Ferdinand Bol en Govert Flinck Rembrandts Meesterleerlingen t/m 18 februari 2018 in Amsterdam

Ferdinand Bol en Govert Flinck, de knapste jongens van de klas, tot en met 18 februari in het Rembrandthuis en Amsterdam Museum.

 

Flinck Zelfportret
Govert Flinck, Zelfportret, ca.1640, Wallraf-Richartz Museum (bruikleen part.) Keulen
Bol Zelfportret
Ferdinand Bol, Zelfportret leunend op een balustrade, ca.1647, part.collectie
Rembrandt zelfportret 1640
Rembrandt Zelfportret, 1640, The National Gallery, Londen

 

 

 

 

 

 

Zoals eerder toegezegd kom ik terug op de dubbeltentoonstelling over Govert Flinck (1615-1660) en Ferdinand Bol (1616-1680). Deze kunstenaars treden tot en met 18 februari in het Amsterdam Museum en het Rembrandthuis uit de schaduw van hun leermeester Rembrandt. En dat is getuige een filmpje op Youtube  hard nodig. Aan de hand van twee reproducties opgesteld in de Ferdinand Bolstraat wordt passanten naar de naam van de schilders gevraagd. De antwoorden zijn zelden goed maar leveren wel enige leuke momenten op.

Hoog tijd dus voor herwaardering van Rembrandts beste leerlingen. Hun leertijd wordt in het Rembrandthuis aan de hand van zelfportretten en historiestukken geïllustreerd. De invloed van Rembrandt is nog overduidelijk. In het Amsterdam Museum wordt met portretten van de Amsterdamse elite en monumentale historiestukken het succesvolle vervolg getoond.

De in dialoog gepresenteerde levensloop en artistieke ontwikkeling van beide kunstenaars vormt de rode draad in de tentoonstelling. Volgens een oude zegswijze kan onder grote bomen weinig groeien, maar de tovenaarsleerlingen Bol en Flinck bevestigen de uitzondering op deze regel. Ze staken hun leermeester naar de kroon. In sommige gevallen is hun werk nauwelijks van dat van Rembrandt te onderscheiden en evenmin van elkaar. Maar gaandeweg ontwikkelen ze, geënt op Rembrandts werkwijze een eigen stijl, zoals te zien in het Amsterdam Museum. Bij Flinck, wiens carrière door zijn ontijdige dood kort was, kwam die eigen stijl met helderder kleuren het snelst tot ontwikkeling.

Rond het midden van de 17e eeuw kwam het Classicisme in de mode: met bijbelse-, mythologische en historische onderwerpen geschilderd in heldere kleuren. Om zich van opdrachten te verzekeren brengen Flinck en Bol meer kleur in hun voorheen monochrome Rembrandteske palet. Ook de penseeltoets wordt gladder en het dramatische claire-obscur maakt plaats voor een gelijkmatige belichting.
In het Rembrandthuis ontdekt de bezoeker dat Bol van Rembrandt niet alleen een penseel leerde hanteren, maar ook de burijn. In twee etsen met een beeltenis van Esther is de hand van de meester nauwelijks van die van zijn leerling te onderscheiden.

Bol Esther naar Rembrandt
Ferdinand Bol, Studie naar Rembrandts Esther, ca. 1636, Rijksmuseum, Amsterdam
Rembrandt Esther
Rembrandt, Esther voor haar bezoek aan Ahasveros, 1635, Rijksmuseum, Amsterdam

 

 

 

 

                                      Vakmanschap alleen was niet voldoende om zakelijk succesvol te worden. Het hedendaagse netwerken was ook in de 17e eeuw onontbeerlijk. Of noemen we het maar gewoon vriendjespolitiek?  De doopsgezinde Flinck ontving zijn eerste opdrachten vooral van familieleden, geloofsgenoten en vrienden. Bols huwelijk met achtereenvolgens twee welgestelde weduwes Elisabeth Dell en Anna van Erkel, opende deuren die voorheen voor hem gesloten bleven.

