Na de succesvolle expositie Frans Hals, oog in oog met Rembrandt Rubens en Titiaan richt het Frans Hals museum de blik dit najaar op de 19e en 20e eeuw. Tot en met 24 februari is de tentoonstelling Frans Hals en de Modernen te zien.
Hals’ ‘ruwe’ schetsmatige stijl werd in zijn tijd zeer gewaardeerd. Met zijn meesterlijke toets wist hij een grote mate van levensechtheid in zijn portretten te bereiken of liever: op te roepen. Het oog van de beschouwer maakt het beeld af, waardoor de geportretteerden nog levendiger lijken.
Hals’ virtuoze toets bleef in de 17e eeuw ook in het buitenland niet onopgemerkt. Antoon van Dijck, een van de meest succesvolle leerlingen van Peter Paul Rubens, reisde naar Haarlem om het werk van Frans Hals met eigen ogen te aanschouwen. Dankzij schilders-biograaf Arnold Houbraken leeft dit bezoek voort in de herinnering maar Frans Hals (1582-1666) zelf raakte na zijn dood geleidelijk aan in de vergetelheid. Pas in de 19de eeuw werd hij herontdekt toen zijn werk in het Stedelijk Museum, ingericht op de zolder van het stadhuis van Haarlem, werd tentoongesteld. De Franse kunstcriticus Théophile Thorė Bürger wekte hem in 1868 met een publicatie in de Gazette des Beaux Arts uit zijn ‘winterslaap’.
Buitenlandse kunstenaars als Courbet, Manet en Monet, Max Liebermann, John Singer Sargent en anderen reisden in de 19e eeuw naar Haarlem. Deze moderne kunstenaars verzetten zich tegen de academische regels; een losse schetsmatige penseelvoering werd hun handelsmerk. In Frans Hals herkenden zij een geestverwant en stelden verbaast vast: ‘Frans Hals c’est un moderne’!
Zowel realisten, impressionisten als expressionisten waren onder de indruk van zijn losse schilderstijl. Als souvenir, maar vooral om de techniek van de bewonderde 17e eeuwer in de vingers te krijgen maakten ze kopieën van zijn werk. Tot en met 24 februari kunnen bezoekers van de tentoonstelling zien hoe deze zogenoemde modernisten Frans Hals als inspiratiebron gebruikten.
Daartoe zijn ruim zeventig schilderijen van Hals en zijn bewonderaars in dialoog gepresenteerd, waardoor, aldus directeur Ann de Meester, een soort magie ontstaat. Tijdens een vraaggesprek in Opium op Vier van 13 oktober, liet ze zich in zangerig Vlaams ontvallen dat het verkrijgen van de bruiklenen een hels werk was geweest. …’een sophisticated vorm van kwartetten; mag ik van jou, dan krijg jij van mij’…
Het is niet altijd eenvoudig om authentiek werk van Frans Hals naast een kopie te herkennen. Zoek maar eens naar de verschillen tussen de twee versies van Malle Babbe!
Tussen 1862 en 1900 bezochten meer dan 500 kunstenaars het Haarlemse museum. Onder hen de Belg James Ensor en minder bekende Amerikaanse kunstenaars als Robert Henri en William Merritt Chase. In de tentoonstelling zijn enkele vrouwelijke kunstenaars vertegenwoordigd: Mary Cassat en de Finse Helene Schjerfbeck met een bijna niet van een Hals te onderscheiden mansportret.
Allen verwerkten Hals invloed op eigen wijze, maar hoe ze het ook deden, Frans Hals was nooit ver weg!
Frans Hals en de Modernen, waarom nù? Dit jaar is het precies 150 jaar geleden dat Frans Hals (1582-1666) werd herontdekt. Sinds de vroege 18e eeuw stond hij te boek als drinkebroer. Hals’ slechte reputatie komt voort uit een notitie van een tijdgenoot. Matthias Scheitz meende te weten dat Hals in zijn jonge jaren … ‘wat lustig van leven [was] geweest’… Woorden die door de biografen Samuel van Hooghstraten en Arnold Houbraken werden uitgesponnen tot op waarheid niet te controleren beweringen en smeuïge anekdotes. In zijn Groote Schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen schreef Arnold Houbraken in 1718:
…’ Frans was gemeenlijk allen avond tot de keel toe vol met drank’.… Toch achtten zijn leerlingen hem hoog. Om hem voor ongelukken te behoeden, haalden zij hem ‘s avonds laat uit de kroeg en hielpen hem naar bed. Hoe beschonken ook, Hals sloeg zijn avondgebed nooit over, dat hij steevast besloot met: …’Lieve Heer, haal my vroeg in uwen hoogen hemel’… Zijn leerlingen besloten de Heer een handje te helpen om dit gebed te verhoren. Van de zolder boven Hals’ bedstede bevestigden zij touwen aan het matras. Na het avondgebed trokken zij het matras omhoog. Toen Hals, in den dommel van zijn dronkenschap bemerkte dat zijn wens verhoord werd, riep hij….’Zoo haastigh niet Lieve Heer, zoo haastig niet’…. Hals heeft deze potzery nooit ontdekt, besluit Houbraken, maar nadien liet hij deze bede achterwege.Door schilderijen als de Vrolijke Drinker bleef Hals reputatie van dronkenlap in stand: wie nuchter is schildert niet zo!
