Clara Peeters in de tentoonstelling Slow Food: Stillevens in de Gouden Eeuw.
Het Mauritshuis had geen betere tijd kunnen kiezen voor de tentoonstelling Slow Food dan de huidige, die van green happiness. Adviseerden voedingsdeskundigen eind vorige eeuw al om minstens 20 keer op een hapje te kauwen, tegenwoordig is slow food een rage.
Wellicht heeft u al kennis gemaakt met slow reading en slow art; inmiddels is er ook slow food. De beweging die in 1989 in Italië als reactie op fast food ontstond, promoot het gebruik van ‘prodotti tipici’. In ons land manifesteert deze beweging zich o.a. in de aan huis bezorgde ‘streekboxen’ met verse groenten. In de introductiefilm bij de tentoonstelling breekt de chef kok van het met een ster bekroonde restaurant van het Rijksmuseum een lans voor boeren en wijnbouwers die eerlijke producten kweken.
In de Haagse expositie van maaltijdstillevens is te zien dat voor verse etenswaren in de 17e eeuw ook veel belangstelling bestond. Schilderijen met smakelijke taferelen en rijk gedekte tafels. Bij de aanblik van de 17e eeuwse zachte broodjes denk ik met enige weemoed terug aan de kadetjes die je als kind met schoolreisjes meekreeg. De brokkelige kazen en smeuiige boterkrullen doen je watertanden in deze tijd van cholesterolarme diëten!
Het sappige fruit en de rode en witte wilde aardbeitjes, fragraria vesca, die als vergeten vruchten hun come-back maken op ons menu, zien er ruim 400 jaar nadat ze geschilderd werden, nog net zo fris en fruitig uit.
Stillevens worden niet vaak zo prominent gepresenteerd. In de 17e en 18e eeuw werden ze in kunsttheoretische geschriften maar matig gewaardeerd. Samuel van Hoogstraeten noemt stillevenschilders in zijn Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkonst …’maar gemene soldaeten in het veltleger van de konst’. In de ogen van Gerard de Lairesse zijn ze ‘swacke geesten’, die zich tot slaaf maken van de natuur. Deze opvattingen lijken niet overeen te stemmen met de waardering van het publiek; in de 17e eeuw zijn duizenden stillevens van velerlei soort geschilderd.
De bezoeker wacht in het Mauritshuis veel verrassende ontdekkingen, zoals de ogenschijnlijke versheid van de 400 jaar terug geschilderde etenswaren. Of de informatie dat de ontwikkeling van het maaltijdstilleven rond 1600 in gang werd gezet door een vrouw, Clara Peeters. Tijdens de eerste decennia van de 17e eeuw was zij werkzaam in Antwerpen. In 2012 verwierf het Mauritshuis het
Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen (1615); het sleutelstuk van deze tentoonstelling.
Dankzij een bruikleen uit het Madrileense Prado kunnen vier van haar (met koninklijke lelie gemerkte) werken worden vergeleken met die van tijdgenoten en navolgers. Om daarna met eigen ogen vast te stellen hoe invloedrijk Peeters was op de stillevenschilders Floris van Dijck en Nicolaes Gillis, die in de eerste helft van de 17e eeuw in Haarlem werkzaam waren. Haar invloed is eveneens duidelijk in de nauwelijks van elkaar te onderscheiden topwerken van twee andere Haarlemmers Pieter Claesz en Willem Heda. Waren deze werken, zoals in de huidige kunsthistorische benadering vaak wordt benadrukt (alleen maar) om van te genieten? Volgens klassieke opvattingen zit in de overdadig geschilderde producten en kostbaarheden een vanitasgedachte verscholen. Clara Peeters voegt, nauwelijks zichtbaar’ op het in haar werk vaak terugkerende mes een aansporing tot matigheid toe: Tem[perantia]. Wanneer Claes en Heda een horloge, hèt symbool van vergankelijkheid, aan de voorstelling toevoegen is geen twijfel mogelijk, memento mori: gedenk te sterven.
