Frans Hals en de Modernen, Frans Hals Museum, Haarlem, t/m 24 februari 2019

Campagne beeld, Frans Hals Museum Haarlem

Na de succesvolle expositie Frans Hals, oog in oog met Rembrandt Rubens en Titiaan richt het Frans Hals museum de blik dit najaar op de 19e en 20e eeuw. Tot en met 24 februari is de tentoonstelling Frans Hals en de Modernen te zien.
Hals’ ‘ruwe’ schetsmatige stijl werd in zijn tijd zeer gewaardeerd. Met zijn meesterlijke toets wist hij een grote mate van levensechtheid in zijn portretten te bereiken of liever: op te roepen. Het oog van de beschouwer maakt het beeld af, waardoor de geportretteerden nog levendiger lijken.

 

Frans Hals, detail uit portret Claes Duyst van Voorhout, 1638, Metropolitan Museum of Art

Hals’ virtuoze toets bleef in de 17e eeuw ook in het buitenland niet onopgemerkt. Antoon van Dijck, een van de meest succesvolle leerlingen van Peter Paul Rubens, reisde naar Haarlem om het werk van Frans Hals met eigen ogen te aanschouwen. Dankzij schilders-biograaf Arnold Houbraken leeft dit bezoek voort in de herinnering maar Frans Hals (1582-1666) zelf raakte na zijn dood geleidelijk aan in de vergetelheid. Pas in de 19de eeuw werd hij herontdekt toen zijn werk in het Stedelijk Museum, ingericht op de zolder van het stadhuis van Haarlem, werd tentoongesteld. De Franse kunstcriticus Théophile Thorė Bürger wekte hem in 1868 met een publicatie in de Gazette des Beaux Arts uit zijn ‘winterslaap’.

Buitenlandse kunstenaars als Courbet, Manet en Monet, Max Liebermann, John Singer Sargent en anderen reisden in de 19e eeuw naar Haarlem. Deze moderne kunstenaars verzetten zich tegen de  academische regels; een losse schetsmatige penseelvoering werd hun handelsmerk. In Frans Hals herkenden zij een geestverwant en stelden verbaast vast: ‘Frans Hals c’est un moderne’!

Zowel realisten, impressionisten als expressionisten waren onder de indruk van zijn losse schilderstijl. Als souvenir, maar vooral om de techniek van de bewonderde 17e eeuwer in de vingers te krijgen maakten ze kopieën van zijn werk. Tot en met 24 februari kunnen bezoekers van de tentoonstelling zien hoe deze zogenoemde modernisten Frans Hals als inspiratiebron gebruikten.

Daartoe zijn ruim zeventig schilderijen van Hals en zijn bewonderaars in dialoog gepresenteerd, waardoor, aldus directeur Ann de Meester, een soort magie ontstaat. Tijdens een vraaggesprek in Opium op Vier van 13 oktober, liet ze zich in zangerig Vlaams ontvallen dat het verkrijgen van de bruiklenen een hels werk was geweest. …’een sophisticated vorm van kwartetten; mag ik van jou, dan krijg jij van mij’…

Het is niet altijd eenvoudig om authentiek werk van Frans Hals naast een kopie te herkennen. Zoek maar eens naar de verschillen tussen de twee versies van Malle Babbe!

Tussen 1862 en 1900 bezochten meer dan 500 kunstenaars het Haarlemse museum. Onder hen de Belg James Ensor en minder bekende Amerikaanse kunstenaars als Robert Henri en William Merritt Chase. In de tentoonstelling zijn enkele vrouwelijke kunstenaars vertegenwoordigd: Mary Cassat en de Finse Helene Schjerfbeck met een bijna niet van een Hals te onderscheiden mansportret.

Schjerfbek, Man in a Slouch Hat
Helene Schjerfbeck, kopie naar Frans Hals portret van man met een hoed met brede rand, 1892, Finnish National Gallery/ , Helsinki, foto Hannu Pakarinen
Frans Hals portret van een man
Frans Hals, portret van man die een hoed met brede rand draagt, ca. 1650, Hermitage Staatsmuseum, St. Petersburg. Foto: SHM Vladimir Terebenin 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Allen verwerkten Hals invloed op eigen wijze, maar hoe ze het ook deden, Frans Hals was nooit ver weg!

Frans Hals en de Modernen, waarom nù? Dit jaar is het precies 150 jaar geleden dat Frans Hals (1582-1666) werd herontdekt. Sinds de vroege 18e eeuw stond hij te boek als drinkebroer. Hals’ slechte reputatie komt voort uit een notitie van een tijdgenoot. Matthias Scheitz meende te weten dat Hals in zijn jonge jaren … ‘wat lustig van leven [was] geweest’…  Woorden die door de biografen Samuel van Hooghstraten en Arnold Houbraken werden uitgesponnen tot op waarheid niet te controleren beweringen en smeuïge anekdotes. In zijn Groote Schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen schreef Arnold Houbraken in 1718:

Frans Hals, De vrolijke drinker
Frans Hals, Burgerwacht die een Berkemeyer vasthoudt, bekend als de vrolijke drinker, 1628-1630, Rijksmuseum Amsterdam

Frans was gemeenlijk allen avond tot de keel toe vol met drank’.… Toch achtten zijn leerlingen hem hoog. Om hem voor ongelukken te behoeden, haalden zij hem ‘s avonds laat uit de kroeg en hielpen hem naar bed. Hoe beschonken ook, Hals sloeg zijn avondgebed nooit over, dat hij steevast besloot met: …’Lieve Heer, haal my vroeg in uwen hoogen hemel’… Zijn leerlingen besloten de Heer een handje te helpen om dit gebed te verhoren. Van de zolder boven Hals’ bedstede bevestigden zij touwen aan het matras. Na het avondgebed trokken zij het matras omhoog. Toen Hals, in den dommel van zijn dronkenschap bemerkte dat zijn wens verhoord werd, riep hij….’Zoo haastigh niet Lieve Heer, zoo haastig niet’…. Hals heeft deze potzery nooit ontdekt, besluit Houbraken, maar nadien liet hij deze bede achterwege.Door schilderijen als de Vrolijke Drinker bleef Hals reputatie van dronkenlap in stand: wie nuchter is schildert niet zo!

