Tussen Hemel en Oorlog: Kunst en Religie in het Interbellum. Tot en met 15 juni in Museum Catharijneconvent

Olga Fröbe-Kapteyn, The Sign of Life is the Cross. Gemengde techniek op papier: tempera, bladgoud, Indische inkt, ca. 1926-1934

Met de tentoonstelling Tussen Hemel en Oorlog: Kunst en Religie in het Interbellum pak ik de zoektocht naar spiritualiteit, zoals in de onlangs besproken exposities Zien & Geloven en Zoektocht naar Zingeving, weer op. Het zal geen verbazing wekken dat de eeuwenoude hang naar religie en spiritualiteit een prominente rol speelt tijdens de turbulente jaren van het interbellum. De herwonnen vrede en vooruitgang ten spijt maakte het optimisme van de roaring twenties snel plaats voor politieke onrust en economische crisis

Kunstenaars reflecteerden op velerlei manieren op deze ontwikkelingen. Zij experimenteerden met nieuwe stijlen, vormen en technieken. In Utrecht zien we werk van realisten, expressionisten, kubisten en surrealisten. Ook de docenten en leerlingen van de revolutionaire kunstopleiding van het Bauhaus zijn vertegenwoordigd. De tentoonstellingszalen zijn als tijdscapsules ingericht.  
Dat de preoccupatie met zingeving tijdens het interbellum actueler was dan ooit zie je aan de kleurrijke doeken vol emotie en betekenis.  Sommige kunstenaars vertaalden hun gevoelens van verdriet en angst in aangrijpende beelden; anderen brachten juist hoop tot uitdrukking.     

Käthe Kollwitz, Pieta, 1937. Berlijn, Neue Wache

Carel Willink en Käthe Kollwitz beeldden regelmatig klassieke christelijke thema’s uit. Van Kollwitz hand zie je een deerniswekkende op middeleeuwse voorbeelden geïnspireerde eigentijdse Pieta, waarin zij zelf haarin de oorlog gedode zoon in de armen houdt.  

In hun zoektocht naar de ‘essentie’ van het bestaan lieten Alexej von Jawlensky en Jacoba van Heemskerck zich naast het christendom ook inspireren door esoterische stromingen als de theosofie en antroposofie. Weer anderen, zoals Max Beckmann richtten hun teleurstelling en boosheid op een God die de wereld in de steek had gelaten. Dit bonte palet aan veelkleurig emotioneel en politiek geladen werk is tot en met 15 juni in de oude kloostergangen van het Catharijneconvent te zien.

Tijdens een voorbezichtiging licht conservator Rosanne de Bruine de aanleiding voor de expositie toe: het Interbellum ligt meer dan 100 jaar achter ons. De werken die in 1934 werden verworven door het Museum voor Nieuwe Religieuze kunst -de voorloper van het in 1979 geopende Catharijneconvent- vormen het uitgangspunt.  

Met 70 objecten wordt het veelkleurige verhaal van die periode aan de hand van vier thema’s getoond. Verwerking en Houvast, Verbinding en Vernieuwing met als subtitel kritiek op religie en maatschappij, het zoeken naar Geestelijke Waarden, Vrijheid en Identiteit.

Introductie
Het interbellum is een periode van tegenstellingen. Er is sprake van cultuurpessimisme, maar ook van utopisch geloof in een nieuwe wereld. Met oude beelden schetst een introductiefilm de historische context. Terwijl Duitsland tijdens het interbellum gebukt gaat onder hoge herstelbetalingen groeien de VS uit tot een machtige speler op het wereldtoneel. Intussen blaast de het communistische Rusland ook zijn partijtje mee. De doelstelling van de in 1919 opgerichte Volkerenbond, nooit meer oorlog, bleek al snel een illusie

Anno 2025 geven de ontwikkelingen in de wereld weinig reden tot optimisme. Desgevraagd antwoordt Rosanne dat in de tentoonstelling geen link naar het heden wordt gelegd. Overpeinzingen over de actuele toestand in de wereld worden aan de bezoekers overgelaten.
 