Clara Peeters markeert samen met Osias Beert het begin van van het genre maaltijdstilleven. In het Mauritshuis is de ontwikkeling van Antwerpen tot Haarlem te zien.
Behalve op delicatessen als oesters, garnalen, noten en olijven leefden deze schilders zich uit op de weergave van vergulde bokalen, kannen van tin en aardewerk, Chinees porselein en spiegelend glas.
Stillevens een genre voor ‘swacke geesten’ ?
Hoe het begon
Meteen links in de opstelling ziet de bezoeker een groot laat-16e eeuws keukenstuk van Joachim Beuckelaar met een overvloedige uitstalling van al wat op de markt te koop wordt aangeboden. Groenten, fruit, vis en vlees. Bij de aanblik van het zeer realistisch weergegeven lillende vet zou je zò vegetariër worden.
De titel Keukenscène met Christus en de Emmaüsgangers plaatst de toeschouwer van nu waarschijnlijk voor een raadsel. Bijbelse thema’s vormden in voorgaande eeuwen het hoofdthema van zogenoemde historiestukken, maar in dit schilderij verschoof het eigenlijke onderwerp nauwelijks zichtbaar naar de achtergrond. Later verdwenen bijbelse onderwerpen helemaal uit de markt- en keukenstukken. Naast de Beuckelaer staan twee vitrines met een (in de literatuur ten onrechte zo genoemde) tinnen Jan Steenkan, een teljoor, het frühstückbrettchen van de 16e eeuw, pronkbekers, tazza’s en steengoed kruiken. Vanuit dit standpunt ziet de bezoeker in de tentoongestelde stillevens echo’s van deze objecten.
Laten we de stillevens van Clara Peeters eens beter bekijken. Met technische perfectie schilderde zij haar objecten uiterst gedetailleerd en prachtig belicht, vaak tegen een donkere achtergrond.
In het Stilleven met tazza, kan en lekkernijen van ca. 1611 is de stofuitdrukking goed getroffen: de versgebakken pastei, het geribbelde oppervlak van de steengoed kan, het kippenvel, de vergulde tazza, de glanzende olijven en het damast; het is net echt. Interessant is het zout, destijds een kostbaar en onontbeerlijk conserveringsmiddel, gepresenteerd in een zilveren zoutvat. In de Romeinse Oudheid was het al zò kostbaar dat de soldaten een deel van hun soldij in zout, salaris, kregen uitbetaald.
Het eerder getoonde Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen (1615) uit de eigen collectie leent zich bij uitstek voor Slow Art. De verstilde objecten vormen niet alleen een lust voor het oog: bij nadere beschouwing blijken ze ook nog heel wat te vertellen. De grote Goudse kaas bijvoorbeeld vertoont sporen van de kaasboor, waarmee de keurmeester een monster nam. Na keuring stopte hij het proefstukje weer terug en maakte het cirkelvormige gaatje, zoals de groundsman op een golfbaan, weer netjes dicht.
Over de prominent gestapelde kazen afgetopt met een schaaltje boter geeft het gratis bezoekersgidsje geen informatie. Waarschijnlijk bracht Peeters het moraliserende spreekwoord: zuivel op zuivel dat haalt je de duivel in beeld, ofwel overdaad schaadt. Dit motief wordt door de Haarlemse schilders veelvuldig in beeld gebracht.
De Chinese schotel vertelt iets over het porselein dat in de vroege 17e eeuw als nouveauté door de schepen van de VOC werd aangevoerd.
Anders dan in het Stilleven met tazza, kan en lekkernijen uit 1611, waarin de (goedkope) blauwe verf van de Chinese schotel verkleurd is, gebruikte Peeters hier een kleurecht blauw pigment. Het quasi achteloos geplaatste bruidsmes, dat ook in haar andere stillevens figureert, bevat ook informatie. Op de zijkant van het heft staat haar signatuur; het handje op het lemmet verwijst naar Antwerpen.
