De rijke literaire en archeologische geschiedenis van het voor ons relatief onbekende Iran wordt in Assen aanschouwelijk gemaakt met cultuurschatten uit steden met exotische namen. Shiraz, Persepolis, Susa, Bisotun, Babaja en Isfahaan. Bij deze laatste herinner ik mij een gedicht van de middelbare school:
De Tuinman en de Dood.
(…) Vanmorgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: ‘Heer, een ogenblik!
Ginds in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood….
Meester uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!
Wanneer de edelman de dood vraagt waarom hij zijn tuinman aan het schrikken maakte antwoordt deze, dat hij verrast was door de aanblik van de nog rustig werkende tuinman, die hij ’s avonds moest halen in Isfahaan…
De dichter Pieter Nicolaas van Eyck (1887-1954) vond zijn inspiratie in oude Joodse en Perzische literaire bronnen. Het thema van een voor de dood vluchtend slachtoffer wordt door verschillende islamitische soefi’s beschreven. Poëzie heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in Perzië. De dichter Hafez wordt bijvoorbeeld ruim 600 jaar na dato vereerd als dè dichter des vaderlands. Naar verluidt kan elke Iraniër wel een strofe uit zijn gedichten reciteren. Zelf kon Hafez, die voluit Kwajeh Shams Al-din Muhannad Hafez-e Shiraz heette, reciteren als de beste. Vandaar zijn bijnaam: Hafez betekent letterlijk: hij die de Koran van buiten kent. Maar nu loop ik op de zaken vooruit, want voor de komst van de islam is nog veel te vertellen.
De tentoonstelling leert dat Iraniërs -terecht- trots kunnen zijn op hun rijke literaire en culturele verleden. Blow-ups van foto’s van de oude koningsstad Persepolis en de rotswand in Bitoun met replica van het reliëf van koning Darius vormen een indrukwekkend decor. Met boogvensters in kleurrijk glas-in-lood en zitkubussen bekleed met Perzisch tapijt, wordt een sprookjesachtige sfeer van duizend-en-één-nacht gecreëerd. In video’s vertellen in Nederland woonachtige Iraniërs over hun leven en werk.
De tentoonstelling Iran, bakermat van de beschaving begint zo’n 6000 jaar v.Chr. met voorwerpen uit het neolithicum: vuistbijlen, primitieve werktuigen, gebruiksvoorwerpen, ceramische objecten met gestileerde mens- en dierfiguren en zelfs een uit een bot gesneden fluit. Wanneer deze bespeeld werd gingen de voetjes van de vloer, zoals te zien in een kom van ca 4800 v. Chr.
De evolutie van het menselijk kunnen wordt geïllustreerd met koperen, bronzen, ijzeren, zilveren en gouden objecten.
In een interview zwakt een conservator van het Nationaal Museum van Teheran de prestigieuze subtitel van de Drentse expositie met een lachje wat af… Die bakermat lag in zijn ogen toch iets verderop in het buurland, tussen de Eufraat en de Tigris, maar dat gebied behoorde oudtijds natuurlijk wel tot het Perzische Rijk.
Rond 5000 v. Chr. beginnen de vroege bewoners van het huidige Iran zich toe te leggen op landbouw en veeteelt. Het houden van geiten en schapen leidt tot een belangrijke bron van bestaan: de textielnijverheid. Op enkele ceramische kommen verwijzen de kammen naar het kaarden van de wol. Tezelfdertijd worden de mogelijkheden van koper en de legering daarvan met tin, brons en arseen ontdekt. Het laatste procédé resulteert in een mooi groen patina, zoals te zien aan de schaal met kunstig opgerolde slang. Vanaf ca. 1000 v. Chr. werd ook ijzer gewonnen.
Tussen 4000 en 3000 v. Chr. ontstaan in het zuid-westen van Iran de eerste steden, zoals Susa, in Elam, één van de toenmalige grootmachten in het Nabije Oosten. Inscripties op kleitabletten verschaffen informatie over handel in vee, graan, bronzen wapens en werktuigen met Mesopotamië, India en zelfs met China. Op vroege exemplaren worden producten en aantallen met symbolen aangeduid, waar later het zogenoemde spijkerschrift uit voortkomt.
De naam Elam doet ver weg een belletje rinkelen. Helemaal helder heb ik het niet, maar mijn herinnering voert mij terug naar bijbelverhalen op de lagere school. Wanneer ik Elam google lees ik dat Elam de oudste zoon is van Sem, de zoon van Noach (Genesis 10: 22, Ezra 4:9). Zijn afstammelingen, de Elamieten, stichtten de stad Susa. Behalve kleitabletten wordt een reliëf met in kleermakerszit spinnende dame getoond. Een dienaar wuift haar koelte toe en de lunch staat al klaar. Haar nijvere polsen met armbanden als in de vitrines, gesierd.
