Zien & Geloven en Zoeken naar Zingeving. Tot begin mei in Rijksmuseum Twenthe Enschede en Museum Kröller Müller Ottterlo.

Ga mee terug in de tijd en ervaar de Middeleeuwse geloofsbeleving!

Zien en Geloven. Met deze woordspeling op de uitspraak van Jezus presenteert Rijksmuseum Twenthe tot en met 4 mei een tentoonstelling rond het beleven van religie in de Middeleeuwen. Bijbelvasten herkennen het fragment waarin de ongelovige Thomas zijn vinger letterlijk en figuurlijk op de zere plek legt: de zijdewond die Jezus aan het kruis was toegebracht. Het tastbare bewijs dat zijn meester echt was opgestaan uit de dood. 

In Twente worden alle zintuigen aangesproken om de Middeleeuwse beleving van spiritualiteit te laten herleven.

Eeuwenoude altaarstukken met knielende opdrachtgevers, miniaturen in gebedenboeken en tal van liturgische en devotionele objecten nemen de bezoeker mee naar Middeleeuwse kathedralen en kapellen. Geluiden, smaken en geuren vervolmaken de lang vervlogen sfeer. Daarmee is de expositie in Twente naar eigen zeggen uniek. Nou ja, bijna uniek. Want in de expositie Zoeken naar Zingeving in Museum Kröller-Müller staat tot half mei de queeste naar spiritualiteit eveneens centraal.

Zaalimpressie Zingeving met beeld van Ossip Zadkine Rebacca foto: Marina Marijnen

Deze intieme tentoonstelling is postuum ingericht naar de persoonlijke visie van de stichter van het museum Helene Kröller-Müller (1869-1939). Tijdens een virtuele reis langs kunstenaars en stromingen wordt de bezoeker uitgenodigd tot nadenken over kunst en het leven. Een andere invalshoek maar ook verwant aan de Twentse tentoonstelling.
Met de oprichting van een museum in de verstilde natuur stond Helene Kröller-Müller in 1938 een ‘centrum voor geestelijk leven’ voor ogen. Een plek waar je in hedendaagse bewoordingen je accu weer kan opladen.

Dat werd voor ons werkelijkheid. Op weg naar het museum brak de grijze hemel ineens open. Indachtig de leus Ars longa vita brevis stapten we in het Nationale Park de Hoge Veluwe uit om tijdens een wandeling te genieten van dit onverwachte geschenk. Met wat fantasie ervoeren we het levensmotto van Helene: Spiritus et Materia Unum; geest en materie zijn één. De doorsnee bezoeker zal de relatie met spiritualiteit en filosofie niet zo een twee drie opvallen, maar deze begrippen vormen de bouwstenen waarmee de collectie is samengesteld. De zaalteksten informeren de bezoeker over Helenes persoonlijk zoektocht naar zingeving. Haar twijfel aan de traditionele christelijke dogma’s werd gevoed door kunstpedagoog H.P. Bremmer.

In de visie van de 17e eeuwse filosoof Spinoza, dat God zich in al het aardse manifesteert, vindt zij in kunst het antwoord op haar vragen. De neerslag van deze overtuiging is te zien in de nu getoonde modernisten die in dialoog gepresenteerd worden met oude Nederlandse en Italiaanse meesters. Pseudo Pier Francesco Fiorentino is vertegenwoordigd met een portret van een onbekende vrouw, in wie Helene in haar fantasie niet alleen Beatrice, de geliefde van Dante herkent, maar ook de gedroomde vriendin, die zij in haar leven mist. Het portret hing boven haar schrijftafel.

Pseudo Pier Francesco Fiorentino, Portret van een Vrouw, ca. 1470.

In de tentoonstellingszalen zijn uit blank hout opgetrokken alkoven geplaatst. Daarbinnen kan de bezoeker zich, al of niet geleid door de woorden van filosofe Désanne van Brederode in de audiotour, concentreren op één van de getoonde topstukken.