Het heft is versierd met personificaties van het geloof, fides, en matigheid, temperantia, twee van de christelijke hoofddeugden. Zou het figuurtje op de bokaal, in de catalogus omschreven als een krijger uit de oudheid, niet eerder geïnspireerd zijn op de christenstrijder waarover de apostel Paulus schrijft aan Timotheus: …’strijd de goede strijd van het geloof’… (1 Tim. 6:12).
De krakeling ondersteunt deze duiding. De achtvorm van het koekje verwijst symbolisch naar de cyclus van leven en dood, welke volgens de christelijke leer voortgezet wordt in het eeuwige leven na de dood. De bloemen behoeven als vanitas-symbool natuurlijk geen uitleg. Maar is dit, hoe realistisch geschilderd ook, wel een bestaanbaar boeket?
Met deze elementen lijkt Clara Peeters de goede verstaander een morele boodschap mee te geven. Zij ziet daar vanaf het tinnen dekseltje van de baardmankruik hoogstpersoonlijk op toe!
Peeters zelfportret komen we in deze expositie meermaals tegen. In het Stilleven met bloemen en lekkernijen uit 1611 wordt haar portret wel vijf maal gereflecteerd op de tinnen ‘Jan Steenkan’ als een 17e eeuwse variant van het Droste effect. Er is zelfs nog een zesde zelfportretje te zien op de bolling van de vergulde bokaal.
Deze piepkleine zelfportretjes voegde Clara Peeters ook op andere stillevens toe. Een vaag gezichtje met daarboven een wit kapje. Hoe zou ze er in werkelijkheid hebben uitgezien? Deze vraag wordt in de tentoonstelling niet beantwoord, maar in in de catalogus is een Stilleven met zelfportret of beter: een Zelfportret met stilleven uit 1618 afgebeeld.
We zien een chique dame met diep decolleté en een jakje met zeer fijn geklost Vlaams kant. Haar mollige armen met werkhanden(!) rusten op een tafel vol kostbaarheden; sierschalen, een pronkbeker bekroond met de Christenstrijder, sieraden en munten. Deze aardse zaken zijn net zo vergankelijk als de zeepbel naast haar hoofd; je kunt er maar kortstondig van genieten. Voor de goede verstaander is duidelijk dat Clara Peeters zich van die vergankelijkheid bewust is.
Clara Peeters was van alle markten thuis. Ze schilderde met het meeste (ogenschijnlijke) gemak pronkschalen, glaswerk, vergulde drinkschalen, brood, bloemen, pasteien olijven, gevogelte, vlees en ….vis. Met haar Visstilleven uit 1611 zou zij zelfs het allereerste visstilleven hebben geschilderd. Het vond zijn weg vond naar de collectie van de Spaanse koning Filips IV.
Uniek is ook het Stilleven met gevogelte, (1611) waarin zij aan een uitstalling van geschoten jachtbuit een levende sperwer toevoegde. Tien aan een spies geregen vinkjes doen mij denken aan het dieet advies van de Dordtse arts Johan van Beverwijck. In zijn Schat der Gesontheydt uit 1636 adviseert hij mensen met een zittend beroep vogels te eten (waar weinig vlees aan zit). Mooi voorbeeld van bewust ‘consuminderen’!
Van Clara Peeters is een oeuvre van ca. 40 schilderijen bekend. Daarnaast zijn kopieën en eigenhandige replica’s in omloop. Kennelijk was er veel vraag naar. Over haar leven is vrijwel niets bekend. In de annalen van het Antwerpse schildersgilde, dat ook vrouwen toeliet, wordt zij vreemd genoeg niet vermeld.
In de tentoonstelling is Peters invloed op Haarlemse schilders duidelijk te zien. In het Stilleven met vruchten, vergulde tazza en kazen uit ca.1624 van Pieter Claesz. en in Floris van Schootens, Stilleven met tinnen kan en mand met kazen uit datzelfde jaar, waarin we ‘haar’ kazen uit 1615 terugzien. Ook Floris van Dijck en Nicolaas Gillis hanteren dit motief in Stilleven met kazen uit ca. 1620 en in Stilleven met kazen en fruit uit 1612.