Houbraken dist nog een anekdote op. Het bezoek van de portretschilder Antoon van Dijck. Hij trof Hals niet thuis, maar vond hem in de kroeg. Hals had aanvankelijk geen oog voor de vreemdeling…’niet voordat hij zijn pintje geleegd had’…schetste hij het portret van de hem onbekende man. Onder de indruk vroeg deze zich hardop af of hij zoiets ook zou kunnen. Hals had geen idee, maar toen hij het resultaat zag, wist hij het meteen: ‘…Gy zyt van Dyk, want geen mensch anders kan zulks doen!…’ Hals viel hem om de hals (…) en kuste hem !
Van Dijck stopte Hals’ kinderen …’daar rykelijk wat voor in de hand, […] daar zy niet lang kassiers van bleven’… en nam het nog natte portret mee. Maar in zijn opdracht van koning Karel om de beroemde portretschilder mee naar Engeland te nemen had hij gefaald, omdat Hals, de lezer begrijpt het al,…´te zeer verslingert [was] op die slegte wyze van leven´….
De biografie van Hals bevat meer onwaarheden. Het is echter wèl waar dat zijn destijds gewaardeerde ruwe schilderwijze, uiteindelijk leidde tot de afname van zijn populariteit. In de tweede helft van de 17e eeuw voltrok zich onder invloed van de Franse academische schilderkunst ook in de Republiek een smaakverandering. De losse toets van Hals en het warme palet van Rembrandt raakten uit de mode. Voor historiestukken en portretten ging de voorkeur uit naar heldere kleuren, fijn gepenseelde en egaal belichte onderwerpen. In de tweede helft van de 19e eeuw keerde het tij.
Bij het zien van Frans Hals Regentessen en Regenten van het Oudemannenhuis schreef Thoré Bürger ’Ik ken géén schilderijen die met zoveel élan zijn uitgevoerd; niet van Hals zelf, noch van Rembrandt, Rubens of Greco’! Waarmee Frans Hals bovenaan de toenmalige top 10 van Europese schilders belandde. In de ogen van Max Liebermann liet Frans Hals de thans meer geprezen Rembrandt zelfs ver achter zich:
….’ Door de schilderijen van Frans Hals krijg je lust te gaan schilderen, door die van Rembrandt vergaat je de lust daartoe’…aldus Liebermann.
Edouard Manet (1832-1883) was in 1872 één van de eersten die zijn naam in het bezoekersboek van het Stedelijk Museum noteerde. Tijdens logeerpartijen bij zijn schoonfamilie in Zaltbommel -hij was getrouwd met de Nederlandse Suzanne Leenhof- maakte Manet regelmatig uitstapjes naar het Haarlemse museum. Dat hij een kopie maakte van de Regentessen van het Oudemannenhuis was uit bronnen bekend. Het mòest nog ergens zijn, maar waar? In de aanloop naar de tentoonstelling bleven alle zoekacties zonder resultaat. In februari ontving conservator Marrigje Rikken een mailtje uit Italië met verzoek om informatie over een portret met oude vrouwen. De missing link was terecht. …’Het schilderij heeft mij gevonden’… lacht Rikken tijdens de voorbezichtiging van de expositie.
Manet’s kopie wordt nu samen met de originele versie getoond. De onvoltooide kopie is vlot -waarschijnlijk in één dag- geschetst. In de kragen zijn de potloodstrepen van de onderliggende schets nog zichtbaar. De hand van de meest rechtse regentes is summier aangeduid. Toch is de kopie van onschatbare waarde. Het werk draagt de oorspronkelijke kleuren, die in de loop der eeuwen in het orgineel zijn nagedonkerd. Zo heeft het tafelkleed nog de oorspronkelijke olijfgroene kleur.