Bol, zelfportret
Ferdinand Bol, Portret van de kunstenaar, 1653, in samenhang met zijn vrouw Elisabeth Dell, 1653, Rijksmuseum Amsterdam, (bruikleen Schroeder Collectie)
Bel, Elisabeth Dell
Ferdinand Boll, Elisabeth Dell, de vrouw van de kunstenaar, 1653, Rijksmuseum Amsterdam (bruikleen Schroeder Collect

De in dialoog gepresenteerde werken bieden behalve de mogelijkheid Bol en Flinck te vergelijken ook inzicht in het leven van de schilders en hun booming woonplaats: Amsterdam. In de snelgroeiende stad was ook toen al iedereen welkom. Kooplieden, drukkers, geleerden en om hun geloof gevluchte joden en protestanten. De nieuwkomers die zich na de val van Antwerpen in 1585 in de Republiek vestigden brachten een potentieel aan kapitaal en kennis mee. Het zwaartepunt van de overzeese handel verplaatste zich van Antwerpen naar Amsterdam, waar dankzij de economische bloei een groeiende afzetmarkt voor schilderijen in alle genres en prijsklassen ontstond. Buitenlanders zagen in de woningen van alle lagen van de bevolking schilderijen. Bij de gegoede burgerij waren dat vooral historiestukken en portretten; genres waar Flinck en Bol in uitblonken. Niet alleen individuele portretten, maar ook groepsportretten, zoals de voor Nederland unieke schutters- en regentenstukken. Voorbeelden daarvan ziet u in het Amsterdam Museum, gevestigd in het voormalige Burgerweeshuis. Langs de binnenplaats herinnert de galerij met ‘kluisjes’ van de weeskinderen nog aan die tijd.
Binnen ziet de bezoeker Bols groepsportretten van de regenten en regentessen van het Amsterdamse Leprozenhuis, waarin zij zich als weldoeners afficheren. Ze zijn nog geschilderd met het ingehouden palet van Rembrandt. De zogenoemde binnenvader brengt een jongen met een vreemde hoofdbedekking binnen. Het lijkt wel een pruik van de leden van het Engelse House of Lords, maar het is iets anders: kletskop, een akelige huidziekte. De bedenkers van de gelijknamige lekkernij kenden deze onsmakelijke betekenis vast niet. Een recente restauratie onthulde dat Bol zich tijdens het schilderen wel eens bedacht. De hoed van de voorzitter verraadt dat diens hoofd aanvankelijk meer naar rechts zat. Met infrarood reflectografie, een methode om onder de verflaag te kijken, werden in het portret van de drie vrouwelijke medebestuursters, de regentessen, nog drastischer zogenoemd pentimenti gevonden. De figuur van de middelste regentes kreeg na haar dood een nieuw hoofd, dat enkele jaren later op haar beurt weer onder een nieuwe verflaag zou verdwijnen!

Bol, de regenten
Ferdinand Bol, De regenten van het Leprozenhuis, 1649, Amsterdam Museum
Bol De regentessen
Ferdinand Bol, De regentessen van het Leprozenhuis, 1667-1670, Rijksmuseum Amsterdam

 

 

 

 

 

 

Behalve groepsportretten zijn individuele portretten te zien, zoals Ferdinand Bols Portret van een oude vrouw, voorheen bekend als Rembrandts portret van Elizabeth Bas. Dit werk illustreert hoezeer Bol zich de stijl van zijn leermeester had toegeëigend.

Bol, Elizabeth Bas
Ferdinand Bol, Portret van een oude vrouw, mogelijk Elisabeth Bas, ca 1640-1645, Rijksmuseum Amsterdam