Uit Jiroft in het oostelijk deel van Iran zijn objecten van zeepsteen te zien, zoals een fraai symmetrisch met eenhoorns versierd voorwerp dat oogt als een modieus damestasje, maar een gewicht blijkt te zijn.
Veel van de getoonde voorwerpen zijn als grafgift meegegeven. De doden in deze streek vonden aanvankelijk een laatste rustplaats onder de vloer van hun huis, maar rond 1000 v.Chr. werden zij buiten het dorp begraven, vergezeld van gebruiksvoorwerpen als de aardewerk schenkkan in de vorm van een dier met gouden oorbel, en een gouden beker versierd met fabelachtige paardjes, intrigerende modelhoofden en maskers van mannen met baarden en gouden sieraden.
De tentoonstelling informeert de bezoeker over de wisselende machtsverhoudingen in dit gebied. Met het aantreden van koning Cyrus de Grote (559-539 v. Chr.) komt hier een einde aan. Deze vorst, de eerste van de dynastie der Achaemeniden, geldt als de stichter van het grote Perzische Rijk. Cyrus onderwerpt Medië, Parthië, Lydië, Babylonië, Armenië, Assyrië, Mesopotamië en Bactrië. Met respect voor de grote culturele en religieuze verschillen van zijn onderdanen, weet hij dit immense rijk te consolideren. Niet alleen in Babylonische en Griekse teksten, maar ook in het Oude Testament van de Bijbel wordt zijn lankmoedigheid geprezen. Het bijbelboek Ezra: 1: 7 noemt hem als de door God gezonden redder van het Joodse volk uit Babylonische ballingschap.
In dit uitgebreide rijk werd volop handel gedreven. Met de handelskaravanen reisden behalve materiële zaken ook filosofische en religieuze ideeën mee. Zo kwam koning Cyrus de Grote in aanraking met het Zoroastrisme, de eerste monotheïstische godsdienst. Deze leer werd tussen 1000-600 v. Chr. door de oppergod Ahuramazda geopenbaard aan de herder Zarathustra. Eeuwen later wist Zarathustra Friedrich Nietsche (1885), Richard Strauss (1896) en Deodato (1973) nog te inspireren. Evenals in latere wereldgodsdiensten speelt de strijd tussen goed en kwaad een voorname rol in het Zoroastrisme. De mens kan op het juiste pad blijven door vast te houden aan 3 principes: goede gedachten, goede woorden en goede daden. Leefregels die ook het boeddhisme en een christelijke levenswandel zouden gaan bepalen.
Koning Cyrus adopteert het Zoroastrisme als staatsgodsdienst. Ook onder zijn opvolgers bleef Zarathustra’s leer gehandhaafd tot de islamisering rond het midden van de 7e eeuw alle andere levensovertuigingen wegvaagde. Vandaag de dag zijn alleen in India nog afstammelingen te vinden van destijds gevluchte aanhangers van dit geloof, de naar hun land van herkomst genoemde Parsi’s.
Onder Darius de Grote (522-486 v. Chr.) bereikt het rijk zijn grootste omvang. In die periode beleeft Perzië haar Gouden Eeuw. Behalve de drie hoofdsteden Ecbatana, Susa en Persepolis zijn ook Pasargadae, Sardis en Babylon van belang. Zoals de Romeinen en later de Duitsers, verbond Darius de steden onderling door verharde wegen, waarvan de koninklijke weg tussen Ecbatana en Sardis in Klein Azië een druk bereisd traject op de Zijderoute werd.
Nabij Bitoun op 70 meter hoogte goed zichtbaar voor iedere passant liet Darius de Grote een indrukwekkend propaganda reliëf aanbrengen, waarvan in de expositie een reproductie te zien is. Bekroond met het wingvormige logo van het Zoroastrisme vertrapt Darius de Grote zijn vijand Gautama. Een reeks geketende vijanden kijkt machteloos toe. Helemaal rechts staat als kabouter puntmuts de koning der Scythen uit Centraal-Azië. Dit reliëf is dè Perzische steen van Rosetta. De inscripties in drie talen zijn van onschatbaar belang voor de ontcijfering van het oud-Perzische- en Babylonische spijkerschrift. Van de Parthische en latere Sassanidische periode dateren eveneens rotsreliëfs met scènes waarin koningen een rol spelen. In een reliëf in Naqsh-e Rustam, niet ver van Persepolis, overhandigt Ahuramazda de zogenoemde ring der macht aan de eerste vorst der Sassaniden, koning Ardashir I. Onder de hoeven van zijn paard wordt, naar goed oud-Perzisch gebruik, de verslagen laatste koning der Parthen vertrapt.