Houbraken dist nog een anekdote op. Het bezoek van de portretschilder Antoon van Dijck. Hij trof Hals niet thuis, maar vond hem in de kroeg. Hals had aanvankelijk geen oog voor de vreemdeling…’niet voordat hij zijn pintje geleegd had’…schetste hij het portret van de hem onbekende man. Onder de indruk vroeg deze zich hardop af of hij zoiets ook zou kunnen. Hals had geen idee, maar toen hij het resultaat zag, wist hij het meteen: ‘…Gy zyt van Dyk, want geen mensch anders kan  zulks doen!…’ Hals viel hem om de hals (…) en kuste hem ! 

Van Dijck stopte Hals’ kinderen …’daar rykelijk wat voor in de hand, […] daar zy niet lang kassiers van bleven’… en nam het nog natte portret mee. Maar in zijn opdracht van  koning Karel om de beroemde portretschilder mee naar Engeland te nemen had hij gefaald, omdat Hals, de lezer begrijpt het al,…´te zeer verslingert [was] op die slegte wyze van leven´….

De biografie van Hals bevat meer onwaarheden. Het is echter wèl waar dat zijn destijds gewaardeerde ruwe schilderwijze, uiteindelijk leidde tot de afname van zijn populariteit. In de tweede helft van de 17e eeuw voltrok zich onder invloed van de Franse academische schilderkunst ook in de Republiek een smaakverandering. De losse toets van Hals en het warme palet van Rembrandt raakten uit de mode. Voor historiestukken en portretten ging de voorkeur uit naar heldere kleuren, fijn gepenseelde en egaal belichte onderwerpen. In de tweede helft van de 19e eeuw keerde het tij.
Bij het zien van Frans Hals Regentessen en Regenten van het Oudemannenhuis schreef Thoré Bürger ’Ik ken géén schilderijen die met zoveel élan zijn uitgevoerd; niet van Hals zelf, noch van Rembrandt, Rubens of Greco’!  Waarmee Frans Hals bovenaan de toenmalige top 10 van Europese schilders belandde. In de ogen van Max Liebermann liet Frans Hals de thans meer geprezen Rembrandt zelfs ver achter zich:
….’ Door de schilderijen van Frans Hals krijg je lust te gaan schilderen, door die van Rembrandt vergaat je de lust daartoe’…aldus Liebermann.

Edouard Manet (1832-1883) was in 1872 één van de eersten die zijn naam in het bezoekersboek van het Stedelijk Museum noteerde. Tijdens logeerpartijen bij zijn schoonfamilie in Zaltbommel -hij was getrouwd met de Nederlandse Suzanne Leenhof- maakte Manet regelmatig uitstapjes naar het Haarlemse museum. Dat hij een kopie maakte van de Regentessen van het Oudemannenhuis was uit bronnen bekend. Het mòest nog ergens zijn, maar waar? In de aanloop naar de tentoonstelling bleven alle zoekacties zonder resultaat. In februari ontving conservator Marrigje Rikken een mailtje uit Italië met verzoek om informatie over een portret met oude vrouwen. De missing link was terecht. …’Het schilderij heeft mij gevonden’… lacht Rikken tijdens de voorbezichtiging van de expositie.   

Frans Hals Regentessen
Frans Hals, Regentessen van het Oude Mannenhuis ca.1664, Frans Hals Museum, Haarlem, Foto: René Gerritsen
Manet Regentessen
Édouard Manet, Kopie van Frans Hals de Regentessen van het Oude Mannenhuis,1872, Part.Collectie. Italië

Manet’s kopie wordt nu samen met de originele versie getoond.  De onvoltooide kopie is vlot -waarschijnlijk in één dag- geschetst. In de kragen zijn de  potloodstrepen van de onderliggende schets nog zichtbaar. De hand van de meest rechtse regentes is summier aangeduid. Toch is de kopie van onschatbare waarde. Het werk draagt de oorspronkelijke kleuren, die in de loop der eeuwen in het orgineel zijn nagedonkerd. Zo heeft het tafelkleed nog de oorspronkelijke olijfgroene kleur.

Bij de expositie is geen catalogus, maar wel een bijzonder leuk magazine verschenen. Hierin is het verhaal van de teruggevonden Manet beschreven, aangekocht door twee vermogende Italiaanse vrienden, “Luigi” en “Claudio”, die het werk voor veel geld hoopten te verkopen aan het nieuwe Louvre in Abu Dhabi! [waarover u op deze site ook een artikel kunt lezen, zie link onderaan].  Hopelijk steekt de Vereniging Rembrandt hier met de aankoop voor het Frans Hals Museum een stokje voor!

In de eerste zalen hangen ook de kopieën die James Ensor en John Singer Sargent van de regentessen maakten. Deze vingeroefeningen verduidelijken het waaròm van hun fascinatie voor hen. Niet hun uiterlijk,  maar de losse en uitermate realistische wijze waarop Hals hen karakteriseerde sprak hen aan. Ondanks Thoré Bürgers positieve woorden blijft het negatieve aura rond Frans Hals en zijn werk nog lang hangen. In de vroege twintigste eeuw omschreef de toenmalige directeur van Museum Boijmans van Beuningen, Schmidt Degener, de regentessen nog als gierige oude vrouwen …’zelfingenomen en meedogenloos’, en dat niet alleen, hij heeft het ook over hun …’azijnigheid en schraperigheid’! Honderd jaar later zie ik slechts een paar broze, doch kordate dames, met hun door couperose gecraqueleerde wangen en handen met een huid als perkament. Eén van hen houdt haar hand op. Ze moest wel. Om de opvang van oude mannen te bekostigen waren de bestuurders van de instelling afhankelijk van donaties.