Mariette Lydis, Maria Boodschap, 1931. Museum Catharijneconvent

In het boeiende beeldverhaal hebben ook vrouwen een stem gekregen. Van de vrijgevochten Mariette Lydis is een modern vormgegeven Annunciatie te zien. Adya van Rees, Marianne von Werefkin en Charley Toorop zijn ook met religieus geïnspireerd werk present. Indrukwekkend is het spiritueel getinte symbolistisch drieluik van Olga Fröbe-Kapteyn. In het middenpaneel van The Sign of life is the Cross (1926-1934)verwerkte zij het oosterse yin-yang teken. In de rechtervleugel, Sing of Life, waarin het leven wordt bezongen, herken je de theosofische toets. 

Virtuele rondleiding
In de zaal waarin Verwerking en Houvast centraal staat ontmoet je Otto en Adya van Rees. Om te ontsnappen aan de oorlog zochten zij hun heil letterlijk en figuurlijk in Ascona. Zij bekeerden zich tot het christendom. Van deze keuze leggen zij getuigenis af in werken met Bijbelse thema’s, zoals het monumentale wandkleed dat Adya in 1929 met engelengeduld borduurde. Blikvanger is een verleidelijk portret van Eva, de moeder aller zonden. Naast het rustbed staat God de vader met geheven vinger. De titel van het werk, Dieu avertit, verwijst naar Gods vergeefse waarschuwing om niet van de verboden vrucht te eten…

Adya van Rees, Dieu avertit. Geborduurd wandkleed. Museum de Pont, Tilburg.

Hier zie je ook het portret van de heilige Benoit le Fabre dat Otto van Rees in kubistische vormen schilderde. Ook Marianne von Werefkin, aan wie Museum de Fundatie onlangs een expositie wijdde, was in 1914 naar Ascona gevlucht. Onder de bezielende kracht van Olga Frobe was in de Zwitserse stad een vrijplaats voor kunstenaars ontstaan. Terwijl zij hun trauma’s verwerkten deelden zij hun belangstelling voor alternatieve levensbeschouwingen. Hier ontstonden nieuwe vormen van kunst, zoals Von Werefkins expressieve Via Crucis dat zij in 1921 in tempera schilderde. Ter nagedachtenis van Jezus kruisweg, gaat een rij kloosterzusters zingend en biddend op weg naar een kapel in de bergen.

Valerius de Saedeleer, De Perelaer, c. 1926. Antwerpen, The Phoebus Foundation

Indrukwekkend is de in een besneeuwd Vlaams landschap geplaatste Perelaer van Valerius de Saedeleer. De prominent tegen een door avondrood gekleurde achtergrond geschilderde boom is het hoofdmotief, maar daaronder gaat een boerenhoeve schuil. Het werk roept associaties op aan Jan Brueghel de Oude’s impressie van de Winter, waarin de zon na een mooie winterdag, eveneens ter kimme neigt. Het beeld dat de Saedeleer de beschouwer voor ogen tovert versmelt met zijn woorden: …’sneeuw verzoent alles op aarde en de aarde met de hemel’… Met dit werk bracht de kunstenaar de rust die het katholieke geloof hem schonk in beeld.

Het werk van een andere Vlaming, Gustave van de Woestyne, die ook op zoek was naar het raakvlak tussen het aardse en het bovennatuurlijke, ademt dezelfde devote sfeer.

Niet iedereen vond troost en inspiratie in het christelijke geloof. Anderen vroegen zich vertwijfelt af waar God was. Max Beckmann, gepokt en gemazeld tijdens zijn werk als hospik aan het front, uitte zijn teleurstelling en boosheid in een rauwe, op middeleeuws vocabulaire geïnspireerde beeldtaal. In Das Martyrium bracht hij zijn credo in beeld: …’mijn religie is verzet tegen God!’… In deze overtuiging stond hij niet alleen. Getuige een prent met verminkte Christuskop verkeert Karl Schmidt-Rottluf in hetzelfde kamp.

Karl Schmidt-Rottluff, Kristus, 1918. Den Haag Kunstmuseum

Otto en Adya Van Rees konden met hun religieuze werken rekenen op sympathie van het publiek, maar Beckmann, Karl Schmidt-Rottluff en Albert Servaes ontmoetten weerstand en onbegrip. De in expressionistische stijl geschilderde kruiswegstaties van Servaes moesten in 1919 op last van het Vaticaan uit de kerk verwijderd worden. Anders dan het in de Middeleeuwen ‘populaire’ beeld van Christus als Man van Smarten gaf de eigentijdse kerk de voorkeur aan een triomferende Christusfiguur.