De ruïnes van Darius enorme ontvangsthal in Persepolis vormen de stille getuigen van zijn grandeur. In 1971 liftte de toenmalige Sjah van Perzië middels een kostbaar feest op deze historische locatie, nog even mee op Darius roem. In de volkskrant van 14 juni 2018 leest u hoe de groten der aarde, onder wie de prinsen Philip en Bernhard zich zich hier lieten fêteren. De prins gemaal van koningin Juliana was niet de eerste Nederlander die deze archeologische site bezocht. In 1704 was Cornelis de Bruin hem voorgegaan. In zijn Gesigten van Persepolis legde hij het ook toen al –door Alexander de Grote- geschonden aangezicht van de oude koningsstad vast.
Van het tijdvak van de Achaemeniden dateren topstukken van goudsmeedkunst; fraai bewerkte zilveren en gouden Rhytons en verfijnde gouden sieraden. Tussen de geschenken van de Lydiërs, afgebeeld langs de oostelijke trap van Darius audiëntiezaal worden soortgelijke kommen, kannen en armbanden aangedragen, als welke de bezoeker in de vitrines herkent.
Aan Alexander de Grote, die met de slag bij Gaugamela in 331 v. Chr. een einde maakte aan het imperium der Achaemeniden, worden de Iraanse conservatoren kennelijk niet graag herinnerd. Hij is, op twee korte vermeldingen na, de grote afwezige in de tentoonstelling. En dat terwijl Alexander de Grote nota bene door zijn huwelijk met Stateira (soms abusievelijk Barsine genoemd) de schoonzoon werd van de verslagen koning Darius III, wat historisch gezien toch wel vermeldenswaard is! Een soortgelijke omissie ervoer ik ooit in het Maritime Museum in Portsmouth, waar Michiel de Ruyter, bekend van diens spectaculaire tocht naar Chatham, eveneens schitterde door afwezigheid.
Een van de zaalteksten meldt slechts: ‘Na de dood van Alexander van Macedonië valt zijn grote rijk [dat Perzië had opgeslokt] uiteen’…
Uit zijn gelederen komen de Seleuciden voort, die vanuit Seleucis aan de Tigris in Mesopotamië (thans Irak) de scepter zwaaiden. In enkele voorwerpen is de Hellenistische invloed, meegebracht door Alexanders legers nog herkenbaar. Zoals in de vormgeving van een bronzen beeldje van Demeter, de Griekse godin van landbouw en vruchtbaarheid.
In de kaart gespeeld door een interne strijd bij de Seleuciden komen in 141 v. Chr. de Parthen onder Mithradates in een deel van het Perzische rijk aan de macht. Van deze periode dateren munten, zilveren voorwerpen en een kostelijk olielampje in de vorm van een menselijk gezicht, met een muis als neus. Indrukwekkend is de enorme edelman van Shemi, waarvan in de expositie een replica wordt getoond.
In 224 n. Chr. nemen de Sassaniden de scepter over. Hun 400-jarige regeringsperiode is de geschiedenis in gegaan als de Perzische Renaissance (224-651). De Sassaniden heersten over een rijk dat zich uitstrekte van Transkaukasië en Centraal Azië in het noorden tot de Indus in het Oosten en de Arabische kant van de Perzische golf. In deze periode beleefde Perzië wederom een bloeiperiode. Letterlijk en figuurlijk. Land- en tuinbouw floreerden door een ingenieus ondergronds irrigatiesysteem, de zogenoemde qanats, waarvan de bezoeker in de introductiefilm beelden ziet. In deze tijd nemen handelscontacten via ‘de’ Zijderoute tussen het Middellandse Zeegebied en China toe. Met deze term wordt anders dan vaak wordt gedacht niet één weg, maar een wijdvertakt stelsel van handelswegen aangeduid, zoals te zien was in de tentoonstelling Expeditie Zijderoute in de Amsterdamse Hermitage.
Ook van de Sassanidische periode worden in Assen fraaie gebruiksvoorwerpen getoond, soms met Hellenistische naklank. Gouden sieraden en verguld zilverwerk versierd met druiventrossen en musicerende figuren verwijzend naar de geneugten des levens.
Met de binnenvallende Arabieren komt in 633 aan het Sassanidische rijk eveneens een einde. Gaandeweg ontstaat een artistieke mengstijl met oosterse en westerse motieven. Een kleine 600 jaar later, in 1220 vallen de Mongolen Perzië binnen. Onder Il-Khan, de kleinzoon van de geweldenaar Djengis Khan, wordt de met turquoise geglazuurde tegels versierde architectuur geïntroduceerd. Behalve kruis- en stervormige motieven, verschijnen in textilia, ceramiek en metaalwerk ook Chinese motieven als draken, lotusbloemen en wolkenbanden. Kannen en schalen van blauwwit porselein, turquoise en kobaltblauwe tegeltableaus en borden van zogenoemd lusterware vormen het kleurrijke sluitstuk van deze boeiende expositie. Elke periode heeft een steentje bijgedragen aan de rijke culturele erfenis van het huidige Iran. Het land waarover Thomas Erdbrink, ‘onze man in Teheran’, op dinsdag 18 september persoonlijk komt vertellen in het Drents Museum.
Link: Drents Museum Assen