Een leuk hoofdstuk vormen de portretten waarin opdrachtgevers zich als een voorbeeldig bijbels of mythologisch personage lieten vereeuwigen. Zo lieten Leonard Winnincx en Helena van den Heuvel zich in 1664 door Ferdinand Bol op monumentaal formaat portretteren als het mythologische paar Jason en Medea. De huidige beschouwer is wellicht verbaasd over de halfnaakte pose van Helena, maar functioneel naakt -in het oude Griekenland liepen de dames er nu eenmaal zo bij dacht men- was toegestaan. Meer verbazing wekt de keuze voor dit ongelukkige mythologische koppel. Medea zal, wanneer Jason haar voor een ander verlaat, wraak nemen door hun beider zoontjes te doden. Op Bols portret bevinden zij zich nog in de gelukkige episode van het verhaal.
Dit portret maakt duidelijk waarom historiestukken in de Gouden Eeuw als het belangrijkste genre werden beschouwd. Voor het vervaardigen èn  begrijpen van deze voorstellingen was kennis van de bijbel en de mythologie nodig. Dat geldt ook voor het duiden van een portrait historié. Het was de kunst om een dramatisch kernmoment uit een bijbels-, mythologisch- of historisch verhaal zodanig neer te zetten dat het voor ingewijden herkenbaar is. Het ontdekken daarvan vormde destijds een intellectuele uitdaging voor bewoners van de grachtengordel! ….Kom daar nu nog maar eens om!

Bol Jason en Medea
Ferdinand Bol, Portret van Leonard Winnincx en Helena van den Heuvel als Jason en Medea, 1664, Hermitage Museum, St.Petersburg

Voor zijn kapitale stadspaleis aan de Kloveniersburgwal (het huidige Trippenhuis) bestelde staalmagnaat Louis Trip een historiserend portret van zijn dochters. In de gedaante van Minerva, godin van de wijsheid, onderwijst Margaretha haar zusje Anna Maria. Dat de school voorlopig nog niet klaar is bewijzen twee koddige putti  die met het boek voor de volgende les komen aanzetten. Alleen de achtergrond herinnert aan Rembrandt, wiens stijl de schilder in de kleurrijke hoofdvoorstelling voorgoed heeft afgelegd.

Allegorie op het Onderwijs, Ferdinand Bol
Ferdinand Bol,, Allegorie op het onderwijs, 1663, Koninklijke Academie van Wetenschappen, Trippenhuis (bruikleen Rijksmuseum Amsterdam)

In 1648 portretteerde Bol een echtpaar als het bijbelse koppel Isaäc en Rebecca. In Calvinistische kringen gold zij als het toonbeeld van een ideale echtgenote. Wanneer Abrahams knecht Eliëzer haar als ‘huwelijksmakelaar’ uitkiest voor de zoon van zijn baas, volgt zij hem naar haar onbekende bruidegom. Later blijkt dat Rebecca ook een andere kant had. Flinck bracht die minder mooie latere episode in beeld. Anders dan de blinde Isaäc verwacht, schuift Rebecca haar lievelingszoon Jacob, vermomd als zijn ruw behaarde tweelingbroer Ezau naar voren, waarmee zij hem de vaderlijke zegen zouden ontstelen.

Ferdinand Bol, Echtpaar in een landschap, ca. 1648, Dordrechts museum, Dordrecht
Govert Flinck, Isaac zegent Jacob, ca 1634, Museum Catharijneconvent, Utrecht

 

 

 

 

 

 

 

Bol en Flinck schilderden ook kinderportretten, zoals Flincks portret van een driejarig meisje uit 1640, een van de publiekslievelingen in het Mauritshuis. In datzelfde jaar portretteerde hij zijn achterneef David Leeuw. Hij zette het knaapje neer als miniatuurvolwassene met wandelstok. De ouwelijke verschijning bleek vooruit te wijzen naar zijn toekomstige status; David Leeuw werd een van de rijkste  kooplieden van Amsterdam.

Flinck Portret van David Leeuw
Govert Flinck, portret van David Leeuw, 1640, Birmingham The Barber Institute of Fine Arts
Ferdinand Bol, portret van Frederick Sluijsken, 1652, National Gallery, Londen (Part. Collectie)

Twaalf jaar later schilderde Ferdinand Bol de beeltenis van een tot voor kort onbekende jongen. In  het programma Kunstraadsels van omroep Max werd deze anonieme jongen onlangs overtuigend geïdentificeerd als Frederick Sluysken, zoon van een destijds bekende wijnhandelaar. Het door hem ostentatief omklemde wijnglas vormde de sleutel tot ontdekking.
In 1656 portretteerde Ferdinand Bol nòg een jongetje. Evenals de zojuist genoemde jongens was Otto op dit moment acht jaar oud. Eenmaal de kinderziektes ontgroeid werd deze leeftijd kennelijk geschikt gevonden voor een portret op weg naar volwassenheid. Ook zonder het informatieve bijschrift is verwantschap tussen Otto en Frederik goed te zien.