Servaas ging niet verloren. Zijn Calvarie uit 1924, waarvoor in de kerk geen plaats was, werd in 1934 opgenomen in de collectie van het Museum voor Nieuwe Religieuze kunst. Waarin ook de eerder genoemde Annunciatie van de ruimdenkende Mariette Lydis werd opgenomen. Behalve vrouwelijke heiligen maakte zij ook illustaties voor de Koran.

In de aan Verbinding en Vernieuwing gewijde zaal staat de ‘strijd’ tussen religie en moderniteit centraal. Deze wordt verduidelijkt aan de hand van de destijds verzuilde maatschappij. Lezers van mijn generatie weten het nog wel: Nederland was destijds in streng van elkaar gescheiden religieuze en politieke kampen verdeeld. Elke geloofsrichting had haar eigen sportclubs, vakbonden, omroepen en scholen. De hoofdonderwijzer van mijn christelijke basisschool stelde zijn leerlingen regelmatig de retorische vraag: als er een katholieke en een gereformeerde bakker is; waar koop je dan je brood?

In deze ruimte zie je hoe kunstenaars vormgaven aan het rijke roomse leven. Na een persoonlijke zoektocht ging Jan Toorop over tot het katholicisme. In zijn kenmerkende symbolische beeldtaal legt hij, in De Pelgrim uit 1921 zijn geloofsbelijdenis vast.  Zijn werk kon echter niet ieders goedkeuring wegdragen. Naast zijn zelfportret in Het Offer  (1927-1930) plaatste hij prominent de kop van de leider van de Italiaanse fascisten: Benito Mussolini.

Jan Dunselman, de Heilige Familie in de werkplaats, 1922, Museum Catharijneconvent foto: Ruben de Heer

Met de Heilige familie in de timmermanswerkplaats bracht Jan Dunselman in 1922 niet alleen een traditioneel katholiek thema in beeld, maar ook een impressie van het arbeidsethos van een hardwerkende katholieke arbeider. Vergelijk dit beeld met de eigentijdse variant van dit thema door Jozef Cantré.

Josef Cantré, Sint Jozef de Timmerman, 1925. Museum Catharijneconvent

Voor wie de geschiedenis van de eeuwenlange discriminatie van katholieke gelovigen in ons land niet paraat heeft: na de Opstand waarmee de Noordelijke Nederlanden zich in de late 16e  eeuw vrij maakten van hun Spaanse katholieke koning, werd de openbare uitoefening van het katholieke geloof door de calvinistische overheid verboden. Pas na het zogeheten herstel van de bisschoppelijke hiërarchie beleefde het katholieke geloof in ons land sinds 1853 een grote opleving. Daarvan getuigen prenten, schilderijen en het door Joep Nicolas ontworpen vakbondsvaandel van het trein- en trampersoneel met Tobias en de Engel als beschermheiligen. Van Nicolas hand zie je ook het kleurrijke aan Sint-Maarten gewijde glas-in-lood raam.

Vakbondsvlag met Tobias en de aartsengel Rafaël, Joep Nicolas 1927, Zijde en katoen, Museum Catharijneconvent Utrecht

Interessant zijn de in de vitrines getoonde edities van de Gemeenschap, een cultureel maandblad voor jonge katholieken, die in woord en beeld een modern vormgegeven sociaal geëngageerd geloof nastreefden. Met zijn in geometrische vormen gesuggereerde Kruisiging leverde Sybold van Ravesteyn een ultramoderne bijdrage voor het julinummer in 1925. De redacteuren van het blad vonden woorden voor de wel heel onorthodoxe verbeelding van de gekruisigde Christus: …’het is zonder weerga zuiver[e], wiskundige mystiek’…

Sybold van Ravesteyn, Kruisiging, 1925. Bijlage julinummer de Gemeenschap, 1925

Op zoek naar geestelijke waarden.
De hoop op een nieuw toekomstperspectief krijgt tijdens het interbellum een impuls door de kennismaking met de theosofie en de antroposofie. Geloof in reïncarnatie speelt daarin een belangrijke rol, alsook gedachten over de evolutie van de menselijke geest als een tijdloze oer-wijsheid waar alle godsdiensten uit zijn ontstaan. Kunstenaars als Wassily Kandinsky, Charley Toorop, Elisabeth Stoffers en Jacoba van Heemskerck worden aangeraakt door deze buiten-Europese ideeën. Van Van Heemskercks hand zie je een origineel op theosofische ideeën geïnspireerd mozaïek met een kleurrijke levensboom. In uit organische vormen samengestelde abstracte pastels zocht Elisabeth Stoffers naar verbinding met de immateriële wereld.
In een poging om een hogere of ‘universele’ waarheid te communiceren, laten ook Kandinsky en Lyonel Feiniger de zichtbare werkelijkheid los. Met hun abstracte werk verbeelden zij de ‘goddelijke’ kracht. Beide waren verbonden aan het Bauhaus. Docenten en leerlingen waren ervan overtuigd dat zij door kunst hun ideaal van een betere wereld konden realiseren. De geestelijke vader van het Bauhaus, Walter Gropius verwoordde deze overtuiging als volgt:

