Tentoonstelling In de Ban van de Middeleeuwen, tot en met 26 januari in Museum Catharijneconvent in Utrecht.

Duccio di Buoninsegna, Engel, ca. 1308-131. ‘s-Heerenberg, Kasteel Huis Bergh

Met een flitsende presentatie raakt de bezoeker direct in de ban van het verhaal van deze tentoonstelling: de lotgevallen van Middeleeuwse kunst die oorspronkelijk uitsluitend in kerken en kloosters te zien is geweest.

Rond 1800 raakt religieuze kunst op drift. Deze ontwikkeling begon tijdens de Franse Revolutie van 1789. Kerken en kloosters werden werden conform de idealen vrijheid, gelijkheid en broederschap gesloten. Voor het gangbare standsverschil in de kerk was geen plaats meer. Kunsthandelaren zagen wel brood in de afgedankte Roomse kunst. Heiligenbeelden en schilderijen werden door hen voor een appel en een ei gekocht. De panelen van grote altaarstukken werden gedemonteerd en verzaagd, zodat ze afzonderlijk voor veel geld aan liefhebbers konden worden verkocht. Niet alleen God verdween uit de Rooms-Katholieke kerken, maar Middeleeuwse kunst uit Frankrijk, Nederland en Duitsland raakte over heel Europa verspreid.

En, even buiten de tentoonstelling, Middeleeuwse kunst belandde zelfs in Amerika. In het authentiek ogende klooster, waaraan The Cloisters in Manhattan haar naam dankt, waan je je als God in Frankrijk. De bouwstenen van dit aan Middeleeuwse kunst gewijde dependance van het Metropolitan Museum zijn echter afkomstig van vijf afgebroken Franse kloosters. In de jaren dertig werden ze als bouwpakket naar New York verscheept. Je kunt hier je vraagtekens bij zetten, maar in de New York wordt het monument in elk geval voor verval behoed.

Veel Middeleeuwse kunstwerken zijn verloren gegaan, andere dragen de sporen van geweld. Niet alleen van beschadigingen die werden toegebracht tijdens de Franse Revolutie. Een zwaar toegetakeld reliëf in de Utrechtse Domkerk vertoont oudere letselschade. Tijdens de Beeldenstorm van 1566 viel het aan de Meester van de Utrechtse Stenen Vrouwenkop toegeschreven werk ten prooi aan sloophamers van ‘ketters’ en meelopers die het op ‘paapse superstitiën’ gemunt hadden.

Joan Reixach 1437-1486), Retabel met de tronende Maagd en Kruisiging, Haarzuilens, Kasteel de Haar foto Mike Bink

Verschillende kunstwerken die destijds aan dit vandalisme waren ontkomen vielen in de late 19e en vroege twintigste eeuw alsnog ten prooi aan geweld, maar dat kwam voort uit kunstliefde. Baron Etienne van Zuylen van Nijevelt, een van de hoofdrolspelers in deze tentoonstelling, liet een stukje van de originele lijst van een Catalaans retabel afzagen, zodat het precies boven zijn bed paste.

In de introductiezaal ligt een fragment van een Catalaans altaarstuk uit Kasteel Huis Bergh dat eveneens sporen van de ‘botte bijl’ vertoont. Het paneel met scènes uit het leven van Sint-Maarten en de Opstanding werd aan de linkerkant ruwweg afgezaagd. 

Conservator René de Kam ‘biecht’ -om in Rooms jargon te blijven- op dat de teloorgang van Middeleeuwse religieuze kunst niet alleen te wijten is aan Beeldenstormers en Franse revolutionairen. De Katholieke kerk heeft daar zelf ook schuld aan. In antwoord op de door Luther in gang gezette Reformatie begon de katholieke kerk met de Contrareformatie een tegenoffensief. De vroegmiddeleeuwse tot verstilde piëteit uitnodigende religieuze kunst werd in de zeventiende eeuw vervangen door Barokke beelden en altaarstukken, die de gelovigen letterlijk en figuurlijk van hun stuk moesten brengen Met overdonderende beelden van de lijdende Christus, zijn in zwijm gevallen moeder en in extase verkerende heiligen werden de gelovigen direct emotioneel aangesproken.