Gaf Hals’ vermeende lichtzinnige levenswandel reden tot verzinsels, de losse en uiterst realistische manier waarop hij de regenten en regentessen schilderde droeg ook bij tot mythevorming. Omdat zij hem géén plekje in het Oudemannenhuis wilden geven, zou hij hen uit wraak expres zo lelijk hebben geschilderd. Anderen meenden dat hij, inmiddels ver in de tachtig, het penseel niet meer meester was. Zelfs in de twintigste eeuw maakte het werk de tongen los, zoals we zagen. De regent met de (destijds modieuze) scheve hoed zou onmiskenbaar dronken zijn geweest. En een medicus onderwierp de man aan een denkbeeldig consult. De diagnose: een halfzijdige aangezichtsverlamming veroorzaakt door een tia.

Frans Hals Regenten
Frans Hals, Regenten van het oude mannenhuis, ca.1664, Frans Hals Museum, Haarlem, Foto: René Gerritsen

Van alle latere bewonderaars was Max Liebermann Frans Hals’ grootste fan. Hij maakte wel 30 kopieën van zijn werk. Toen zijn vrouw in blijde verwachting was besloot het paar het kind voluit naar Frans Hals te vernoemen. Echter het werd  een meisje, Marianne Henriette Käthe, roepnaam Käthe.

Max Liebermann, Zigeunermeisje 1873, privé collectie

Liebermann was vooral onder de indruk van Hals’ natuurlijke wijze van schilderen en de (ogenschijnlijke) snelheid waarmee hij dat deed. In navolging van Hals kopieerde hij de hand van een van de schutters en Hals Zigeunermeisje, uit de Berlijnse Gemäldegalerie.
De realist Gustave Courbet was eveneens gefascineerd door Frans Hals. In 1869 schilderde hij zijn vrijwel niet van Hals te onderscheiden kopie van Malle Babbe.

 

Frans Hals, Malle Babbe
Frans Hals, Malle Babbe, 1630-1635, Gemäldegalerie, SMB, Berlijn foto; Jörg P. Anders
Courbet, Malle Babbe
Gustave Courbet, Malle Babbe, 1869, Hamburger Kunsthalle, foto: Elke Walford

 

 

 

 

 

 

 

 

Kopiëren was tot in de 20e eeuw een gangbare academische praktijk, op zoek naar de (beweging van de) hand van de meester. Beweging was óók letterlijk één van de in Hals’ werk bewonderde kwaliteiten. Met wat stroken verf op een stuk linnen wist Hals de illusie van beweging te suggereren.

In de grote tentoonstellingszaal zijn de schuttersstukken van Frans Hals en de (deel)kopieën daarvan naast en boven elkaar gepresenteerd, zoals dat in de 19e eeuw gebruikelijk was. Tijdens een excursie attendeerden de studenten van de Amerikaanse schilder William Merrit Chase hem op de grote gelijkenis met kolonel Johan Claeszoon Loo in Hals Portret van de officieren en onderofficieren van de Cluveniersschutterij uit 1633. Zijn zelfportret uit 1903 in de gedaante van zijn 17e eeuwse look-alike hangt naast het origineel.

Cluveniers Frans Hals
Frans Hals, (Detail) Bijeenkomst van de officieren en onderofficieren van de Cluveniers schutterij, 1633, Frans Hals Museum Haarlem
Chase Self Portrait
William Merrit Chase, Zelfportret als kolonel Joh. Claeszoon Loo , 1903, The Hekscher Museum of Art, Huntington, NY, Baker Pisano collection

Van Frans Hals zelf zijn géén brieven, ego-documenten of tekeningen bewaard. Geschreven bronnen van 19e eeuwse kunstenaars geven inzicht in het waarom van hun bewondering. Vincent van Gogh schreef aan zijn broer Theo:  …’wat is het een genot zo’n Frans Hals te zien, wat is ‘t héél iets anders dan de schilderijen […] waar zorgvuldig alles op dezelfde wijze is gladgestreken…’.
Van Gogh (1853-1890) was vooral in de ban van de kleuren van Frans Hals. In diens donkere partijen ontdekte hij zelfs 27 tinten zwart! Na zijn donkere Brabantse periode probeert Van Gogh de ziel van zijn figuren in vlotte penseelstreken en vooral in pure kleur te vangen, geïnspireerd op de complementaire kleuren, waarmee Frans Hals het gelaat van de Vrolijke Drinker, modelleerde;…’niet door fotografische gelijkenis, maar door expressie van intense gevoelens en gezichtsuitdrukkingen [middels pure kleur]’… Dit wordt zichtbaar in Van Gogh’s portret van Postbode Roulin, en dat van Madame Roulin met baby Marcelle met haar bolle hapsnoet!

Postbode Roulin
Vincent van Gogh, Postbode Joseph Roulin, 1888, Museum of Fine Arts, Boston
Madame Roulin
Vincent van Gogh, Madame Roulin en haar baby, 1888, The Metropolitan Museum of Art, Robert Lehman Collection

De schilderijen van Frans Hals slaan een brug naar de impressionisten en andere modernisten. De één viel voor zijn losse toets, de ander voor zijn rake typering van alledaagse types. Anderen waren geporteerd van de lach. Hals was de eerste kunstenaar die een spontane maar ook ontluikende lach op het gelaat van zijn zitters wist te vast te leggen. De meeste kunstenaars kwamen niet verder dan een verkrampte grimas, aldus Karel van Mander in zijn Groot Schilderboeck. Een lachend portret werd voorheen bovendien als onbetamelijk beschouwd. Dit idee zou voortgekomen zijn uit de in onze oren belachelijke vraag of Jezus ooit gelachen zou hebben. Velen meenden van niet, waarmee de talloze 17e en latere strenge fotoportretten verklaard zijn.

Hals Geraerds
Frans Hals, Stephanus Geraerds, ca.1650, KMSK Antwerpen
Frans Hals, Isabella Kooymans, Ca 1650, Privé collectie

 

 

 

 

 

 

 

 

Frans Hals brengt hier verandering in, zoals in het huwelijksportret van Isaac Massa en Beatrix van der Laan in het Rijksmuseum (buiten tentoonstelling) en in het portretten van Isabella Coymans en Stephanus Geraerdts, die eenzaam in een hoekje in de Goudleerzaal aanwezig is. Zijn hand reikt wanhopig naar een leeg muurvlak…. Het lachende paar was in 1652 gelukkig nog onkundig van hun latere scheiding!