’het nieuwe gebouw van de toekomst zal op een dag naar de hemel reiken, vanaf de handen van een miljoen arbeiders, als het kristalheldere symbool van een nieuw geloof dat eraan komt

Lyonel Feininger, Umpferstedt III, 1919. Dublin, National Gallery of Ireland

Deze woorden lijken te zijn gematerialiseerd in  Feiningers Umpferstedt III uit 1919. Anders dan de naam van dit in kubistische vormen weergegeven werk wellicht doet vermoeden zien we hier geen Dadaïstische creatie, maar een impressie van een ten hemel reikende toren in het nabij Weimar gelegen plaatsje Umpferstedt. Nog geen twee decennia later zou deze toren treffender kunnen worden omschreven als ten hemel schreiend. Met de sluiting van het Bauhaus door de nazi’s, komt in 1933 een abrupt einde aan de zojuist genoemde idealen. Omdat zij entartete kunst maakten werden moderne kunstenaars gecanceld.  

Bij het thema op zoek naar vrijheid en identiteit wordt een korte film geprojecteerd. Het jaar 1929 betekende een waterscheiding in het interbellum. De beurskrach van dat jaar veroorzaakte een wereldwijde economische crisis. Werkloosheid en armoede waren het gevolg. De positieve kijk op de toekomst slaat om in pessimisme. In de jaren van de Grote Depressie komen Jozef Stalin en Adolf Hitler aan de macht. Deze periode wordt gekenmerkt door vervolgingen wegens etniciteit, seksuele geaardheid en/of politieke voorkeur. Gebruikmakend van vanitasmotieven, apocalyptische taferelen en christelijke symboliek uitten kunstenaars hun angst, verontrusting en verdriet in veelal schrijnende beelden. Magisch realisten als Carel Willink en Raoul Hynkes en de expressionist Tinus van Doorn zetten de toon.

Met een voorstelling van Apocalyptische ruiters schetst Van Doorn in 1932 een weinig opwekkend toekomstperspectief.

Raoul Hynckes, Spons der Bitterheid, Kunstmuseum den Haag

Met religieuze symbolen verwijst Raoul Hynckes in zijn Spons der Bitterheid eveneens naar de eigen duistere tijd. De goede verstaander herkent de spons met azijn die Jezus hangend aan het kruis, op een stok kreeg aangereikt. De beeldhouwer Jacques Lipschitz vertaalde zijn klacht tegen de nazi’s in 1933 in een aangrijpende sculptuur met David en Goliath.   

Georg Muche, Frauen in der Kirche, 1935. Berlin, Staatliche Museen, Neue Natinalgalerie

Niet alles is zwart. De figuur met de fakkel in Georg Muche’s Frauen in der Kirche getuigt van de optimistische gedachte dat er ondanks alles nog hoop is. De woorden van deze kunstenaar vormen een positief slotakkoord:  

 …’ het geweten werd de enige zekerheid van ons bestaan. Wanneer het geweten wordt veracht, valt de barrière weg die mensen voor het ergste behoudt’.


Verder lezen: Rozanne de Bruijne e.a., Kunst en spiritualiteit in het Interbellum, Museum Catharijneconvent, Utrecht. 2025.

De uitgebreide catalogus is, volgens de leus: kunst gaat nooit alleen over kunst, met veel aandacht voor de historische context geschreven.

Link Catharijneconvent

Op de website ontdek je een groot aantal aan de expositie gerelateerde  activiteiten. En ook leuk: kijk even in de kledingkast van je (over)grootmoeder of ga naar de vintage store. Wanneer je je in een kleedje van de ‘roaring twenties’ bij de kassa presenteert, mag je gratis naar binnen!

Geverifieerd door MonsterInsights