Pieter de Hooch, uit de schaduw van Vermeer, Museum Prinsenhof Delft t/m 16 februari 2020

Pieter de Hooch, Binnenplaats van een huis in Delft, 1658, The National Gallery Londen

‘Het is gelukt!‘ liet directeur Janelle Moerman zich verheugd ontvallen tijdens de voorbezichtiging van de expositie. De tentoonstelling over Pieter de Hooch (1629 – na 1679) werd mede mogelijk gemaakt dankzij de ‘Turing Toekenning 2017‘ voor het beste tentoonstellingsconcept. De financiële armslag en de koppeling van de tentoonstelling aan een groot wetenschappelijk onderzoek hielp potentiële bruikleengevers daarna over de streep. Met circa dertig van zijn in totaal 160 schilderijen worden vooral De Hoochs Delftse jaren geïllustreerd. De periode waarin hij een nieuw genre introduceerde: het binnenplaatsje, waarvan Binnenplaats van een huis in Delft een mooi voorbeeld is.

Behalve werk uit de Londense National Gallery ontving het Prinsenhof bruiklenen van het Madrileense Museo Thyssen-Bornemisza, het Kunsthaus Zürich, de National Gallery of Art in Washington en de Britse Royal Collection. Ook Nederlandse musea leenden werken uit: het Mauritshuis, Museum Boijmans, het Amsterdam Museum en het Rijksmuseum dat ook partner is in het multi-disciplinaire onderzoek. Deze werken nu bijeen te zien is volgens Janelle Moerman een ‘once in a lifetime experience!’

De interieurstukken van de Delftse schilder Johannes Vermeer (1632-1675) kent iedereen, maar de scènes met binnenhuizen en binnenplaatsjes van Pieter de Hooch zijn bij het grote publiek minder bekend. Reden voor het Prinsenhof om hem uit de schaduw van zijn beroemde collega te halen, want De Hooch doet niet onder voor Vermeer. Lang werd De Hooch als diens navolger beschouwd, maar het recente onderzoek toont aan dat het eerder andersom was. Vermeers Vrouw met Weegschaal uit Washington, geschilderd rond 1664 blijkt gecomponeerd naar voorbeeld van De Hoochs Goudweegster uit Berlijn. Ook de Hoochs meesterlijke impressies van afbrokkelend pleister- en metselwerk nam Johannes Vermeer over in zijn beroemde Straatje in de eregalerij van het Rijksmuseum. (Bekijk de veronderstelde locatie van het Straatje, via een link onder dit artikel ).

Pieter de Hooch (toegeschreven aan…) ca. 1648-1649 Rijksmuseum Amsterdam

Begin vijftiger jaren arriveerde Pieter de Hooch vanuit Rotterdam in Delft. Conservator Anita Jansen ontdekte dat hij zich voor zijn vroege werken met drinkende, rokende en kaartspelende figuren liet inspireren door interieurstukken van Hendrick van der Burch (1627-1664) en soldatenscènes van Anthonie Palamedesz (1601-1673) aan wie hij composities en figuren ontleende. Deze zogenoemde ‘cortegaerdjes‘ een verbastering van het Franse corps de garde, waren ten tijde van de 80-jarige oorlog populair. Pieter de Hooch legde deze humoristische scènes met triktrakspelers en drinkers vast op kleine paneeltjes.

De Hoochs Stalinterieur met drinkende soldaten uit Zürich bevat niet alleen een ontlening aan Palamedesz, maar geeft ook een inkijkje in een contemporain drankspelletje. De deelnemers moeten om beurten drinken uit een zogenoemd pasglas met markeringen op verschillende hoogtes. Als het resterende bier na het nemen van een slok precies op een volgende ring uitkomt mag het glas worden doorgegeven. Zoniet, dan moet worden doorgedronken tot het wel zover is. Getuige de schalkse gelaatsuitdrukkingen werd dit simplistische tijdverdrijf, bij ontstentenis van lachgas of iets sterkers, indertijd erg leuk gevonden!

