Direct na aankomst gaan wij op weg naar de Duomo. In een bocht van de Via Dante krijgen we onverwacht de door de late middagzon aangelichte gevel in het vizier. Dit beeld zag ik vorig jaar in een schilderij van Petrus Tetar van Elven (1828-1908). Met zijn Veduta Fantastica dei Principali Monumenti d’Italia, een gedroomde visuele top tien van Italiaanse bezienswaardigheden maakt de schilder het onmogelijke mogelijk: visit Italy in one day! De Milanese dom verheft zich op majestueuze wijze boven de grillige kustlijn van Genua; geflankeerd door de San Marco van Venetië. Via de Sint Pieter die zich fantasievol aftekent tegen het decor van de Vesuvius keren we terug in Milaan.
Het exterieur van de Dom biedt met haar rijke gebeeldhouwde façade al een overweldigende impressie, maar van het interieur word je helemaal stil. Tweeënvijftig reusachtige pijlers dragen het dak van de immense binnenruimte, waarin het licht door kleurrijke glas-in-loodramen naar binnen valt. Met grafmonumenten en altaarstukken wordt de herinnering aan heiligen en aartsbisschoppen van Milaan levend gehouden. De eerste van een lange lijst is ‘Barnaba Apostolo’. Een hoofdrol is weggelegd voor de 4e -eeuwse kerkvader Ambrosius, wiens naam we elders in de stad nog vaak tegenkomen.
Tijdens de bezichtiging valt mijn oog op het beschilderde orgelluik voorstellende de Geboorte van de maagd Maria: Santa Maria Nascente aan wie de dom gewijd is. Juist wanneer ik mij afvraag hoe dat orgel zou klinken vult de kathedraal zich op plotseling met eerst nog oorstrelende, daarna oorverdovende klanken. Na Bachs Erbarme dich en Schafe können sicher weiden, zet de organist bij Saint Saëns Orgel Sympfonie even later alle registers open.
In het Museo del Duomo worden altaarstukken van Tintoretto, sculpturen, ontwerpschetsen en bozzetti -proefstukken- van de marmeren reliëfs die de negentiende -eeuwse façade sieren bewaard, zoals de voorstelling Judith onthoofdt Holofernes. Tussen deze oude kunstwerken staat een ogenschijnlijk moderne sculptuur van roestig oud ijzer. Schijn bedriegt: het staketsel is het geraamte van de met een verkleinwoord aangeduide Milanese Madonnina, waarvan we op de binnenplaats van de aanpalende San Gottardo een kopie zagen. Nou ja: Madonnaatje…Haar lengte bedraagt drie meter, maar vanaf het Piazza del Duomo is het originele Mariabeeld gereduceerd tot een goud getint stipje aan de blauwe hemel.
In de nabijgelegen Galleria Emanuele II genieten we na deze eerste indrukken van een coteletto Milanese. De patate fritte worden op z’n Italiaans zonder mayo geserveerd. Mayonaise? Nessun problema! In het chique restaurant Biffi Duomo wordt even later –pazzi Olandesi– een gloednieuwe plastic fles onvervalste Calvé mayonaise neergezet; buon appetito!
In de Pinacoteca di Brera komen veel echo’s uit mijn studietijd boven. Op de fundamenten van een ouder klooster stichtten Jezuïeten hier in de 16e eeuw een kenniscentrum met bibliotheek en kunstcollectie. Keizerin Maria Theresia van Oostenrijk opende hier in 1773 de Accademia di Belle Arti. Bij binnenkomst ziet de bezoeker de vingeroefeningen van schilders leerlingen die hier de kunst van hun illustere voorgangers afkeken. In 37 zalen krijg je zeven eeuwen kunstgeschiedenis voorgeschoteld. Voor wie dit niet kan behappen is een handzaam boekje langs 30 niet te missen topstukken beschikbaar: A occhi aperti Trenta capolavori imperdibili!
Ruim veertig jaar na het college waarin ik kennis maakte met de vroeg-Italiaanse renaissance kunstenaars sta ik oog in oog met Mantegna’s Bewening van de dode Christus uit 1483. In dit wereldberoemde werk is voor het eerst een perfect in het verkort liggend lichaam weergegeven. De blote voeten van Christus steken bijna tastbaar en enigszins blasfemisch uit het schilderij. Hier hangt ook het indrukwekkende altaarstuk dat Piero della Francesca in 1475 voor Federico Montefeltro schilderde. In deze zogeheten Sacra Conversazione gaf de schilder de devote hertog van Urbino met zijn goede kant weer. De rechterzijde van zijn gelaat was tijdens een gevecht ernstig verminkt.