Het werk van Hals en zijn bewonderaars wordt in de tentoonstelling thematisch getoond. Behalve de kopieën zijn (kinder)portretten te zien en volkse types en een bijzonder leuke kragenparade. Het

Roybet Guillemet
Ferdinand Roybet, Portret van Antoine guillemet, 1871-1921,Musée roybet-Fould, Courbevoie Frankrijk, Foto Musée Roybet-Fould

schilderen van dit kleding accessoire was een verplicht onderdeel aan de kunstacademie in München. Hier ziet de bezoeker het campagnebeeld terug; Hal’s Portret van Pieter Jacobsz Olycan. De Poolse kunstenaar  André Mnizech trachtte Hals in zijn portret van de Amsterdamse bankier Daniel Franken uit 1877 te evenaren. Anderen trachtten Hals, naar het antieke devies van emulatio, te overtreffen. Leuk te zien in Frank Duveneck’s mansportret weergegeven in halsiaanse complementaire kleuren en een bijzonder los gepenseelde kraag. Ferdinand Roybet gaat in zijn portret van de schilder Antoine Guillemette helemaal los op de kraag! Analoog aan het spreekwoord: roomser dan de paus, zijn sommige portretten halsiaanser dan Hals.

Max Liebermann Mayor C.F.Petersen
Max Liebermann, Mayor Carl Friedrich Petersen, 1891,Hamburger Kunsthalle , foto: Elke Walford

En het bleef niet bij kragen! Voor een portret van de Hamburgse burgemeester diepte Max Liebermann in 1891 zelfs een hele 17e eeuwse outfit op uit de verkleedmand. Hij portretteerde Carl Friedrich Petersen met losse toets als hommage aan Frans Hals. Voorzien van een anachronistische molensteen-kraag. Daar zullen zijn stadgenoten echter niet van hebben opgekeken want deze archaïsche kleding is de traditionele dracht van Hamburgse burgervaders. Leuk dacht ik, maar de burgemeester zelf was er in het geheel niet tevreden over. Hij vond het schilderij niet af.

Leuk zijn ook de verschillende op Frans Hals geïnspireerde eigen creaties van o.a. Manet. Zoals Le bon boque; een artistieke  contaminatie van Hals rokers en drinkers. Een tevreden rokende dikzak genietend van een glas bokbier. De Amerikaan Robert Henri, die in navolging van Hals belangstelling kreeg voor types van de straat als  Celestina in Rome. Het absolute hoogtepunt vormt het portret van het Haarlemse straatjochie Jopie van Slooten, die door de Amerikaan, die een kamer aan de Haarlemse Grote Markt had gehuurd, werd binnen geroepen en nog warm van het buiten spelen op werd vereeuwigd.

Henri Laughing Boy
Robert Henri, Lachende jongen (Jopie van Slooten), Birmingham Museum of Art

 De expositie eindigt met een zaal waarin de invloed van de fotografie op de 19e eeuwse schilderkunst wordt belicht. Deze vinding maakte het schilderen van realistische beelden overbodig; resulteerde in een àndere kijk op de werkelijkheid en opende de weg naar abstracte kunst. De toevallig vastgelegde invalshoeken en afsnijdingen van het camerabeeld, worden door moderne kunstenaars bewust als artistieke beeldelementen toegepast. Minder overtuigend vind ik de gesuggereerde invloed van Frans Hals op de cameravoering van Breitner. Zijn goed gelijkende houtskool schetsen van Hals kinderportretten worden hier ook getoond . Met deze en de andere kopieën naar Frans Hals, wordt, zoals de samenstellers van expositie het noemen, de impact van Frans Hals op zijn latere bewonderaars  inzichtelijk gemaakt.

Bibliografie:

Slive e.a., Frans Hals, tentoonstellingscatalogus Frans Hals Museum, Haarlem, 1989/1990.

Rikken e.a., Frans Hals en de Modernen, magazine bij tentoonstelling, Haarlem, 2018.

Link: Frans Hals Museum, tentoonstelling Frans Hals en de Modernen

Link: Mijn artikel over het Louvre in Abu Dhabi

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

www.uitdekunstmarina.nl  Bespreking Frans Hals en de Modernen en actuele tentoonstellingen.

Volgende lezing in de Oosterkerk: Caravaggio en Europa. Vrijdagochtend 1 en donderdagavond 7 februari. Woensdagochtend 13 februari, Cultuurhoek Driebergen.

 

Nog ruimte voor de anecdote van Hals Hemelvaart?

 

Nog een anecdote:

Zyn brave const en stoute wyze van penceelbehandelinge, maar niet zyne levenswyze moet de schilderjeugt zig ten voorbeeld, en tot naarvolging stellen, aangezien hy geen goed bestierder van zyn levenskar was, als die niet zelden van het middelspoor afholde, wyl hy zyne driften te ruimen toom vierde….. “ Frans was gemeenlijk allen avond tot de keel toe vol met drank. Echter hadden zyne leerlingen groote achtinge voor hem, en de oudste verstonden malkander daar in, dat zy…hem wanneer, het duister of laat wierdt, uit de kroeg haalden, opdat hy niet in ´t water zoude loopen of op een andere wys eenig ongeluk ontmoeten, die hem dan gevoegelyk thuis brachten, koussen en schoenen uitrokken en te bed hielpen…´´  Hoe beschonken ook,  Hals ging niet slapen eer hij zijn avondgebed had úitgestamerd; dat hij steevast besloot met: …Lieve Heer, haal my vroeg in uwen hoogen hemel...´De leerlingen geloofden niet dat Hals dat echt meende en namen de proef op de som

Anecdote:

Adriaan Brouwer en Dirk van Delen, boorden vier gaten in de zolder, boven zyn bedstee, waar door zy sterke koorden neerlieten, die zij aan de hoekeinden van het bed vastknoopten. De volgende avond wanneer hij vol en zoet te bed geholpen was, en zij het licht uit de kamer gedragen hadden, gingen zy op hunnen kousen de trappen op, om hunne rol uit te spelen, zonder dat hy daar af iets gewaar werdt…  Zij luisterden scherp naar het prevelen van zyn avondgebed.. bij het slotakkoord:… Lieve Heer haal my vroeg in uwen hoogen hemel, trokken zij het bed naar boven ! Toen Hals, in den dommel van zijn dronkenschap bemerkte dat zijn wens verhoord was, riep aandermaal tot de Heer….Zoo haastigh niet Lieve Heer, zoo haastig niet…., waarop zij hem weer zagt lieten dalen ! Toen Hals even later vast in slaap lag te ronken, maakten zij behendig de touwen los… Hij heeft deze potzery nooit ontdekt, maar na dien tyd gebruikte Frans deze wyze van bidden niet meer !