De Hooch keek ook goed naar de kerkinterieurs van Gerard Houckgeest en Hendrick van Vliet, die experimenterend met kleur, licht èn perspectief het interieur van de Delftse Oude Kerk in beeld bracht. Op het koor van deze kerk is tot en met 16 februari de letterlijk en figuurlijk benauwende installatie Narrow House van de Oostenrijkse kunstenaar Erwin Wurm te bewonderen. Niet zomaar een voorbeeld van een nieuwe woontrend tiny house, maar met dit tot kleine proporties gereduceerde exterieur èn interieur van zijn ouderlijk huis brengt Wurm de beklemming van zijn kleinburgerlijke jeugd in beeld.

De Hoochs vroege interieurs zijn nog nauwelijks gedefinieerd, zoals te zien in het het Lege glas (1650-55) uit Rotterdam. In de Triktrakspelers uit Dublin heeft hij zijn poging tot het schilderen van de achtergrond maar opgegeven door er een (overigens ook onduidelijk) houten schot voor te zetten! Gaandeweg ontwikkelt De Hooch echter een vaardige hand in het creëren van intieme binnenhuisscènes met perspectivisch correct weergegeven geplaveide vloeren. Gebruikmakend van geraffineerde doorkijkjes en niet in de laatste plaats de lichtval weet hij diepte in zijn doeken te creëren. Met deze binnenhuisscènes en binnenplaatsjes was De Hooch een echte vernieuwer.

Een genre waarin ook Johannes Vermeer, Nicolaes Maes en Pieter Jansens Elinga zich specialiseerden, maar waarin de De Hooch excelleerde. Zij vergunnen de beschouwer (slechts) een inkijkje in één hoek van een binnenruimte; De Hooch laat een doorkijkje zien: een reeks met elkaar via een openstaande deur of raam verbonden geschakelde ruimtes. 

Archiefonderzoek
Jaap van der Veen dook in de archieven en ontdekte dat Pieter de Hooch Delftse roots had. Zijn moeder, geboekstaafd als een ‘jongedochter van Delft’, was geparenteerd aan Justus de la Grange. Deze vermogende kunstverzamelaar nam Pieter als jonge starter in Delft onder zijn hoede. Na afloop van diens patronaat wordt De Hooch lid van het Delftse Sint Lucasgilde.

Inmiddels getrouwd met Jannetje van der Burch en vader van twee kinderen, verhuist de Hooch in de hoop op betere afzetmogelijkheden in 1660 naar het welvarende Amsterdam. Aanvankelijk schildert hij portretten zoals dat van de vooraanstaande familie Jacott-Hoppesack, weergegeven in mooi ingerichte en perspectivisch treffend weergegeven interieurs. Ook hier zien we zijn befaamde doorkijkjes op achterliggende vertrekken en de buitenwereld. Toch ging het hem in Amsterdam niet voor de wind, aldus Van der Veen. Na een laatste archiefnotitie uit 1679 vond hij geen levenstekens meer. Dit jaartal wordt als terminus post quem aangehouden voor zijn overlijden. De betreffende notitie meldt dat De Hooch zijn oudste zoon Pieter in het dolhuis moet achterlaten. Een droevig slotakkoord van leven en werk van Pieter de Hooch. Einde verhaal? Van der Veen houdt, met zijn mondelinge suggestie dat De Hooch na die tijd  wellicht vertrokken is naar Middelburg of de Oost de deur naar het verleden nog op een kier.