Om het nijpende tekort aan expositieruimte onder de aandacht te brengen zijn in de zalen met oude kunst metershoge vitrines met 19e en 20e -eeuwse topstukken opgesteld.
De Brera bezit ook Rafaels fabelachtige Huwelijk van de Maagd Maria (1504). Tal van trouwlustige jongemannen dongen naar haar hand. Het was moeilijk kiezen, maar volgens de Legenda Aurea kwam het lot haar op miraculeuze wijze te hulp. De man wiens staf zou bloeien werd uitverkoren. De beschouwer weet het allang, maar in het tafereel is de ware Jacob nog maar net bekend geworden. Rafaël bracht de ontgoocheling van een afgewezen elegant geklede kandidaat humoristisch in beeld. Teleurgesteld breekt hij zijn staf in tweeën!
In overeenstemming met zijn devies: …’fare le cose non come le fa la natura ma come ella le dovrebbe fare’… bracht Rafael zijn onderwerp niet in beeld, zoals de natuur dat doet, maar zoals de natuur het zou hebben moeten doen!
In zijn Maaltijd te Emmaüs, met het moment waarop de volgelingen van Jezus de ware aard van de ‘vreemdeling’ ontdekken, deed Caravaggio in 1606 precies het omgekeerde. Anders dan Rafael bracht hij de natuur niet mooier, maar juist realistischer dan de werkelijkheid in beeld. Romeinse prelaten, gewend aan de zoetgevooisde beeldtaal van de barok, erkenden dat hij talent had, maar betreurden de wijze waarop hij deze gave misbruikte!
Het slotakkoord van de vaste opstelling vormt het iconische, letterlijk en figuurlijk romantische schilderij Il Bacio van Francesco Hayez. Een strijder voor de Italiaanse eenwording geeft zijn lief een voor de goede verstaander veelbetekenende kus. Deze herkent in de groene mantel, de rode ‘calzamaglia’ (sloblousen) en de witte manchetten de kleuren van de nieuwe Italiaanse vlag.
Oververzadigd aan culturele indrukken genoten wij in de Obica Mozzarellabar naast het Una hotel van een heerlijke, met een kunstig geknoopte burrata di mozzarella afgetopte pizza.
De volgende dag bezochten wij de Pinacoteca Ambrosiana en de crypte van de San Sepolcro, waar je enkele meters onder het huidige straatniveau op de schaarse resten van het Romeinse Mediolanum staat. In het voetspoor van Keizer Constantijn, de heiligen Augustinus en Ambrosius èn Leonardo da Vinci beleef ik magische momenten. De mystieke sfeer wordt verhoogd door een eigentijdse lichtsculptuur van een ‘stenen’ doodsbed met een paar in driedimensionale vorm gevouwen handen. Het werk is onderdeel van vijf op het leven van Jezus geïnspireerde werken van de expositie Oliviero Rainaldi 2023 AD, die tot en met 13 juni in de crypte te zien is.
Een gepolychromeerd beeld van een biddende prelaat herinnert hier aan de nachtelijke bidstonden van kardinaal Carolus Borromeo. Zijn kunstverzameling vormt de basis van de pinacotheek. Zijn kunstverzameling vormt de basis van de pinacotheek en de in 1620 voor educatieve doeleinden opgerichte Accademia del Disegno. Behalve het campagnebeeld van de collectie, het Fruitmandje van Caravaggio zie je werk van Botticelli, Titiaan, Giorgione, Domenico Ghirlandaio en de in Noord-Italiaanse musea alomtegenwoordige Bernardino Luini, die in de stijl van Da Vinci werkte. Leonardo zelf is vertegenwoordigd met een portret van Franchino Gaffuria, de hof componist van de Sforza’s, bij wie Leonardo ook kind aan huis was. In de zalen zijn de meest uiteenlopende kunstvoorwerpen te zien, zoals een ‘reliekhouder’ met een goudblonde haarlok van de dochter van Paus Alexander VI. In de TV serie The Borghia’s (2011) werd de rol van de niets ontziende, maar engelachtig ogende Lucrezia vertolkt door de daarvoor geblondeerde Holliday Grainger.