Bij de expositie is geen catalogus, maar wel een bijzonder leuk magazine verschenen. Hierin is het verhaal van de teruggevonden Manet beschreven, aangekocht door twee vermogende Italiaanse vrienden, “Luigi” en “Claudio”, die het werk voor veel geld hoopten te verkopen aan het nieuwe Louvre in Abu Dhabi! [waarover u op deze site ook een artikel kunt lezen, zie link onderaan]. Hopelijk steekt de Vereniging Rembrandt hier met de aankoop voor het Frans Hals Museum een stokje voor!
In de eerste zalen hangen ook de kopieën die James Ensor en John Singer Sargent van de regentessen maakten. Deze vingeroefeningen verduidelijken het waaròm van hun fascinatie voor hen. Niet hun uiterlijk, maar de losse en uitermate realistische wijze waarop Hals hen karakteriseerde sprak hen aan. Ondanks Thoré Bürgers positieve woorden blijft het negatieve aura rond Frans Hals en zijn werk nog lang hangen. In de vroege twintigste eeuw omschreef de toenmalige directeur van Museum Boijmans van Beuningen, Schmidt Degener, de regentessen nog als gierige oude vrouwen …’zelfingenomen en meedogenloos’, en dat niet alleen, hij heeft het ook over hun …’azijnigheid en schraperigheid’! Honderd jaar later zie ik slechts een paar broze, doch kordate dames, met hun door couperose gecraqueleerde wangen en handen met een huid als perkament. Eén van hen houdt haar hand op. Ze moest wel. Om de opvang van oude mannen te bekostigen waren de bestuurders van de instelling afhankelijk van donaties.
Gaf Hals’ vermeende lichtzinnige levenswandel reden tot verzinsels, de losse en uiterst realistische manier waarop hij de regenten en regentessen schilderde droeg ook bij tot mythevorming. Omdat zij hem géén plekje in het Oudemannenhuis wilden geven, zou hij hen uit wraak expres zo lelijk hebben geschilderd. Anderen meenden dat hij, inmiddels ver in de tachtig, het penseel niet meer meester was. Zelfs in de twintigste eeuw maakte het werk de tongen los, zoals we zagen. De regent met de (destijds modieuze) scheve hoed zou onmiskenbaar dronken zijn geweest. En een medicus onderwierp de man aan een denkbeeldig consult. De diagnose: een halfzijdige aangezichtsverlamming veroorzaakt door een tia.
Van alle latere bewonderaars was Max Liebermann Frans Hals’ grootste fan. Hij maakte wel 30 kopieën van zijn werk. Toen zijn vrouw in blijde verwachting was besloot het paar het kind voluit naar Frans Hals te vernoemen. Echter het werd een meisje, Marianne Henriette Käthe, roepnaam Käthe.
Liebermann was vooral onder de indruk van Hals’ natuurlijke wijze van schilderen en de (ogenschijnlijke) snelheid waarmee hij dat deed. In navolging van Hals kopieerde hij de hand van een van de schutters en Hals Zigeunermeisje, uit de Berlijnse Gemäldegalerie.
De realist Gustave Courbet was eveneens gefascineerd door Frans Hals. In 1869 schilderde hij zijn vrijwel niet van Hals te onderscheiden kopie van Malle Babbe.
Kopiëren was tot in de 20e eeuw een gangbare academische praktijk, op zoek naar de (beweging van de) hand van de meester. Beweging was óók letterlijk één van de in Hals’ werk bewonderde kwaliteiten. Met wat stroken verf op een stuk linnen wist Hals de illusie van beweging te suggereren.
In de grote tentoonstellingszaal zijn de schuttersstukken van Frans Hals en de (deel)kopieën daarvan naast en boven elkaar gepresenteerd, zoals dat in de 19e eeuw gebruikelijk was. Tijdens een excursie attendeerden de studenten van de Amerikaanse schilder William Merrit Chase hem op de grote gelijkenis met kolonel Johan Claeszoon Loo in Hals Portret van de officieren en onderofficieren van de Cluveniersschutterij uit 1633. Zijn zelfportret uit 1903 in de gedaante van zijn 17e eeuwse look-alike hangt naast het origineel.
Van Frans Hals zelf zijn géén brieven, ego-documenten of tekeningen bewaard. Geschreven bronnen van 19e eeuwse kunstenaars geven inzicht in het waarom van hun bewondering. Vincent van Gogh schreef aan zijn broer Theo: …’wat is het een genot zo’n Frans Hals te zien, wat is ‘t héél iets anders dan de schilderijen […] waar zorgvuldig alles op dezelfde wijze is gladgestreken…’.