Romantiek
Intussen had de tijd niet stilgestaan. Door de technische vooruitgang was het leven in de 19e eeuw in snel tempo veranderd. De vooruitgang die de industrialisatie en daarmee gepaard gaande verstedelijking met zich meebracht, bleek niet voor iedereen een zegen. De horizon van het groene landschap met alleen maar bomen en kerktorens als verticale elementen, werd sinds de industriële revolutie vervuild door fabrieksschoorstenen. Erger was de verpaupering. Voor arme fabrieksarbeiders die onder onmenselijke omstandigheden werkten en opeengepakt in ongezonde sloppen woonden, was van vooruitgang geen sprake. Her en der werden de ogen geopend voor dit leed. Op de golfbeweging van de tijd begon het tij te keren. Denkers, schrijvers, dichters en kunstenaars verlangden naar andere tijden. Zij grepen terug op de Middeleeuwen, een periode waarin alles ‘puur en goed was’. Een tijd waarin de mensen via gildes en broederschappen nog naar elkaar omkeken en waarin van religieuze verdeeldheid geen sprake was. In de kerken gold het motto: eerst zien dan geloven. Met aansprekende sculpturen en altaarstukken werd de christelijke heilsgeschiedenis zichtbaar gemaakt.  

Tijdens de Romantiek werd de periode van kastelen en ridders, kerken en heiligen ten onrechte verheerlijkt. Met talloze oorlogen en epidemieën waren de Middeleeuwen helemaal niet beter dan de eigen tijd. Kunstenaars en schrijvers als Sir Walter Scott en Johann Wolfgang von Goethe schilderden een geïdealiseerd beeld van dit verre verleden.  

Dit verlangen naar de tijden van weleer wordt in de expositie geïllustreerd met een romantisch landschap met een Middeleeuwse kasteelruïne. Heel toepasselijk want twee van de drie collecties die in de tentoonstelling centraal staan zijn ondergebracht in een Middeleeuws kasteel.

Wijnand Nuijen, Landschap met kasteelruïne, 1838 Rijksmuseum Amsterdam

Tijdens de Tachtigjarige oorlog, waarin de Noordelijke Nederlanden zich bevrijdden van de katholieke Spaanse overheerser, werd de openbare uitoefening van het katholieke geloof door de calvinistische overheden verboden. Kerkgangers die het oude geloof trouw bleven ontmoetten elkaar in schuilkerken die aan de straatzijde niet als godshuis herkenbaar waren. Pas na bijna 250 jaar mocht het katholieke geloof in 1848 weer openlijk beleden worden. In 1853 wordt ook de zogeheten katholieke hiërarchie hersteld. Nederland krijgt weer een aartsbisschop en wordt in vijf bisdommen verdeeld. In Driebergen-Rijssenburg wordt een priesteropleiding geopend. De eerste priester die daar afgestudeerde was Gerard van Heukelum (1834-1910). Als verzamelaar van het eerste uur speelt hij een belangrijke rol in deze expositie. Ook hij was aangeraakt door de romantische tijdgeest. In de Middeleeuwen had het katholieke geloof immers haar bloeitijd beleefd. Voor de bouw en inrichting van nieuwe katholieke kerken greep Van Heukelum metterdaad terug op de Middeleeuwen.

In de ban van de Middeleeuwen is samengesteld met kunstwerken die in de vorige eeuw bijeengebracht zijn door drie markante collectioneurs, of eigenlijk vier, want de verzameling van Etienne van Zuylen van Nijevelt (1860-1934) is verkregen met geld van zijn echtgenote, Hélène de Rothschild (1863-1947), die zich onder huwelijkse voorwaarden aan hem verbond.
Alle zijn gepassioneerde collectioneurs, maar hun drijfveer verschilde. Van Heukelum verzamelde als vrome katholiek, het echtpaar Van Zuylen van Nijevelt gebruikte de Middeleeuwse verzameling om hun voorname pedigree en welstand te etaleren. Met zijn collectie manifesteerde textielbaron Jan Herman van Heek (1873-1957 zich als beschermer van Middeleeuws erfgoed.

Utrecht in de Middeleeuwen
Voorafgaand aan de bezichtiging neemt De Kam ons even mee naar het Middeleeuwse Utrecht, waar 5 kapittelkerken, 10 parochiekerken en wel 30 kloosters te vinden waren. Een stadsgezicht van Herman Saftleven geeft een mooie impressie van de Middeleeuwse skyline van Utrecht, die in de 17e eeuw nog bestond. In die tijd was Utrecht zowel op economisch, religieus als kunstzinnig gebied een welvarende stad. Er werden prachtige kunstwerken gemaakt, zoals de beroemde Madonna van de Utrechtse meester van de Stenen Vrouwenkop. Nu in de collectie van het Catharijneconvent.

Herman Saftleven, Gezicht op de stad Utrecht, ca, 1664. Dresden Staatliche Kunstsammlungen.