Pieter de Hooch, De familie Jacott-Hoppesack, ca, 1670, Amsterdam Museum (verworven met steun van de vereniging Rembrandt)

Terug nu naar het het Amsterdamse paar Jan en Elisabeth Jacott met hun kroost. Ze zijn gekleed naar de laatste mode en weergegeven in een paleisachtig interieur. Een ingenieus gedrapeerd, en wegens de kostbaarheid niet op de vloer gelegd Perzisch tapijt, springt in het oog. Rechts geeft een doorkijk een blik op een fictieve buitenplaats. Het ovale wapenbord linksboven op de schouw verwijst naar het familiehuis van Elisabeth in de Warmoesstraat, In de Hoppezak geheten. Wellicht werd dit familieportret besteld bij gelegenheid van de nieuwe woning die op 1 mei 1669 werd betrokken. De erfopvolger is prominent in beeld gebracht. De bloemen van het kleine meisje verwijzen symbolisch naar zuiverheid en kuisheid; de hond naar huwelijkstrouw, de wijnranken, ontleend aan psalm 128, naar eendracht in een vruchtbaar huwelijk: … ‘uw huisvrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok’…

Bij nauwkeurige waarneming ontdekt de beschouwer van dit portret elementen uit De Hoochs andere Amsterdamse werken, waarin hij het interieur van de Burgerzaal en de Raadskamer van het Amsterdamse stadhuis als mise-en-scène koos, zoals in het doek uit Madrid.

Evenals zijn tijdgenoten was ook Pieter de Hooch onder de indruk van het nog altijd imposante Amsterdamse Stadhuis dat door Jacob van Campen in classicistische stijl werd ontworpen en op een niet eerder vertoond formaat gebouwd. Ter ere van de Vrede van Münster, waarmee een einde kwam aan de 80-jarige oorlog, was op 28 oktober 1648 de eerste steen gelegd van het dit trotse stadhuis. De toenmalige dichter des vaderlands Joost van den Vondel bezong het gebouw met paleisachtige allures als het 8e Wereld-wonder.

In De Hoochs Interieur van de Raadskamer van het Amsterdamse Stadhuis, van ca.1663-1665 lopen bezoekers bewonderend rond in het burgemeestersvertrek dat na kantooruren opengesteld was voor het publiek. Hier zagen zij ook schilderijen van eigentijdse kunstenaars als Ferdinand Bol en Govert Flinck. Historiestukken waarin middels historische- en bijbelse onderwerpen een parallel werd getrokken met de het roemruchte verleden van de bewoners van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Deels achter een eveneens naar de Oudheid verwijzend gordijn, gaat Ferdinand Bols’ schoorsteenstuk met de Onverschrokkenheid van Consul Fabricius in het vijandige Legerkamp van Pyrrhus schuil. Voor onderhandelingen bracht de Romeinse Consul Gaius Fabricius Luscinus (ca. 280 v. Chr.) een bezoek aan koning Pyrrhus van Epirus. Wanneer Fabricius niet ontvankelijk blijkt voor steekpenningen tracht Pyrrhus zijn tegenstander schrik aan te jagen door plots een olifant ten tonele te voeren. Fabricius laat zich echter niet van de wijs brengen. Met deze episode in een reeks klassieke en bijbelse verhalen, afficheerden de burgemeesters hun onkreukbaarheid en onomkoopbaarheid. De Hooch kiest hier het burgemeestersvertrek, en elders de burgerzaal met de in marmer ingelegde hemel- en wereldkaart als setting voor zijn Amsterdamse topstukken. En typisch De Hooch, ook in deze scènes past hij een niet werkelijk bestaand doorkijkje toe. Leuk ook hoe hij nog een beetje stoeide met de plaatsing van de hond in de voorgrond. Voor dit pentimento is geen infraroodreflectografie nodig! Het gordijn verwijst naar het verhaal van de rivaliserende schilders Zeuxis en Parrhasius; de een schilderde druiven zo realistisch dat vogels erop afkwamen. De ander liet een deel van zijn schilderij schuilgaan onder een zò illusionistisch weergegeven gordijn, dat zijn rivaal het opzij probeerde te schuiven!