Van Gogh (1853-1890) was vooral in de ban van de kleuren van Frans Hals. In diens donkere partijen ontdekte hij zelfs 27 tinten zwart! Na zijn donkere Brabantse periode probeert Van Gogh de ziel van zijn figuren in vlotte penseelstreken en vooral in pure kleur te vangen, geïnspireerd op de complementaire kleuren, waarmee Frans Hals het gelaat van de Vrolijke Drinker, modelleerde;…’niet door fotografische gelijkenis, maar door expressie van intense gevoelens en gezichtsuitdrukkingen [middels pure kleur]’… Dit wordt zichtbaar in Van Gogh’s portret van Postbode Roulin, en dat van Madame Roulin met baby Marcelle met haar bolle hapsnoet!
De schilderijen van Frans Hals slaan een brug naar de impressionisten en andere modernisten. De één viel voor zijn losse toets, de ander voor zijn rake typering van alledaagse types. Anderen waren geporteerd van de lach. Hals was de eerste kunstenaar die een spontane maar ook ontluikende lach op het gelaat van zijn zitters wist te vast te leggen. De meeste kunstenaars kwamen niet verder dan een verkrampte grimas, aldus Karel van Mander in zijn Groot Schilderboeck. Een lachend portret werd voorheen bovendien als onbetamelijk beschouwd. Dit idee zou voortgekomen zijn uit de in onze oren belachelijke vraag of Jezus ooit gelachen zou hebben. Velen meenden van niet, waarmee de talloze 17e en latere strenge fotoportretten verklaard zijn.
Frans Hals brengt hier verandering in, zoals in het huwelijksportret van Isaac Massa en Beatrix van der Laan in het Rijksmuseum (buiten tentoonstelling) en in het portretten van Isabella Coymans en Stephanus Geraerdts, die eenzaam in een hoekje in de Goudleerzaal aanwezig is. Zijn hand reikt wanhopig naar een leeg muurvlak…. Het lachende paar was in 1652 gelukkig nog onkundig van hun latere scheiding!
Het werk van Hals en zijn bewonderaars wordt in de tentoonstelling thematisch getoond. Behalve de kopieën zijn (kinder)portretten te zien en volkse types en een bijzonder leuke kragenparade. Het
schilderen van dit kleding accessoire was een verplicht onderdeel aan de kunstacademie in München. Hier ziet de bezoeker het campagnebeeld terug; Hal’s Portret van Pieter Jacobsz Olycan. De Poolse kunstenaar André Mnizech trachtte Hals in zijn portret van de Amsterdamse bankier Daniel Franken uit 1877 te evenaren. Anderen trachtten Hals, naar het antieke devies van emulatio, te overtreffen. Leuk te zien in Frank Duveneck’s mansportret weergegeven in halsiaanse complementaire kleuren en een bijzonder los gepenseelde kraag. Ferdinand Roybet gaat in zijn portret van de schilder Antoine Guillemette helemaal los op de kraag! Analoog aan het spreekwoord: roomser dan de paus, zijn sommige portretten halsiaanser dan Hals.
En het bleef niet bij kragen! Voor een portret van de Hamburgse burgemeester diepte Max Liebermann in 1891 zelfs een hele 17e eeuwse outfit op uit de verkleedmand. Hij portretteerde Carl Friedrich Petersen met losse toets als hommage aan Frans Hals. Voorzien van een anachronistische molensteen-kraag. Daar zullen zijn stadgenoten echter niet van hebben opgekeken want deze archaïsche kleding is de traditionele dracht van Hamburgse burgervaders. Leuk dacht ik, maar de burgemeester zelf was er in het geheel niet tevreden over. Hij vond het schilderij niet af.
Leuk zijn ook de verschillende op Frans Hals geïnspireerde eigen creaties van o.a. Manet. Zoals Le bon boque; een artistieke contaminatie van Hals rokers en drinkers. Een tevreden rokende dikzak genietend van een glas bokbier. De Amerikaan Robert Henri, die in navolging van Hals belangstelling kreeg voor types van de straat als Celestina in Rome. Het absolute hoogtepunt vormt het portret van het Haarlemse straatjochie Jopie van Slooten, die door de Amerikaan, die een kamer aan de Haarlemse Grote Markt had gehuurd, werd binnen geroepen en nog warm van het buiten spelen op werd vereeuwigd.