Bol, Otto van der Waeyen
Ferdinand Bol, portret van Otto van der Waeyen in Pools kostuum, 1656, Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam

Anders dan zijn neefje Frederik mocht Otto voor het portret iets opdiepen uit de verkleedkist. Bij zijn keuze van een Pools kostuum rangschikte Bol een grootformaat stilleven gecomponeerd met militaire rekwisieten. Ook gaf hij de jongen een commandostaf in de hand. Dit attribuut zou Otto, in afwijking van de familietraditie, echter nooit hanteren. Hij werd arts.
In het nauwelijks van Rembrandt of Bol te onderscheiden historiestuk met  het wegzenden van Hagar uit 1642 bracht Flinck nòg een jongetje in beeld: Ismaël.
Wanneer de kinderloze Abraham, aangespoord door zijn echtgenote, een zoon verwekt heeft bij haar slavin, wordt Sara jaloers. Zij stookt Abraham op om moeder en zoon de woestijn in te sturen, waarmee hun doodvonnis bezegeld lijkt. Door goddelijk ingrijpen weten Hagar en  Ismaël te overleven. Flinck plaatst de voorstelling in oud-testamentische setting en gaf Ismaël naar joods gebruik een keppeltje, dat hij als stamvader van de Arabieren later zal moeten afleggen.

Flinck, Hagar
Govert Flink, De verstoting van Hagar, 1642, Staatliche Museum zu Berlin, Berlijn
Flinck Offer van Abraham
Govert Flinck en Rembrandt, Het offer van Abraham, 1636, Alte Pinakothek München

 

Bij het zien van een volgende episode uit het verhaal Het offer van Abraham, zou je kunnen denken: God straft direct. Deze geschiedenis doorgaans uitgelegd als test van Abrahams godsvertrouwen, kan ook zo worden geduid: ànders dan andere goden  vraagt de God van Israël géén mensenoffers. Nog in de stijl van zijn leermeester maakt Bol het verdriet en de angst van vader en zoon bijna tastbaar. Nog net op tijd grijpt een engel letterlijk en figuurlijk in. In 1636 schilderde Flinck een bijna-kopie van Rembrandts Offer van Abraham. Deze werken bevinden zich in de Alte Pinakothek in München en de Hermitage St. Petersburg.

Berckheyde Dam
Gerrit Berckheyde, de Dam met het stadhuis, 1673, Amsterdam Museum

In het Amsterdam Museum komen de opdrachten voor het nieuwe stadhuis aan bod. Het nog steeds imposante Paleis op de Dam, maakte in de 17e eeuw op eenieder een onuitwisbare indruk. Het door Jacob van Campen ontworpen classicistische gebouw was niet alleen indrukwekkend aan de buitenkant; ook het interieur ademde de grandeur van de stad. De Burgerzaal, gesierd met sculpturen van Artus Quellinus en de schitterend ingelegde hemel- en wereldkaart in de marmeren vloer zijn nog steeds van een adembenemende schoonheid. Door de toenmalige ‘dichter des vaderlands’ Joost van den Vondel werd het gebouw bezongen als het achtste wereldwonder. Kunstenaars van naam werden uitgenodigd om ontwerpen te leveren voor de aankleding van het interieur. Ferdinand Bol en Govert Flinck behoorden tot de uitverkorenen. Zij mochten schilderijen leveren met bijbelse en historische verhalen waar de burgemeesters zich aan konden spiegelen. Waaronder de reeks van acht monumentale doeken besteld met episodes uit de roemruchte vaderlandse geschiedenis, waarin destijds een parallel werd gezien met de eigen tijd. Zoals de Bataven in opstand waren gekomen tegen de Romeinen, zo hadden de Noordelijke Nederlanden met succes het Spaanse juk afgeworpen.

Flinck ontving opdracht voor in totaal 12 schilderijen. Door zijn ontijdige dood op 2 februari 1660 kwam hij niet verder dan enkele schetsen, waarvan er twee in de expositie te zien zijn. Een ontwerp voor de Samenzwering van Claudius Civilus en Brinio op het schild geheven; twee roemruchte episodes uit de Bataafse opstand.

