen liet Mantegna zijn melancholieke zelfportret achter. De klus, die hem van 1465 tot 1474 bezighield, liet zichtbaar sporen achter op zijn gelaat.

Zelfportret Andrea Mantegna, 1465-74. Palazzo Ducale, Mantua

De centrale voorstelling bestaat uit het familieportret van de markies, zijn echtgenote Barbara van Brandenburg, hun kinderen en hofhouding, weergegeven in een tuinkamer. Geïnspireerd op de belangstelling voor de Antieke Oudheid plaatste Mantegna Romeinse architectonische resten in de achtergrond. Hij gaf de markies en zijn aandachtig luisterende secretaris ogenschijnlijk in een ongedwongen pose weer, maar zijn intentie om een informeel portret te maken komt niet helemaal uit de verf. Ondanks zijn poging om er met verschillende houdingen en gelaatsuitdrukkingen -let op de zuinigjes kijkende Barbara- een levendig geheel van te maken, heeft de voorstelling meer weg van een geforceerd tableau vivant. De schilder muntte echter uit in ordinantie en met de goudbrokaten kleding in stofuitdrukking. De voorstelling bevat diverse interessante details, zoals de dwerg naast de elegante in tweekleurige hosen gestoken blauwogige hoveling. De tegenwoordig als kleine mensen aangeduide dwergen werden destijds voor de aardigheid aan Renaissancehoven ‘gehouden’. In het Palazzo Ducale herinnert een aantal mini appartementen aan hun aanwezigheid. Bij het zien van de zoete kinderportretten wordt de inspiratiebron voor de lieflijke kinderen van de Pre-Rafaëlieten duidelijk.  

Andrea Mantegna, Familieportret Markies Ludovico II Gonzaga. Palazzo Ducale, Mantua.

Ronduit geestig zijn de nieuwsgierige hemelbewoners, die de jonggehuwden, aan wie het vertrek haar naam dankt, vanuit de als trompe l’oeuil geschilderde koepel, in het (nu verdwenen) huwelijksbed begluren. Eveneens vermakelijk zijn de rond de tamboer dartelende putti. Mantegna, de kampioen van het verkort, gaf de puppy-vette beentjes kostelijk weer! Deze bedrieglijk echt geschilderde koepel deed niet alleen tijdgenoten, maar ook latere bewonderaars versteld staan. In de zomereditie van Kunstschrift  die ik na thuiskomst in de brievenbus vond zie ik de verrukkelijk dartelende putti terug! 

Andrea Mantegna Koepel Camera Degli Sposi

Na een schier eindeloze odyssee door talloze duizelingwekkend beschilderde zalen werden we onverwacht beloond. Ineens stonden we in een door zuilen omsloten tuin met geschoren buxushagen en bloeiende oleanders. Waren we nu ongemerkt weer op de begane grond beland? Nee, deze gewaarwording bleek geen hallucinatie of fata morgana. De bewering dat de Giardino Pensile, op de bovenste verdieping van het palazzo, bij de bezoeker een senso di meraviglia teweeg zal brengen klopt helemaal! 

Gardino Pensile, Palazzo Ducale Mantua

Link: In het hart van de Renaissance, Rijksmuseum Twenthe, 2017

Geverifieerd door MonsterInsights