In dit werk wordt de blik tevens getrokken door een vergulde bekerschroef; een houder waarin een berkemeier geschroefd werd. Aanvankelijk voorbehouden aan vorsten en leden van de adel, kwam dergelijk vaatwerk later ook bij stadsbesturen, gilden en rijke burgers in gebruik. Terwijl hoofdconservator Quentin Buvelot mij rondleidt op de tentoonstelling attendeert een bezoekster hem op een foutje in de vouwtjes van het damast in dit stilleven. Oud nieuws voor Buvelot. Wanneer ik aandachtig kijk, zie ik het ook.
Van Floris van Dijck zijn slechts 13 stillevens bekend. De donkere achtergrond, overgenomen van Osias Beert en Clara Peeters, zien we ook bij de Haarlemmers Nicolaes Gillis en Willem Heda. Bij hen verloopt de taupekleurige achtergrond op identieke wijze van donker naar licht. Dat Claesz en Heda bij elkaar over de vloer kwamen lijkt aannemelijk. Beiden schilderden dezelfde roemer, de zilveren tazza, de citroen en het geopende uurwerk met het blauwe lint.
Aan de samenstelling van de tentoonstelling ging een uitgebreid onderzoek vooraf. In oude kookboeken, reisverslagen en spijslijsten zochten de onderzoekers naar het antwoord op de vraag wat er indertijd op tafel kwam. Op de getoonde stillevens zien we vooral de etenswaren van de elite; de ‘eenpansmaaltijden’ van de gewone man ontbreken. Ter illustratie van dit verschil zijn twee eenvoudige stillevens toegevoegd. David Rijckaerts Stilleven met gebraden haantje (1617) en een uitgebreide versie van het zogenaamd Toebackje; een stilleven met rookwaren, door Floris van Schooten.
In dit Stilleven met haringen en oesters, (ca. 1625) zien we een Goudse pijp, een tabaksdoosje, aanmaakhoutjes en een testje met gloeiende kooltjes. Voorts oesters, twee bokkingen en …‘vis moet zwemmen’ een roemer met noppen, zodat het niet uit de vette vingers van de drinker kon glippen.
Bestudering van het oudste Nederlandse kookboek het Koocboec oft familieren keukenboec van Antonius Magirus uit 1612, leert dat vlees in de gegoede kringen vaak op het menu stond. Anders dan nu, waarin kip het lijkt te winnen van rood vlees, kende de 17e eeuwse keuken een grote variatie aan rund- en varkensvlees, kapoen (‘n gecastreerd haantje) wild en gevogelte van diverse pluimage!
Zijn er nog meer verschillen? Jazeker, een ander verschil met de huidige tijd is het gebruik van zout. Op veel stillevens staat een fraai zilveren zoutvat, waarvan een snufje tussen de vingers rijkelijk over de gerechten werd gestrooid. Het gebruik van deze toen kostbare smaakmaker wordt tegenwoordig als ongezond ontraden!
Goed nieuws voor wie na het zien van deze appetijtelijke tentoonstelling denkt: ‘dit smaakt naar meer’. In het najaar presenteert het Frans Hals Museum de tentoonstelling a Global Table, ook met stillevens uit de Gouden Eeuw. In deze expositie zal niet alleen aandacht zijn voor de geschilderde objecten, maar -in het licht van thans actuele vragen- ook voor de herkomst en productie van voedingsmiddelen. Hierover leest u in het najaar meer op deze site.
Bibliografie
Quentin Buvelot , Slow Food, Hollandse en Vlaamse maaltijdstillevens 1600 – 1640, tentoonstellingscatalogus, Mauritshuis den Haag, Waanders Zwolle, 2017
Riley, The Dutch Table: Gastronomy in the Golden Age, London, 1994.