Met de komst van de Reformatie kwam aan de productie van devotionele religieuze kunst een einde. Luther richtte zijn pijlen op de misstanden in de katholieke kerk. Vooral de aflaathandel moest het ontgelden. Met het stopzetten daarvan stagneerde ook de bouw van de Domkerk die voor 70% gefinancierd werd door de ‘crowd-funding’ van de Middeleeuwen, aldus De Kam, die weet waarover hij spreekt. In 2014 publiceerde hij een uitgebreide geschiedenis over de Utrechtse domtoren. Een boek dat in het licht van de zojuist voltooide restauratie weer actualiteitswaarde heeft.
Na de Reformatie was er in Utrecht geen plaats meer voor rooms katholieke kunst. ‘Verkocht voor vis en zalm’ raakte Middeleeuwse kunst uit Utrecht over de hele wereld verspreid.

Neogotische Ciborie, Gerard Bartel Blom, 1888

De naam van de oudste verzamelaar Gerard van Heukelum ken ik nog van de jaren waarin ik rondleidingen gaf in het Catharijneconvent. Oud-conservator Caspar Staal memoreerde hem in de jaren ’80 respectvol als Monseigneur. De Kam bestempelt Van Heukelum in eigentijds jargon als de Foundling Father van het Catharijneconvent. Hij was de juiste man op de juiste plaats. Toen de katholieken weer vrijheid van godsdienst kregen droeg van Heukelum met raad en daad bij aan het katholieke reveil. Hij was betrokken bij kerkrestauraties en reisde, vaak vergezeld van zijn medestander aartsbisschop Andreas Ignatius Schaepman, per koets door het aartsbisdom op zoek naar authentieke Middeleeuwse objecten. Her en der kocht hij de ‘ouwe troep’ op, waarmee de huidige tentoonstelling is ingericht. Ook neusde hij rond in pastorieën en op de zolders van Utrechtse schuilkerken. Voor de nieuw te bouwen en in te richten katholieke kerken was van alles nodig. Naar voorbeeld van authentieke objecten vervaardigden de leden van het door hem gestichte Sint Bernulphusgilde neogotische beelden, liturgische gewaden en vaatwerk. De door Gerard Bartel Blom gesmede ciborie voor het bewaren van gewijde hosties is daar een mooi voorbeeld van.  

Aartsbisschoppelijk Museum.
Met de soms spectaculaire vondsten bracht hij in Huis Loenersloot aan de Nieuwe Gracht de collectie bijeen die in 1872 als het Aartsbisschoppelijk museum voor publiek geopend werd. De daar bijeengebrachte werken vormen de topstukken in de huidige expositie, zoals het betoverende laat dertiende-eeuwse fragment van een ontmanteld altaarstuk voorstellende de Maagd Maria met kind uit Siena door de Meester van Badia a Isola en een paneel met de Man van Smarten dat van Heukelum in de schuilkerk aan de Utrechtse Herenstraat ontdekte.

In dit paneel confronteerde Geertgen tot Sint-Jans de middeleeuwse gelovige op indringende wijze met het lijdensverhaal. Als in een boze droom comprimeerde hij alle episodes op een op een paneeltje van 24 x 35 cm. De martelwerktuigen rechts verwijzen naar de geseling van Christus, die staand in het graf zijn kruis nog draagt. Tegelijkertijd toont Hij zijn wonden. Dit zogeheten Andachtbild hielp de gelovige om zich het lijden van Jezus in te leven.

Geertgen tot Sint-Jans, Man van Smarten, ca. 1485. Museum Catharijneconvent

Met het vroeg vijftiende-eeuwse Rijnlands altaar dat het slotakkoord vormt van deze expositie loop ik even op de zaken vooruit. Verscholen achter een witte stuclaag had dit monumentale altaarstuk de Reformatie in een Keulse kerk getrotseerd. Achter de gesloten beschadigde zijluiken waren de scènes met hoogtepunten uit de christelijke leer wonderwel bewaard. Voor de ogen van de ongeletterde gelovigen ontvouwde de heilsgeschiedenis zich als in een kleurrijk stripverhaal. De iconografie van de Verkondiging aan de Maagd Maria is heel bijzonder. Terwijl de engel zijn/haar boodschap brengt zendt de zelden in beeld gebrachte God de Vader de Heilige Geest in de vorm van een duif met in zijn kielzog een kant en klaar baby’tje naar beneden! 