Ronduit spectaculair is Rafaëls originele ontwerp voor het monumentale fresco de School van Athene, dat hij in 1509-1510 in opdracht van Paus Julius II aanbracht in de vertrekken van het Apostolisch Paleis in het Vaticaan. Rond Plato en Aristoteles zien we een samenscholing van beoefenaars van de zogenoemde Artes Liberales: de zeven vrije kunsten: grammatica, dialectica, retorica, aritmetica, geometria, musica en astronomia. Het fresco, waarvan je hier het karton ziet, geeft een visuele samenvatting van zowel het gedachtengoed als de vormentaal van de Renaissance; de wedergeboorte van de kunst en kennis van de Griekse Oudheid.
Van mijn bestudering van de Stanze van Rafaël was niet veel blijven hangen, maar via een touchscreen fris ik mijn geheugen op. Tussen de verschillende portretmatige personificaties en figuranten zoek ik tevergeefs naar het zelfportret van Rafaël. Zijn beeltenis in de periferie van het karton is in de loop der tijd gesneuveld. In Plato’s gelaatstrekken zijn die van Leonardo da Vinci wel duidelijk herkenbaar.
De vruchten van zijn intelligente geest liggen 500 jaar na dato binnen handbereik in de vitrines van de Biblioteca Ambrosiana, waarin een aantal van de in totaal meer dan 1000 originele bladen uit de zogenoemde Codex Atlanticus worden getoond. Van commentaar voorziene tekeningen waarin Leonardo zijn inventieve, soms zeer vooruitziende ideeën over o.a. vestingwerken en vliegmachines aan het perkament toevertrouwde. Wie meent dat aan dit verslag (minstens) een capolavoro ontbreekt heeft gelijk. Een slottijd voor Leonardo’s Laatste Avondmaalmoet maanden vooruit worden geboekt. Wij waren te laat. Goede reden om nog eens terug te keren naar Milaan. Dan kunnen we ook naar het onlangs in de NRC beschreven nieuwe Milanese museum, ingericht met Moderne- en Etruskische kunst (waar een luchtje aan zit…).
Waar je in Milaan ook gaat of staat; overal betreed je historische grond. Ook wanneer we ons even rust gunnen in de wijk Navigli. De van de 12e– en latere eeuwen daterende kanalen werden oorspronkelijk aangelegd voor de aanvoer van marmer voor de bouw van de Dom. Alleen de Vicolo dei Lavandai herinnert aan de tijden van weleer. Met wat fantasie hoor je misschien het kletsen van de wasvrouwtjes en het natte goed dat ze op de stenen wasplanken slaan. Langs het Naviglio Grande ligt een keten van druk bezochte bars en restaurants, waar je tijdens het happy hour, wanneer canoisti in snelle boten voorbijglijden, kunt genieten van drinks, bites en dinner.
Bij een kort verblijf in Milaan kun je in het Castello Sforzesco in enkele uren toch een goed beeld van het glorieuze verleden van de stad krijgen. De eerste aanleg van het kasteel dateert van de late 14e en vroege 15e eeuw, toen Galeazzo II Visconti en zijn zoons de scepter zwaaiden. Hun opvolgers Francesco en Lodovico Sforza, bijgenaamd Il Moro, veranderden de locatie in een waar Renaissance hof met geleerden en kunstenaars als Bramante en Leonardo da Vinci. Eind 19e eeuw werd het vervallen fort door architect Luca Beltrami voor museale doelen gerestaureerd.
In een aparte afdeling zie je Michelangelo’s Pieta Rondanini. De sculptuur, waaraan de kunstenaar als 89 jarige nog werkte werd onvoltooid in zijn werkplaats in Rome aangetroffen. Het werk draagt de sporen van het eerste beitelwerk waarmee de kunstenaar het marmer te lijf ging en pentimenti van een compositorische opzet waar hij spijt van kreeg. Bij deze worsteling denk ik aan Michelangelo’s eigen eufemistische woorden: het beeld zit al in het marmer verscholen, ik hoef het alleen nog maar te bevrijden!
Het Castello is één groot pakhuis met: archeologische fragmenten van Romeins, Romaans- en Renaissancistisch beeldhouwwerk. Tot de hoogtepunten behoort een serie monumentale wandtapijten met Bijbelse voorstellingen. In de pinacoteca kom je alle in de Brera en Ambrosiana aanwezige namen weer tegen. Tussen al deze mannen van naam ontdekte ik een enkel stuk van Fede (Federica) Galizia en de onlangs gerehabiliteerde schilderende zusjes Sofonisba, Lucia en Elena Anguissola.