De expositie eindigt met een zaal waarin de invloed van de fotografie op de 19e eeuwse schilderkunst wordt belicht. Deze vinding maakte het schilderen van realistische beelden overbodig; resulteerde in een àndere kijk op de werkelijkheid en opende de weg naar abstracte kunst. De toevallig vastgelegde invalshoeken en afsnijdingen van het camerabeeld, worden door moderne kunstenaars bewust als artistieke beeldelementen toegepast. Minder overtuigend vind ik de gesuggereerde invloed van Frans Hals op de cameravoering van Breitner. Zijn goed gelijkende houtskool schetsen van Hals kinderportretten worden hier ook getoond . Met deze en de andere kopieën naar Frans Hals, wordt, zoals de samenstellers van expositie het noemen, de impact van Frans Hals op zijn latere bewonderaars inzichtelijk gemaakt.
Bibliografie:
Slive e.a., Frans Hals, tentoonstellingscatalogus Frans Hals Museum, Haarlem, 1989/1990.
Rikken e.a., Frans Hals en de Modernen, magazine bij tentoonstelling, Haarlem, 2018.
Link: Frans Hals Museum, tentoonstelling Frans Hals en de Modernen
Link: Mijn artikel over het Louvre in Abu Dhabi
www.uitdekunstmarina.nl Bespreking Frans Hals en de Modernen en actuele tentoonstellingen.
Volgende lezing in de Oosterkerk: Caravaggio en Europa. Vrijdagochtend 1 en donderdagavond 7 februari. Woensdagochtend 13 februari, Cultuurhoek Driebergen.
Nog ruimte voor de anecdote van Hals Hemelvaart?
Nog een anecdote:
Zyn brave const en stoute wyze van penceelbehandelinge, maar niet zyne levenswyze moet de schilderjeugt zig ten voorbeeld, en tot naarvolging stellen, aangezien hy geen goed bestierder van zyn levenskar was, als die niet zelden van het middelspoor afholde, wyl hy zyne driften te ruimen toom vierde….. “ Frans was gemeenlijk allen avond tot de keel toe vol met drank. Echter hadden zyne leerlingen groote achtinge voor hem, en de oudste verstonden malkander daar in, dat zy…hem wanneer, het duister of laat wierdt, uit de kroeg haalden, opdat hy niet in ´t water zoude loopen of op een andere wys eenig ongeluk ontmoeten, die hem dan gevoegelyk thuis brachten, koussen en schoenen uitrokken en te bed hielpen…´´ Hoe beschonken ook, Hals ging niet slapen eer hij zijn avondgebed had úitgestamerd; dat hij steevast besloot met: …Lieve Heer, haal my vroeg in uwen hoogen hemel...´De leerlingen geloofden niet dat Hals dat echt meende en namen de proef op de som…
Anecdote:
Adriaan Brouwer en Dirk van Delen, boorden vier gaten in de zolder, boven zyn bedstee, waar door zy sterke koorden neerlieten, die zij aan de hoekeinden van het bed vastknoopten. De volgende avond wanneer hij vol en zoet te bed geholpen was, en zij het licht uit de kamer gedragen hadden, gingen zy op hunnen kousen de trappen op, om hunne rol uit te spelen, zonder dat hy daar af iets gewaar werdt… Zij luisterden scherp naar het prevelen van zyn avondgebed.. bij het slotakkoord:… Lieve Heer haal my vroeg in uwen hoogen hemel, trokken zij het bed naar boven ! Toen Hals, in den dommel van zijn dronkenschap bemerkte dat zijn wens verhoord was, riep aandermaal tot de Heer….Zoo haastigh niet Lieve Heer, zoo haastig niet…., waarop zij hem weer zagt lieten dalen ! Toen Hals even later vast in slaap lag te ronken, maakten zij behendig de touwen los… Hij heeft deze potzery nooit ontdekt, maar na dien tyd gebruikte Frans deze wyze van bidden niet meer !
De biograaf besluit met Hals is gestorven te Haarlem in de ouderdom van 85 of 86 jaren in ´t jaar 1666 en in het Koor van de Groote Kerk begraven. Evenals zijn broer Dirk, waaraan hij toevoegt zij waren Mechelaars van geboorte. zonen en kleinzonen van Hals waren, getuige een lijst van St. Lucas, eveneens schilder. Hij noemt een aantal namen, waarvan er één, van welke er een leeft in Oostindiën, die daar getrout is aan een Mestys of halve zwartinne. Zekerlyk om haar gelt… … Een zekere J. Wieland, een oud liefhebber, en die de meeste Hals schilders heeft gekend, getuigt dat allen luchtig van geest en beminnaars van zang en speelkonst geweest zyn.