De biograaf besluit met  Hals is gestorven te Haarlem in de ouderdom van 85 of 86 jaren in ´t jaar 1666 en in het Koor van de Groote Kerk begraven. Evenals zijn broer Dirk, waaraan hij toevoegt zij waren Mechelaars van geboorte. zonen en kleinzonen van Hals waren, getuige een lijst van  St. Lucas, eveneens schilder. Hij noemt een aantal namen, waarvan er één, van welke er een leeft in Oostindiën, die daar getrout is aan een Mestys of halve zwartinne. Zekerlyk om haar  gelt… … Een zekere J. Wieland, een oud liefhebber, en die de meeste Hals schilders heeft gekend, getuigt dat allen luchtig van geest en beminnaars van zang en speelkonst geweest zyn.

 

 

 

 

 

 

Relieken, Museum Catharijneconvent Utrecht, t/m 13 februari 2019

Buste met mannenschedel
Reliekhouder in de vorm van een buste met een mannenschedel, ca. 1150-1250 (schedel) en ca. 1450-1575 (buste), Museum Schloss Moritzburg Zeitz, foto © Carlo Böttger

Achter het antropomorfe deurtje van de reliekhouder op het campagnebeeld is nog net een schedel te zien. Mensen die er niets mee hebben vinden relieken al gauw macaber. Maar degenen die in de kracht van relieken geloven koesteren de stoffelijke resten van heiligen en voorwerpen die met hen in aanraking zijn geweest. Zij zijn er heilig van overtuigd dat een gebed uitgesproken in de nabijheid van relieken eerder verhoord wordt dan zomaar een gebed. In de stoffelijke resten zou de kracht van de heilige zijn achtergebleven op aarde. Bovendien kan deze in de hemel ook nog een goed woordje voor hen doen. Relieken slaan een brug tussen dood en leven, aldus conservator Anique de Kruijf.

Veel niet-gelovigen zullen het vereren van relieken als een ouderwetse vorm van bijgeloof afdoen, maar ondanks de voortschrijdende secularisatie bestaat het fenomeen in traditionele èn profane zin nog steeds. Daarvan getuigt de aan religieuze vervoering grenzende bewondering van eigentijdse dode- en zelfs levende idolen. Zoals John Lennon, Elvis Presley of Diego Maradonna. In een Napolitaanse trattoria staat een hemelsblauw huisaltaar met enkele haren van de beroemde voetballer. In de expositie wordt een kopie (met één haar) getoond.

Maradonna altaar
Replica van het Maradonna altaar in Bar Nilo in Napels met een echte haar van de Argentijnse voetballer, verzameling van Karin Guggeis en Stefan Eisenhofer, München

Wie denkt dat reliekverering een uitsluitend rooms katholiek fenomeen is, heeft het mis. Het komt wereldwijd in vrijwel alle godsdiensten voor.  Zelfs de geloofsrichting van de man die zich met klem verzette tegen de rooms-katholieke kerk en haar santenkraam, het lutheranisme, kent enkele relieken.

In de tentoonstelling maakt de bezoeker een virtuele pelgrimsreis langs bedevaartsoorden van verschillende religies, culturen met voor-ouderverering en als religieuze relieken gekoesterde profane objecten. Beelden van massaal bezochte pelgrimsoorden en objecten bedoeld voor privé devotie. De tocht eindigt met eigentijdse persoonlijke relieken. Pelgrimeer in dit stukje met mij mee naar enkele van de twaalf bedevaartsoorden: Santiago de Compostela, Myanmar, Sri Lanka en (buiten tentoonstelling) Kasjmir en ontdek de bijzondere belevingswereld van pelgrims. Laat u niet afschrikken door het campagnebeeld; je hoeft geen gelovige te zijn om van de interessante en soms prachtige achterliggende verhalen te genieten.

Bodhisattva Ksitigarbha
Bodhisattva Ksitigarbha met votiefgaven, Koen, Japan, 1249, Museum für Ostasiatische Kunst Köln, foto © Rheinisches Bildarchiv Köln

Deze bespreking begint met de oudste wereldgodsdienst, het boeddhisme. Halverwege de expositie staat een 13e eeuws Japans beeldje van de bodhisattva Ksitigarbha, alias Jizõ Bosatsu. In de vitrine zijn de talrijke briefjes met smeekbeden, die bij een restauratie in 1983 tevoorschijn kwamen, uitgestald.

In het voormalige ‘Luthernisje’ ontdek ik een reliëf met voorstelling van de verdeling van de as van de boeddha. Na zijn crematie in de 5e eeuw v. Chr. werd de as in Kushiganara in (oorspronkelijk) 8 stoepa’s verdeeld. Omdat het object gemakkelijk over het hoofd wordt gezien en in de tentoonstelling niet wordt toegelicht hier een interessant (kunst)historisch weetje. De figuren met Griekse neuzen en de natte stijl van de kleding verraden onmiskenbaar hellenistische invloed. Artistieke sporen die in de vroege 4e eeuw v.Chr. meereisden met het leger van Alexander de Grote. Over het leven van de historische boeddha, die geboren werd als koningszoon Siddharta Gautama, kunt u tot en met 3 februari alles te weten komen in de tentoonstelling in de Nieuwe Kerk.