Het Castello herbergt ook nog zalen vol met aardewerk, majolica, porselein wapentuig en muziekinstrumenten en ook nog een Egyptisch museum. Een korte wandeling door het park bracht ons bij het Triennale Design museum. In de interessante opstelling van eigentijds en twintigste -eeuws Italiaans Design herkenden we onze eigen SMEG waterkoker en een multifunctionele reliek uit mijn kindertijd: de metallic blauwe stofzuiger, die dienst deed als raket.
Op weg naar het Gardameer doen we Brescia aan. In Museo Tosio Martinengo zien we de bruiklenen terug die in 2017 in de tentoonstelling In het hart van de Renaissance in Rijksmuseum Twente getoond werden. Wij kwamen vooral voor de grootste archeologische site van Noord-Italië: het Capitolium met de resten van het Romeinse Brixia. Zoals elders in Italië lagen de oudheden hier eeuwenlang voor het oprapen, waardoor de vitrines hier niet half zo mooi en goed gevuld zijn als die in de archeologische musea met provinciaal Romeinse vondsten in eigen land. Tijdens een begeleide groepswandeling loodst een weinig geïnspireerde gids ons langs de vondsten uit een aan Jupiter, Juno en Minerva gewijde Romeinse tempel en een metershoog, deels goud verguld bronzen beeld van de overwinningsgodin Victoria. Ook zijn muurresten met (fragmenten van) fresco’s te zien. Buiten het museum ligt een verstild met klaprozen en boterbloemen begroeid theater. Wie in het nabijgelegen klooster van het Museo di Santa Giulia wellicht een saaie religieuze opstelling verwacht komt aangenaam bedrogen uit. Behalve Middeleeuwse kunst krijg je hier een fantastische indruk van Romeinse woningen in situ met fraaie mozaïeken en resten van de vloerverwarming, het hypocaustum. Wie na Brescia nog niet genoeg van Romeinse oudheden heeft moet naar Sirmione.
Sirmione
Langs de kusten van het Gardameer zijn ook talrijke resten van Romeinse bewoning te vinden. In Desenzano kun je de Villa Romana bezoeken en op het uiterste puntje van het schiereiland Sirmione liggen de resten van de enorme villa, die sinds de 18e eeuw, naar de grotachtige ruïnes, aangeduid wordt als de Grotte di Catullo. De locatie dankt haar naam aan een versregel van de dichter Catullus (1e eeuw v. Chr.), die Sirmione bezingt als het mooiste juweel van alle eilanden. Dat de dichter hier zelf op deze toplocatie heeft gewoond wordt betwijfeld. Vlakbij de resten van het badhuis ligt een enorme cisterne, waarin regenwater voor de nu met gras begroeide piscina werd opgevangen. In de olijfgaard brengt de wind en het ruisen van de zee mijn inlevingsvermogen op gang. Even sta ik 2000 jaar terug in het peristilium van ‘Catullus’ villa. Ook deze site viel in de loop der tijd ten prooi aan plunderaars. De fragmenten van de tentoongestelde archeologische vondsten, waaronder een gehavende kop van Dioscuros, zijn ook hier weinig indrukwekkend.
Vanuit Desenzano werd een lang gewenst uitstapje naar Mantua mogelijk. Hoofddoel was het Palazzo (del) Te: het buitenverblijf van de markies van Mantua Federigo II Gonzaga. Giuliano Romano tekende niet alleen voor de sobere op de Romeinse bouwstijl geïnspireerde architectuur, maar ook voor het daarmee contrasterende uitbundige decoratieve programma van het interieur. Anders dan de naam doet vermoeden is het ‘paleisje’ niet gebouwd om thee te drinken. Het bouwwerk dankt haar naam aan de rivier de Te. Om geen detail te missen van de uitbundige in maniëristische stijl uitgevoerde mythologische scènes, keken wij letterlijk en figuurlijk reikhalzend onze ogen uit. Op de wanden van Sala dei Cavalli ziet de bezoeker portretten van Federigo Gonzaga’s favoriete paarden. Giuliano en zijn helpers gaven ze op bedrieglijke wijze, vervaarlijk balancerend op een smal muurrandje weer.
De Griekse mythologie vormt een Fundgrube voor belerende en pikante onderwerpen. In de Camera d’amore e psyche gaat de goudblonde oppergod niet gehinderd door zijn vermomming als zeemeerman recht op zijn doel af. Er is geen ontkomen aan, maar dat lijkt de godin Olympia niet erg te vinden!