Pieter de Hooch, Portret van een musicerende familie, 1663. Cleveland Museum of Art.

Aan de interieurs van het stadhuis ontleende elementen als marmeren schouwen en kunstig ingelegde vloeren verwerkte De Hooch ook in het sjieke vertrek van het Portret van een (onbekende) musicerende familie uit Cleveland, waarin moeder de maat slaat. Nodig bij het maken van muziek, maar eveneens verwijzend naar de deugd van matigheid. Het samen musiceren is een metafoor voor harmonie in het gezin.

Feit of Fictie?
Even terug naar Delft en het realiteitsgehalte van de topografische achtergrond in de ogenschijnlijk naar de werkelijkheid gecomponeerde stukken. Bouwhistoricus Wim Weve vond de plekken waar De Hooch de topografische waarnemingen schetste, die hij later met wat fantasie in zijn doeken verwerkte. Zo plaatste hij de torens van de Oude- en Nieuwe Kerk in zijn Vrouw en Kind bij een Bleekveld uit de Rotschild Collection, anders dan de werkelijkheid, náást elkaar in de achtergrond. De kapel van het Prinsenhof en de Oude kerk zijn in dit doek waargenomen vanaf een standpunt achter het Sint Agathaklooster, dat nu het Prinsenhof herbergt. De Nieuwe kerk en het huis met de asymmetrische topgevel in dit doek nam De Hooch, aldus Weve, waar vanaf het iets verderop gelegen binnenterrein van het voormalige Sint Hieronymusklooster, gelegen achter Oude Delft nummer 157. Een informatieve stadswandeling voert langs deze plekjes en laat met corresponderende afbeeldingen van zijn schilderijen zien dat De Hooch de werkelijkheid naar zijn hand zette.   

Pieter de Hooch, Vrouw en kind bij een bleekveld in Delft, 1657-1659, Rotshild Collection (Waddesdon), foto: Mike Fear

Materiaaltechnisch onderzoek
Voorafgaand aan de tentoonstelling heeft restaurator Anna Krekelen de meeste schilderijen met moderne technieken als röntgenopnames en infra-roodreflectografie onderzocht. De resultaten, achterin de catalogus schematisch aangegeven, beantwoorden vragen over dragers en pigmenten, pentimenti, compositie en toepassing van perspectief. Talrijke gaatjes in de dragers verraden dat De Hooch voor het verkrijgen van het juiste perspectief hulplijnen spande vanuit een verdwijnpunt dat hij met een speld of spijkertje markeerde. Hoe hij in de beginjaren nog worstelde met het juiste perspectief is zelfs met het blote oog te zien in de vloer van Een vrouw met een kind in een kelderkamer uit het Rijksmuseum. Na 1658 heeft hij het echter onder de knie. Daarna kiest hij voor complexere composities; soms zelfs met een tweede verdwijnpunt. Behalve met het juiste perspectief stuurt De Hooch de blik van de beschouwer ook via een baan licht dat door een open deur of raam binnenvalt, zoals in het doek dat sinds de 19e eeuw bekend staat als de Moedertaak of in eigentijds jargon: de luizenmoeder.

Herhalingen
De expositie toont enkele werken, waarin De Hooch eerdere composities, soms met minieme verschillen, herhaalde. Zoals de Binnenplaats van een huis in Delft uit de National Gallery en Drinkende figuren op een binnenplaats uit een particuliere collectie. De hierin vereeuwigde gevelsteen uit 1614 is in de tentoonstelling te zien. Dit in steen gebeitelde document, herinnerend aan het in 1536 verdwenen Hieronumysklooster, bevat een morele opsteker:

..’dit is in Sint Hieronimus daelle/wildt u tot pacientie en lijdt-/saemheijt begeeven/wandt wij muetten eerst daelle/willen wij worden verheeven 1614’…

 Vrij vertaald: na dit aardse tranendal wacht ons de hemel.