Reliëf van leisteen Gandharacultuur
Reliëf van leisteen met de verdeling van de relieken van de Boeddha, Pakistan Gandharacultuur, ca 3e eeuw n Chr. Nationaal Museum van Wereldculturen

Anders dan relieken van katholieke heiligen, zijn stoffelijke resten van de boeddha schaars. Zijn as is vanuit de oorspronkelijke 8 stoepa’s inmiddels in duizenden houders over de boeddhistische wereld verspreid. Behalve zijn as zijn slechts enkele haren en tanden bewaard. Deze worden wegens het directe contact met boeddha’s wijze woorden, als zeer krachtdadig beschouwd. Zijn linker bovenhoektand is in de koningsstad Kandy op Sri Lanka beland, en vormde in het verleden aanleiding tot talloze oorlogen. De catalogus vertelt over pogingen van katholieke missionarissen die in hun geloofsijver de heidense tand probeerden te verbrijzelen. Sinds een aanslag door Tamils op de tempel van de tand in 1998, is een einde gekomen aan de processie met de (omstreden) tand. Op dit kleurrijke reli-festival met beschilderde olifanten kwamen jaarlijks talloze belangstellenden af.

Het jodendom kent nog minder relieken. Niet zo vreemd bij ontstentenis van de Messias, zijn moeder Maria en eigentijdse en latere volgelingen. Wel zag ik een zakje met zand van het graf van de oudtestamentische bruid Rachel, op wie Jacob, de bedrieger bedrogen, zo lang moest wachten. Hoe dit zit leest u in het oude testament van de bijbel, Genesis 29: 1-30. Dat dit verhaal nog niet vergeten is bewijst een film over de geschiedenis van Jacob en zijn bruiden op Netflix.

Zand graf Rachel
Zakjes met zand uit graf van Rachel, 1900-1980 Joods Historisch Museum Amsterdam

Rachel is één van de weinige joodse heiligen. Zij helpt vrouwen met een (veel voorkomend oudtestamentisch probleem) onvervulde kinderwens.

De islam kent ook relieken en geheiligde objecten. Zelfs aan de afbeelding van de hand van Fatima, dochter van de profeet Mohammed en echtgenote van diens schoonzoon en opvolger Ali, wordt bijzondere kracht toegekend.

Kruikje met zemzemwater
Kruikje met zemzemwater, Mekka voor 1958, Nationaal museum voor wereldculturen

In de expositie ziet u kruikjes met wonderdadig water uit de Zemzembron in Mekka. De bron die het leven redde van de door aartsvader Ibrahim (Abraham) verstoten Hagar en haar zoon Ismaël, toen zij van dorst dreigden om te komen in de woestijn.

De Ka’ba, het islamitische huis van God, met de steen waarop Ibrahim zijn andere zoon moest offeren, wordt uit respect met een fraai gekalligrafeerd zwartfluwelen doek bedekt: de kiswah. Moslims geloven dat deze doek, die jaarlijks vervangen wordt, genezende kracht, de zogenoemde baraka, bevat. Kledingsstukken die van deze textilia gemaakt worden bieden de drager bescherming. Die kracht is ook aanwezig in de doeken die in aanraking geweest zijn met het graf van andere islamitische profeten, zoals Jezus. De verlosser van de christenen, wordt in de islam als een belangrijke profeet beschouwd. Moslims bezoeken hun mausolea in Medina, Damascus, Jeruzalem, en Kasjmir. Vlak voor 9/11 zag ik in de kleine Rozabal Moskee in Srinagar het graf van Jezus van Nazareth, ‘gesigneerd’ met een enorme voetafdruk. In de tentoonstelling werd ik er aan herinnerd bij een afbeelding van Adams Peak op Sri Lanka, een bergtop met een voetafdruk die door zowel boeddhisten, hindoes, joden, christenen en moslims geclaimd wordt als zijnde van hun leidsman…

Adam's Peak
Adam’s Peak, M. Jalaludheen Kalibha, Maskeliya, Sri Lanka, voor 1983, Collectie Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen

Aan Jezus’ hemelvaart wordt in de islam geen geloof gehecht. De zwaar gewonde profeet zou in het graf zijn hersteld door de kruiden die de vrouwen meebrachten. Over zijn verdere levensloop zijn verschillende verhalen in omloop. Eén daarvan eindigt in Kasjmir, hierover leest u via onderstaande link meer.

Terug naar de tentoonstelling. In de introductiezaal liggen relieken uit alle windstreken: de objecten corresponderen met aangelichte plaatsen op een wereldkaart. Katholieke, joodse, islamitische en, zoals elders in de opstelling, ook profane relieken. Een  brokstukje van de in 1991 gesloopte Berlijnse muur en de koninklijke onderscheiding die prinses Diana in 1982 uit handen van koningin Beatrix ontving.

Golden Rock Myanmar
Sfeerbeeld: Bidden bij de Golden Rock Myanmar. Flickr, foto © Captain Supachat

Verderop zie ik een surrealistisch fotobeeld. Een biddende boeddhist bij de gouden rots in Myanmar. Hoe blijft die enorme rots, balancerend op het randje van de afgrond, in vredesnaam op zijn plaats? De rots ligt stabiel gefundeerd op 6 haren van de boeddha!
Na de introductiezalen met beelden van massa verering betreedt de bezoeker een zaal met solitair in nissen getoonde relieken; bedoeld voor persoonlijke bewondering of verstilde contemplatie. Daar ziet u het  genoemde bodhisattva beeldje, een grafkleed uit Medina en een 19e eeuws houten voorouderbeeld met schedel uit Papoea. Alsook een oude bekende uit de vaste collectie van het museum: de 4e eeuwse wurgdoek van Cunera. De jonge vrouw die door de jaloerse echtgenote van de vorst van Rhenen, volgens de overlevering met deze doek gewurgd werd. Waar of niet, de doek zou sindsdien genezende kracht bezitten.