De absolute climax van maniëristische schilderkunst is de val van de giganten in de Camera dei Giganti. Vanuit de als trompe l’oeil geschilderde koepel slaan olympische goden in een eeuwigdurende holding, het strijdgewoel gade. Romano gaf de giganten met in onze ogen lachwekkende aandacht voor de anatomie en menselijke emoties, helemaal over de top, weer. Kunstenaars die de verworvenheden van de Renaissance onder de knie hadden deden daar nog een schepje bovenop. Schilders biograaf Giorgio Vasaro legt uit waarom: …’per demonstrar l’arte’…. om te laten zien wat ze konden. Als je de fresco’s van dichtbij bekijkt zie je graffiti, waarmee spreekwoordelijke ‘gekken en dwazen’ in latere tijden hun signatuur in de eeuwenoude fresco’s krasten. Sommige dateren van het midden van de 18e eeuw.
Na al dit visuele geweld vinden we in de Giardino Secreto een rustpunt. Als geen ander begrijpen wij waarom Federigo behoefte had aan een refugio. Naar de mode van die tijd voorzien van een Grotto. Lang heeft de hertog er niet van kunnen genieten. Onze rust was ook van korte duur. Het besluit om snel nog even een kijkje te nemen in het Palazzo Ducale bleek een tour de force, maar het was de moeite waard. In de Camera degli Sposi zagen we de fresco’s die Andrea Mantegna in opdracht van Markies Ludovico II Gonzaga aanbracht. De bestaande en de geschilderde architectuur gaan naadloos in elkaar over. Verscholen in een van de verticale decoratieve muurversieringen liet Mantegna zijn melancholieke zelfportret achter. De klus, die hem van 1465 tot 1474 bezighield, liet zichtbaar sporen achter op zijn gelaat.
De centrale voorstelling bestaat uit het familieportret van de markies, zijn echtgenote Barbara van Brandenburg, hun kinderen en hofhouding, weergegeven in een tuinkamer. Geïnspireerd op de belangstelling voor de Antieke Oudheid plaatste Mantegna Romeinse architectonische resten in de achtergrond. Hij gaf de markies en zijn aandachtig luisterende secretaris ogenschijnlijk in een ongedwongen pose weer, maar zijn intentie om een informeel portret te maken komt niet helemaal uit de verf. Ondanks zijn poging om er met verschillende houdingen en gelaatsuitdrukkingen -let op de zuinigjes kijkende Barbara- een levendig geheel van te maken, heeft de voorstelling meer weg van een geforceerd tableau vivant. De schilder muntte echter uit in ordinantie en met de goudbrokaten kleding in stofuitdrukking. De voorstelling bevat diverse interessante details, zoals de dwerg naast de elegante in tweekleurige hosen gestoken blauwogige hoveling. De tegenwoordig als kleine mensen aangeduide dwergen werden destijds voor de aardigheid aan Renaissancehoven ‘gehouden’. In het Palazzo Ducale herinnert een aantal mini appartementen aan hun aanwezigheid. Bij het zien van de zoete kinderportretten wordt de inspiratiebron voor de lieflijke kinderen van de Pre-Rafaëlieten duidelijk.
Ronduit geestig zijn de nieuwsgierige hemelbewoners, die de jonggehuwden, aan wie het vertrek haar naam dankt, vanuit de als trompe l’oeuil geschilderde koepel, in het (nu verdwenen) huwelijksbed begluren. Eveneens vermakelijk zijn de rond de tamboer dartelende putti. Mantegna, de kampioen van het verkort, gaf de puppy-vette beentjes kostelijk weer! Deze bedrieglijk echt geschilderde koepel deed niet alleen tijdgenoten, maar ook latere bewonderaars versteld staan. In de zomereditie van Kunstschrift die ik na thuiskomst in de brievenbus vond zie ik de verrukkelijk dartelende putti terug!
Na een schier eindeloze odyssee door talloze duizelingwekkend beschilderde zalen werden we onverwacht beloond. Ineens stonden we in een door zuilen omsloten tuin met geschoren buxushagen en bloeiende oleanders. Waren we nu ongemerkt weer op de begane grond beland? Nee, deze gewaarwording bleek geen hallucinatie of fata morgana. De bewering dat de Giardino Pensile, op de bovenste verdieping van het palazzo, bij de bezoeker een senso di meraviglia teweeg zal brengen klopt helemaal!
Link: In het hart van de Renaissance, Rijksmuseum Twenthe, 2017