Twee doeken met een Hollandse binnenplaats uit de National Gallery in Washington en het Mauritshuis zijn vrijwel identiek. Dat geldt ook voor de varianten op de Slaapkamer uit Washington en Karlsruhe. Het blozende kindje dat éven binnenkomt, maar gauw weer buiten wil gaan spelen, komt nogmaals terug in de Kolfspelers uit de National Trust.

1.Pieter de Hooch, Een binnenplaats met een rokende man en een drinkende vrouw ca. 1658-1660, Mauritshuis Den Haag
2.Pieter de Hooch, Hollandse binnenplaats ca.1658-1660, Courtesy National Gallery of Art Washington, Andrew W. Melon Collection 1937.1.56

Enkele critici stellen dat De Hooch meer oog had voor de architectonische setting dan voor de figuren, bij welke het soms ontbreekt aan de correcte weergave van de anatomie en gelaatsuitdrukking. Verschillende personages kijken inderdaad een beetje weg, maar de sfeer van verstilling en aandacht is toch vaak goed of -eigentijds mindful- getroffen. In beeld gebracht met een scherp talent voor observatie, detaillering en belichting.

  1. Pieter de Hooch, In de slaapkamer, ca. 1660-1662, Staatliche Kunsthalle Karlsruhe
  2. Pieter de Hooch, De slaapkamer, ca. 1660-1662, National Gallery of Art, Washington

Pieter de Hooch, De kolfspelers, ca. 1660-1662, National Trust, National Trust Images foto: Derrick E. Witty

Waardering
De schilders van de Hollandse Gouden Eeuw waren door een algemene smaakverandering in de 18e eeuw enigszins buiten beeld geraakt. De schilders van de Hollandse Gouden Eeuw waren door een algemene smaak-verandering in de 18e eeuw enigszins buiten beeld geraakt. Het met licht-donker beschenen warme palet van Rembrandt en tijdgenoten maakte plaats voor de heldere kleuren en gelijkmatige belichting van het classicisme.   een publicatie van de Franse kunstcriticus Théophile Thoré Bürger, Musées de la Hollande uit 1860, kregen publiek en kunstverzamelaars in de tweede helft van de 19e eeuw weer oog voor hen. Ondanks zijn kennersblik zag Thoré, die ook Frans Hals uit zijn winterslaap wekte, een De Hooch nog wel eens aan voor een Vermeer en andersom! In een inventaris van zijn maecenas Justus la Grange worden 11 schilderijen van De Hoochs hand getaxeerd op bedragen tussen de 6 en 20 gulden. Om de gedachten te bepalen: een geschoolde arbeider verdiende rond 1650 zo’n 6 tot 8 gulden per week. In een boedelinventaris van 1671 worden twee doeken van De Hooch:  ‘een juffertje en signeur’ en ‘juffertjes met een kintje’ respectievelijk op 36 en 75 gulden geschat. Geleidelijk aan liepen de prijzen voor zowel De Hooch als Vermeer op. Rond het midden van de 18e eeuw scoorden werken van de Hooch en Vermeer nog vrijwel gelijk, maar tegen het eind van de 18e eeuw bracht De Hoochs Vrouw met kind in Kelderkamer al f 2.600,– op terwijl Vermeers Melkmeisje voor  f 1.550,– werd afgehamerd.  In 1817 wist de eerste directeur van het Rijksmuseum, Cornelis Apostool Vrouw met kind in kelderkamer voor f 4.010,– te verwerven.

Ook in het buitenland groeide belangstelling voor De Hooch. De directeur van de Londense National Gallery kocht Binnenplaats met vrouw en dienstmeid  in 1869 voor in zijn woorden: …’a very moderate price’… van 41.000 Ff. Tegelijkertijd kwam het Vermeerachtige Bezoek van de Hooch voor de uitzonderlijk hoge prijs van 150.000 Ff. onder de hamer. Voor eenzelfde prijs verwisselde Rafael’s Madonna van het huis Orleans uit 1505 van eigenaar.