In het midden van deze zaal ontdek ik een met cirkelvormige motieven versierd slot. Het werd in de 19e eeuw vastgeklonken aan het traliewerk van een sjiitische graftombe, opdat God de smekeling niet zou vergeten. Voor mijn geestesoog zie ik de honderden slotjes aan een Amsterdamse ophaalbrug. Heeft dit eigentijdse gebruik misschien een islamitische oorsprong?

Een pelgrimsoord dichter bij huis, Santiago de Compostela wordt niet alleen door katholieken, maar ook door sportieve atheïsten bezocht. Behalve het graf van de apostel Jacobus wordt hier (maar ook elders) nòg een zeldzame reliek bewaard: de navelband van Jezus. Daar zijn lichaam, zoals christenen geloven, ten hemel is opgevaren is op aarde niet veel van God’s zoon achtergebleven. Op zijn voorhuid na. Als joods jongetje werd Jezus acht dagen na de geboorte besneden. Kerken in Antwerpen en het Italiaanse Calcata bewaren het minuscule reliekje, dat in het Catharijneconvent schittert door afwezigheid. Wel is een reliekhouder met het navelstrengkoordje van Jezus uit het Musée de Cluny  te zien. Deze reliek werd door zwangere vrouwen of zij die dat graag willen worden, vereerd.

Van alle godsdiensten kent het katholicisme het grootste aantal relieken. Het vereren daarvan begon in het oude Rome, waar christenen de eucharistie vierden bij de ondergrondse graven van martelaren. Boven deze catacomben werden kerken gebouwd. In de altaren werden hier -en later ook elders- relieken van de heilige aan wie de kerk gewijd was ingemetseld. De Utrechtse Domkerk bevat bij voorbeeld relieken van Martinus van Tours (4e eeuw) de beschermheilige van Utrecht. Het rode en witte veld in het stadswapen herinnert aan het witte onderkleed dat zichtbaar werd nadat deze Romeinse soldaat de helft van zijn rode mantel had weggegeven aan een naakte bedelaar.

Een speciale wand geeft naast medaillons met een bot- of kledingpartikeltje informatie over het werkterrein van de betreffende heilige. Hier komen bij iets oudere katholieken vast jeugdherinneringen boven. Oh ja, de heilige Blasius, uit wiens naam je keel met twee kaarsen werd gezegend, of …’Antonius, beste vrind, maak dat ik …[mijn sleutels]… terugvind!

Margaretha die op miraculeuze wijze ongeschonden uit de buik van de draak tevoorschijn kwam kon worden aangeroepen voor een goede bevalling. Maar ook de maagd Maria kon daarbij helpen. De houder met een stuk van de gordel die zij tijdens de bevalling droeg is in de expositie te zien.

Reliekentoning
Reliekentoning vanaf het Schopperschen Haus in Neurenberg 1487. Staatsarchiv Nurnberg

Bidden in de nabijheid van relieken was goed, maar deze aanraken was nog beter. Deze wens werkte diefstal in de hand van zowel de hele reliek alsook daarvan los gepeuterde stukjes. Daarom werden relieken in kostbare houders of achter glas opgeborgen. Bij een reliekentoning vanaf de galerij van de Maastrichtse Sint Servaas, kon het toegestroomde volk er alleen nog maar naar kijken, maar aankomen niet.

Het grote belang van relieken in de middeleeuwen, wordt door talrijke verhalen over relieken-diefstal bewezen. Een goed katholiek probeerde zich verre te houden van de zeven hoofdzonden, maar ondanks de angst voor straf in het hiernamaals

St Nicolaasbasiliek Bari
Nis met altaar in Sint Nicolaasbasiliek Bari (Foto Marina Marijnen)

knepen sommigen een oogje toe bij een  diefstalletje voor het goede doel. Zoals het wegnemen van het gebeente van Sint Nicolaas, de bisschop van Myra, dat in minstens vier verschillende varianten verteld wordt. Het verhaal van de kooplieden uit Bari lijkt het meest betrouwbaar. Vorig jaar zag ik nog vrouwen die in de crypte van de St. Nicolaaskerk knielden en zelfs hun arm door het hek voor de tombe staken om iets van zijn wonderdadige straling op te vangen.

In de kloostergang van het Catharijneconvent zijn meer voorbeelden van fraai verpakte relieken te zien, zoals het kistje met heilig (bebloed) zand van Thomas Beckett  die in 1170 op lafhartige wijze werd vermoord. Op de plaats delict in de kathedraal van Canterbury zag ik enkele jaren geleden nog een kaarsje branden.

Reliekschrijn
Reliekschrijn van Thomas Becket, Frankrijk, ca. 1200, Museum Catharijneconvent

Een zilveren reliekhouder van Laurentius die de beschouwer zijn rib toont. Laurentius werd geroosterd op een vuur, omdat hij precies gedaan had wat keizer Decius (3e eeuw) hem had opgedragen. Binnen drie dagen bracht hij de keizer de schatten van de kerk in de gedaante van een groep gelovige paupers, maar zo had de keizer het niet bedoeld!

Reliekhouder St Laurentius
Reliekhouder in de vorm van Sint-Laurentius met een rib, Rijnland, 1490-1500, Museum Catharijneconvent

Bij de rib van Laurentius moet ik even denken aan woorden van broeder Adelbert, beheerder van de reliekenschat van de abdij van Egmond. Behalve conserveren houdt hij zich op verzoek ook bezig met reliekendeling: “Dan snijd ik van grote relieken een stukje af. Ribben zijn zeer geschikt om relieken uit te maken. Ze zijn niet zo groot en makkelijk zaagbaar. Bovenbenen zijn dan weer heel lastig. Die zijn heel groot en blijven hard. Zo hebben we hier een bovenbeen van paus Alexander I, een martelaar uit het begin van de tweede eeuw. Daar kun je weinig mee aan.” (citaat uit Trouw 18-11-2018)