Govert Flinck, De samenzwering van Claudius Civilis, ca 1659, Kunsthalle Hamburg
Flinck Brinio
Govert Flinck, Brinio op het schild geheven, ca 1659, Kunsthalle Hamburg

De uitvoering van deze werken kwam na Flincks dood in handen van Rembrandt en Jan Lievens. Rembrandts Samenzwering van Claudius Civilis ( nu in de Zweedse Academie voor Schone Kunsten) heeft maar enkele maanden in het Stadhuis gehangen. Het viel wegens de grove toets en prominent in beeld gebrachte lelijke eenogige Claudius kennelijk niet in de inmiddels veranderde smaak. Van Lievens (1607-1674) versie van Brinio op het schild geheven, ca. 1660 wordt een olieverfschets getoond.

Ferdinand Bol, Gaius Fabricius Luscinus in het legerkamp van Pyrrhus, ca. 1655-’56. Amsterdam, Koninklijk Paleis

Ferdinand Bol koos eveneens een onderwerp uit de Romeinse geschiedenis. De de Romeinse consul Gaius Fabricius Luscinus, die zich tijdens een bezoek aan het vijandige legerkamp van koning Pyrrhus door niets en niemand van de wijs laat brengen. Wanneer deze de steekpenningen van Pyrrhus niet wil aannemen probeert hij zijn opponent -tevergeefs- schrik aan te jagen met een  plots ten tonele gevoerde olifant. De hier betoonde standvastigheid respectievelijk onverschrokkenheid van de consul diende de burgemeesters tot voorbeeld te strekken.

 

In het Amsterdam Museum ziet de bezoeker Bols heroïsche portretten van vlootvoogden Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp. Van Michiel de Ruyter leverde Bol zes exemplaren; één voor elke vestiging van de Admiraliteit. De man die volgens de overlevering onverschrokken de moeilijke getijdenrivier de Theems was opgevaren om de Engelsen in het maritieme hart te treffen en hen tijdens de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) had verslagen. Bol plaatste de bevelhebber met commandostaf  in een toepasselijk decor.  In de achtergrond De Ruyters vlaggeschip de Zeven Provinciën dat werd ingeschilderd door de marineschilder  Willem van de Velde de Jonge. De prominente hemelglobe was, als 17e eeuws GPS, onontbeerlijk voor het navigeren op zee.  Bent u verbaast over de wat vrouwelijke hand van de ruwe zeebonk ? Deze is waarschijnlijk van de hand van een leerling.

Ferdinand Bol, Portret van Michael Adriaenszn de Ruyter,1667, Mauritshuis, Den Haag.
Ferdinand Bol, Portret van cornelis tromp, ca 1667, Particuliere Collectie

 

 

 

 

 

 

 

 

In de aanloop naar tentoonstelling kwam een zoekgeraakt portret van Cornelis Tromp in een particuliere collectie boven water. Bol koos in dit  portret voor een soortgelijke enscènering met in de achtergrond Tromps vlaggeschip de Hollandia. De destijds rivaliserende marinemannen hangen nu broederlijk bijeen.

U kunt Bol en Flinck ook nog ontmoeten in het Paleis op de Dam en in Bols voormalige woonhuis aan de Keizersgracht Museum van Loon (tot 8 januari).

Tot en met 27 mei krijgt u tenslotte in de Hermitage Amsterdam een indruk van Ferdinand Bol en Govert Flinck temidden van tijdgenoten. Zo’n 63 werken van Rembrandt en tijdgenoten zijn vanuit St. Petersburg even thuis in Amsterdam.

In verband met een dreigend Stendahl syndroom lijkt een weekend of midweek Amsterdam de beste remedie om van al dit moois ook echt te genieten!

Boek bij de tentoonstelling;
Ferdinand Bol en Govert Flinck Rembrandts meesterleerlingen, W.Books Zwolle in samenwerking met Amsterdam Museum en Rembrandthuis, 2017

Link: Ferdinand Bol en Govert Flinck, wie zijn zij?  

Link: Amsterdam Museum

Link: Het Rembrandthuis

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geverifieerd door MonsterInsights