Het mysterie van de maagdelijke conceptio per aurem wordt hier op glasheldere wijze aanschouwelijk gemaakt. Terwijl Maria de woorden van de engel hoort vindt de bevruchting [door het oor] plaats. Ook de ontmoeting tussen Maria en haar zwangere nicht Elizabeth is door de anonieme kunstenaar prachtig verbeeld. In de schoot van beide vrouwen knielt neef Johannes voor het Christuskind in wording. De verbeelding van het bezoek van de Driekoningen moest alle twijfel over het vaderschap wegnemen. Om duidelijk te maken dat hij met de conceptie niets te maken heeft kijkt Jozef vanachter een gordijn naar het hoge bezoek!

Middelrijns Altaar aanbidding en visitatie. Middelrijn of Westfalen ca.1410 collectie Museum Catharijneconvent.

Terwijl deze episodes uit het Middelrijns altaarstuk stralen tegen een met bladgoud versierde achtergrond, schittert de zogeheten Bernulphuscodex (ca. 1040 e.v.) door afwezigheid. Aan de verwerving van dit Middeleeuwse boek uit de Utrechtse Domschat is een bijzondere anekdote verbonden. In roerige tijden werd de codex, samen met twee andere Middeleeuwse boeken in de Deventer Lebuinuskerk in veiligheid gebracht. In de 19e eeuw werden ze op de zolder van de pastorie teruggevonden, waar de huishoudster de codices gebruikte om de linnenpers te verzwaren.  

Uit piëteit voor de kostbare inhoud is het vuistdikke handgeschreven evangelieboek met halfedelstenen, goud en filigrainwerk versierd. Het is in de oostelijke kloostergang op de begane grond te zien.

Bernulphuscodex, Reichenau, ca. 1040, band 13e eeuw, Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer

Kasteel de Haar
Een substantieel onderdeel van de tentoongestelde werken is afkomstig de collectie van het echtpaar Van Zuylen van Nijevelt- de Rothschildt. Op de ruïne van de middeleeuwse donjon van zijn voorvaderen, liet Van Zuylen door architect Pierre Cuypers een neogotisch sprookjeskasteel bouwen. 

Kasteel de Haar anno nu. Foto Dennis G. Jarvis.

Het luxe van alle comfort voorziene interieur was bepaald niet middeleeuws. De mondaine levenswijze van de baron en zijn echtgenote evenmin. Afgezien van de overdadige banketten die deden denken aan de door de Gebroeders Limbourg vereeuwigde feestmalen van de 15e-eeuwse gourmet Jean Duc de Berry.

Hangend Servies en Bestekbestek. Foto Marina Marijnen

Anders dan de disgenoten van deze hertog, die de maaltijd met de hand tot zich namen, aten en dronken de gasten van Kasteel de Haar van een ‘middeleeuws’ servies en bestek van speciaal voor de Van Zuylens gesmeed 700-delige set tafelzilver. Met een knipoog naar deze megalomane cassette heeft de vormgever Studio Ilona Laurijsse moderne plastic lepels en vorken boven het antieke tafelgerei opgehangen.

Het echtpaar Van Zuylen was gefascineerd door de moderne tijd met snelle auto’s en vliegtuigen. Barones Hélène deed destijds als een van de eerste vrouwen ooit mee aan een autorally. Je ziet een foto waarop zij zich met nauwelijks verholen trots in haar automobiel, een Dion-Bouton, liet vereeuwigen.

De drijfveer voor het verzamelen van Middeleeuwse kunst bij de Van Zuylens is volstrekt profaan. Gesouffleerd door Cuypers kochten ze wandtapijten en middeleeuwse kunstwerken, zoals het al genoemde Catalaanse altaarstuk, waarvan het middelpaneel in Van Zuylens slaapkamer belandde. De overige delen van het verzaagde altaarstuk waren in andere vertrekken te zien. Behalve authentieke Middeleeuwse stukken kochten de Van Zuylens ook neogotische objecten. Naast een vijftiende-eeuws beeld van de met pijlen doorboorde Heilige Sebastiaan stond in de kapel van het kasteel ook een Mariabeeld uit de werkplaats van het Bernulphusgilde.

Kasteel Huis Bergh
De derde verzamelaar is de Twentse textielbaron Jan Herman Van Heek; eigenaar van de spinnerij en weverij Rigtersbeek. Zijn naam is ook verbonden aan Rijksmuseum Twente, dat hij in 1930 oprichtte om de textielarbeiders in Enschede liefde voor kunst bij te brengen…

Getuige een dagboeknotitie neemt Van Heek in 1919 de belangrijkste stap in zijn leven. Met de aankoop van 117 kunstwerken uit de collectie van de neogotische ontwerper Friedrich Wilhelm Mengelberg blijft deze verzameling voor Nederland behouden. Dat was inderdaad belangrijk, want destijds verdween veel Nederlandse kunst naar de stadspaleizen van Amerikaanse nouveaux riches. Met deze deal was 195.000 gulden gemoeid; omgerekend naar de huidige waarde zo’n 1,2 miljoen euro!