Het waarom van reliekenverering is inmiddels beantwoord, maar er is nóg een vraag; zijn ze wel echt?  Ondanks de certificaten van echtheid is de authenticiteit van de meeste relieken twijfelachtig. Voor degenen die in de kracht van relieken geloven maakt dat niets uit, aldus de Kruijf. De 14e eeuwse theoloog William van Baskerville waarschuwde zijn pupil Adson in Umberto Eco’s roman De naam van de Roos echter al niet teveel geloof te hechten aan relieken van het heilig kruis. Wanneer deze allemaal echt zouden zijn, ontstond een heel woud van kruishout-bomen.  Zelfs het Vaticaan, waar met het aantreden van paus Franciscus een andere wind waait, waarschuwde eind vorig jaar nog voor bedrog in deze sector. In een artikel in Trouw wordt melding gemaakt van honderden zogenaamd authentieke relieken die op E-Bay worden aangeboden. Booming business in een tijd, waarin velen in hun spirituele zoektocht naar mentale houvast, terugkeren naar het rooms-katholieke geloof. Bevrijd van het knellende keurslijf van de traditionele geloofsrichtingen, maar gebleven is het verlangen naar goddelijke kracht of witte energie, die via relieken wellicht binnen handbereik komt. Of het werkt?

Jaren geleden hoorde ik in een interview met de componist Laurens van Royen de volgende woorden: …..’Wie niet in wonderen gelooft is geen realist’…  Wishful thinking of niet; een vast geloof of sterk vertrouwen kan (door het aanmaken van endorfinen) wel degelijk wonderen doen; maar je moet er natuurlijk wel in geloven.
Wat waren de beweegredenen om de niet zelden zware pelgrimsreizen te ondernemen? Behalve om de genezing van ziekten of de oplossing van problemen af te smeken gingen pelgrims op reis om boete te doen, of om er gewoon eens uit te zijn. Niet iedere pelgrim ging vrijwillig op pad. Tijdens de middeleeuwen kon een pelgrimage ook als straf worden opgelegd door de kerk of overheid.

In de Dakkamer van de expositie verneemt de bezoeker dat relieken niet alleen door gewone gelovigen werden vereerd, maar ook door vorsten en prelaten. Zij hoopten op vergroting van hun macht of een goede afloop van een veldtocht. Ter illustratie van dit streven wordt een wel heel navrant citaat aangehaald: …‘Ik staarde lange tijd naar de Heilige Lans. Het voelde of ik hem in een eerder stadium van de geschiedenis had vastgehouden. Het leek of hij een innerlijke kracht had en ik riep hem uit tot mijn talisman. Met de lans leek het alsof ik degene was die het lot van de wereld in handen had…’ aldus Adolf Hitler (1889-1945).

Lijst als reliekhouder
Lijst bevat stukjes van Luthers mantel en preekstoel. E.C.Schmidt, J.F.Baerecke 1838, Museum Catharijneconvent Utrecht

Bezoekers van de Luther tentoonstelling herinneren zich wellicht dat Frederik de Wijze, de keurvorst bij wie de opstandige monnik asiel verkreeg, zijn reliekenverzameling op 1 november, de dag van Allerheiligen, voor het publiek openstelde. De in die expositie getoonde reformatorische relieken zijn ook nu weer te zien: een (kopie van) de trouwring van Luther’s echtgenote en een prent van een Luthers kerkinterieur met in de lijst reliekjes van Luthers mantel en hout van zijn preekstoel.

De 9e eeuwse Franse Koning Lodewijk de Vrome bracht zijn enorme relieken collectie onder in de speciaal daarvoor gebouwde Sainte Chapel. Het pièce de résistance uit zijn bezit, een kroon met relieken van de doornenkroon van Christus, is nu in Utrecht te zien.

Reliekhouder
Reliekkroon met fragment van de heilige lans, het ware kruis en de doornenkroon van Christus, Maasvallei (Luik?), ca. 1260-1280. Parijs, Musée du Louvre, département des Objects d’art. Foto © RMN-Grand Palais (Musée du Louvre) / Martine Beck-Coppola

De definitie van het begrip reliek is door de samenstellers van de tentoonstelling zodanig opgerekt dat enkele wel heel curieuze objecten ook een plaats in het oude convent hebben gekregen. Bij de tong en vinger van Johan de Witt, die in 1672 door het grauw werd gelyncht, kun je je, hoe macaber ook, nog wel iets voorstellen. Maar met de enorme schoen van Rigardus Rijnhout (1922-1959), de reus van Rotterdam en de sigarendoos van Pim Fortuin, dreigt dit gedeelte van de expositie te veranderen in een rariteitenkabinet.

In de laatste zaal ziet de bezoeker religieuze relieken in de privésfeer. Een luguber, verschrompeld handje herinnerend aan de nieuwtestamentische kindermoord van Bethlehem. Een blaadje van de bodhiboom, waaronder de boeddha de verlichting bereikte. Rozenkransen, islamitische gebedssnoeren en relieken verwerkt in sieraden en medaillons. De indrukwekkende uitstalling eindigt met eigentijdse profane relieken, ingebracht door lezers van Dagblad Trouw. Een haarlok van een overleden moeder en een enorme keten van haarballen gemaakt van de getrimde vacht van een zo te zien heel oud geworden teckel. Een paar van grootmoeder geërfde oorbellen en een ‘wonderdadige’ foto van Marco Borsato.

De tentoonstelling geeft met geheiligde en profane, eenvoudige en rijk versierde reliekhouders een boeiend en verhelderend beeld van het universele, grensoverschrijdende verlangen van de mens naar goddelijke, bovennatuurlijke, maar ook gewone huis-tuin-en-keuken krachten ter ondersteuning van de soms lastig begaanbare levensweg.

Literatuur:

E. den Hartog e.a., Relieken, Museum Catharijneconvent Utrecht, 2018.

A. de Kruijf, Miraculeus bewaard: Middeleeuwse Utrechtse Relieken etc., Utrecht, 2011.

H. van Os, De Weg naar de Hemel: Reliekverering in de Middeleeuwen, Museum Catharijneconvent, Utrecht, 2001.

Link:

Artikel Trouw: Jezus Hemel is een Graf in Srinagar:

Catharijneverhalen : De tombe van Jezus in India,

Artikel in Trouw: Broeder Adelbert beheert honderden relieken

 

 

Geverifieerd door MonsterInsights