De vier De Hoochs die de Nederlandse verzamelaar Adriaan van der Hoop na 1854 legateerde aan de stad Amsterdam, zijn in langdurige bruikleen te zien in het Rijksmuseum:  de Moedertaak, het Aanreiken van een Brief, Gezelschap op de plaats achter een huis en Binnenhuis met Vrouwen bij een linnenkast .

Interessante gedachte dat de werken van de Hooch en Vermeer in die jaren minder aanzien genoten dan die van Gerard ter Borch en Gabriël Metsu. Metsu’s Kraambezoek, in de MET New York, werd midden 18e eeuw op 850 gulden geschat en een werk van Ter Borch op 405 gulden. Een Binnekamer met beelden en bywerk van De Hooch werd destijds aangeprezen als. ‘…konstich alsof het van Metzu was’…  

Elders staat werk van de De Hooch te boek als: …’zoo goet als de Delfze van der Meer’…

Wanneer ik nog even google naar de vier werken van De Hooch uit het legaat van Adriaan Van der Hoop (1778-1854) stuit ik op een artikel dat in oktober 2004 ter gelegenheid van het honderdvijftigste sterfjaar van deze kunstverzamelaar verscheen in dagblad Trouw. Een verslag van Arjan Terpstra’s zoektocht naar het antwoord op de vraag naar het waarom van deze gulle gever: …’De musea hangen er vol mee; schilderijen die zijn geschonken door Adriaan van der Hoop’

Terpstra noemt alle bekende namen van illustere 17e eeuwse meesters, maar de naam van Pieter de Hooch schittert door afwezigheid!

Lezing van dit artikel beveel ik, via de onder dit artikel geplaatste link graag voor zelfstudie aan, maar één ding is duidelijk: de samenstellers van de huidige tentoonstelling deden er goed aan om Pieter de Hooch uit de schaduw van Vermeer te halen: dat werd Hooch tijd.

Conclusie
Recent multi-disciplinair onderzoek toont aan dat de Pieter de Hooch, anders dan vaak verondersteld, geen navolger van Vermeer was. Het was verrassend genoeg andersom. Dit werd onder andere bij een materiaal-technische vergelijking van De Hooch’s Goudweegster uit Berlijn en Vermeers Vrouw met Weegschaal uit Washington, beide geschilderd rond 1664, duidelijk. Dit werd op grond van een pentimento, een overschilderde figuur in De Hoochs doek, overtuigend aangetoond.

De Hoochs schilderijen lijken de werkelijkheid te weerspiegelen, maar naar het leven geschilderd zijn ze niet. Elk schilderij is een compositie, opgebouwd uit speels gebruikte topografische- en architectonische  elementen: de Oude en Nieuwe Kerk, het stadhuis en het huis met de asymmetrische topgevel. Weergegeven met nauwkeurig geobserveerde licht effecten: de reflectie op een betegelde vloer, licht dat weerspiegeld wordt op een deurklopper of glanst op het vlassige haar van een kind. De Hooch toverde met de weergave van talloze nuances van het ongrijpbare licht, dat zich in steeds andere schakeringen en sterktes …‘een weg baant door de verschillende vertrekken van het Hollandse woonhuis’.., zoals dit wordt omschreven in het themanummer van Kunstschrift.  

J. v.d. Veen e.a., Pieter de Hooch…; uit de schaduw van Vermeer, Museum Prinsenhof, Delft, 2019.

L. Meerman, e.a., De wereld van De Hooch in: Kunstschrift: nr. 5, oktober/november 2019.

Link naar artikel in Volkskrant over: Narrow House  

Link naar artikel in AD over het straatje: Straatje Vermeer:

Link naar artikel in Trouw over: Schenken collectie van der Hoop

Geverifieerd door MonsterInsights