Van Heek bracht zijn verzameling onder in Huis Bergh. In 1912 liet hij de kasteelruïne in oude luister herbouwen. Van Heeks voorliefde gaat, geheel in overeenstemming met de romantische tijdgeest, uit naar de eenvoudige kleine middeleeuwse werken, die nog niet zijn aangeraakt door wereldse invloeden. Het rijkversierde laat vijftiende-eeuwse drieluikje met Maria en Kind door Neri di Bicci is daar een voorbeeld van.

Een tweeluikuit Tirol omschreef Van Heek als ‘de merkwaardigste’ uit zijn verzameling. ….’Waarom precies is onbekend’… aldus het bijschrift, maar dat laat zich wel raden. De scènes uit het leven van de Maagd Maria zijn uniek! Op het linkerpaneel zit de duidelijk zichtbaar zwangere Maria te spinnen. Jozef kijkt toe terwijl een engel voor een achtergrondmuziekje zorgt. Als in een Netflix serie zijn we in het tweede paneel ineens een half jaar verder. Om te ontkomen aan de moordlustige soldaten van Koning Herodes zijn Jozef, Maria en het kind op de vlucht naar Egypte.

Het drieluik met de zogeheten Heilige Maagschap beschouwde Van Heek als zijn belangrijkste werk. In de Middeleeuwen was de voorststelling van Maria met het kindje Jezus, haar (in de Bijbel niet genoemde) moeder Anna en de rest van de familie een geliefd onderwerp. Van Heek waardeerde vooral de in prachtige kleuren geschilderde kleding.

Hans Döring, Maagschap van de heilige Anna, 1515. ‘s-Heerenberg, Kasteel Huis Bergh.

Met uitzondering van Giovanni del Biondo’s Heilige Stephanus zijn alle in de expositie getoonde objecten afkomstig uit de drie besproken collecties. Dit kleurrijke paneel van de 14e-eeuwse Florentijnse schilder werd door het Bonnefanten Museum uitgeleend. Gehuld in een bloedrood gewaad is de in de bijbel genoemde martelaar die om zijn geloof werd gestenigd, althans voor de kenner van het verhaal, herkenbaar aan de attributen op zijn hoofd.

Lest best 
In de laatste zaal worden naast het al besproken Middelrijns altaar en de Tronende Madonna uit Kasteel de Haar nog enkele topstukken getoond. Vandaag de dag is het ondenkbaar, maar Van Heek wist in 1924 de hand te leggen op een fragment van Duccio di Buoninsegna’s Maesta uit de Dom van Siena, dat in 1800 werd verzaagd en verkocht. Afgezien van twee engelen in Amerikaanse collecties is de verblijfplaats van de overige panelen onbekend.

Duccio di Buoninsegna, Engel, achterkant ca. 1308-131. ‘s-Heerenberg, Kasteel Huis Bergh

Duccio’s Engel is zodanig opgesteld dat je ook de achterkant kunt zien. De Kam spreekt over dit werk als een schilderij ‘met een rugzakje’. In het bijschrift lees ik wat hij bedoelt. Aan de achterzijde is te zien dat de engel, die oorspronkelijk deel uitmaakte van de hoofdvoorstelling, in de 18e eeuw in halfronde vorm is gezaagd en later is voorzien van de driehoekige bovenkant. Een ogenschijnlijk onbeduidend rood lakzegel geeft bovendien informatie over de herkomstgeschiedenis. In de Napoleontische tijd belandde het stuk op het Camposanto in Pisa. Van dit verzamelpunt werd roofkunst naar Parijs verscheept. Het etiket linksonder laat zien dat Duccio’s engel uiteindelijk (be)landde in de kamer van ‘Mijnheer’ op Huis Bergh.

Wil je meer weten over de markante verzamelaars die deze tentoonstelling postuum mogelijk hebben gemaakt? Ga dan terug naar de een-na-laatste zaal. Terwijl je oude foto’s bewondert kun je interviews met nazaten van- en mensen uit de omgeving van de van de verzamelaars beluisteren. Daarin komt onder anderen Astrid van Heek, de kleindochter van Jan Herman van Heek, aan het woord.

Verder lezen:

Themanummer In de Ban van de Middeleeuwen. Catharijne. Magazine van Museum Catharijneconvent. Jaargang 42, nummer 3, 2024.

René de Kam, De Utrechtse Domtoren. Trots van de stad, 2014,
Utrecht.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Geverifieerd door MonsterInsights