Zaalimpressie met Vincent van Goghs Mand met Citroenen en fles uit 1888 en Middeleeuwse Christuskop

De expositie vangt aan met een stilleven van Vincent van Gogh, dat ter overpeinzing wordt getoond naast een Middeleeuwse Christuskop. Via de wandtekst nodigt Helene de bezoeker uit zich in te leven in het gemoed van de man die ons met zijn verfrissende blik op citroenen ‘ten spijt van alles’ nog altijd weet te boeien.

In deze zaal staat een metershoge sculptuur van een Oosterse vrouw met een waterkruik door Ossip Zadkine; de maker van de Verscheurde Stad in Rotterdam. Dit uit één boomstam gesneden beeld stelt de Bijbelse Rebecca voor. De vrouw in wie Abrahams knecht Eliëzer bij een waterput de ideale bruid voor diens zoon Isaac vond. Zij gaf niet alleen hem, maar uit eigener beweging ook zijn kamelen te drinken. Later zou blijken dat Rebecca ook een minder mooie kant had, maar dat is een ander verhaal.

In de navolgende zalen zie je werk van realisten en symbolisten als Johan Thorn Prikker en Jan Toorop, die met zijn betoverende Zang der tijden, de Drie bruiden en Les Rodeurs vertegenwoordigd is. Welhaast psychedelische impressies van …. ja, wat eigenlijk?

Jan Toorop, De drie bruiden, 1892-1893, 78 x 98 cm. Krijt, potlood op papier Kröller-Müller Museum

’Iemand die mij niet ziet in mijn Oosterse gedachtewereld en de bezwerende tekenen niet verstaat die ik in die kunst heb aangevuld, kan mijn werk niet begrijpen’…verduidelijkt Toorop.  

In Otterloo zijn behalve op het Christendom ook op het Hindoeïsme en Boeddhisme geïnspireerde kunstwerken te zien. In Kröller-Müller beperkt de ontmoeting met geloof zich tot zien en overdenken; in Enschede, waar het christendom centraal staat, worden alle zintuigen aangesproken.

Tijdens een voorbezichtiging vertelt conservator Nelleke de Vries dat de eigen collectie en met name de door de oprichter van het museum Jan Herman van Heek verzamelde 140 Middeleeuwse handschriften, het uitgangspunt van de tentoonstelling vormt.

Doorgaans worden Middeleeuwse kunstwerken solitair, los van de oorspronkelijke functie getoond. In Enschede worden ze in de oorspronkelijke context gepresenteerd. Het kijken naar religieuze kunst wordt hier in modieus jargon: een immersieve ervaring!  

Meester van de Levensbron, Gregoriusmis, ca. 1510, paneel, 92 x 78 cm, Museum Catharijneconvent Utrecht

Met de Gregoriusmis uit het Catharijneconvent wordt de oorspronkelijke functie van religieuze kunst in een oogopslag duidelijk. Kniel in de geest naast de anonieme opdrachtgever en kijk eens goed naar de verschillende episodes.

                               Wat zien en ervaren we hier?

De Meester van de Levensbron bracht de legendarische verschijning van Christus aan paus Gregorius (540-604) in beeld. Volgens de katholieke leer verandert de wijn tijdens de eucharistie in het bloed van Christus. Om de twijfel aan dit wonder weg te nemen stroomt het bloed uit de kruiswond in de miskelk. Een tweede straaltje bloed daalt linksonder neer op een naakt mannetje in de hellemond. Het is de ziel van de opdrachtgever, die vereeuwigd in aanbidding, hoopt op een plek in de hemel. Bij het zien van dit detail weerklinkt in mijn auditieve geheugen de smeekbede uit Mozarts Requiem: … Libera eas de ore Leonis….Salva me, Fons pietatis! Bevrijd hen uit de muil van de leeuw… Red mij bron van goedheid… Deze voorstelling nodigt de museumbezoeker uit om -denkbeeldig- de wijn van de eucharistie te proeven. Ook de andere zintuigen worden aangesproken. Raak denkbeeldig het goudbrokaat van het Gregorius kazuifel aan, voel de gloed van het hellevuur, hoor de altaarbel en ruik de zwavellucht van het vagevuur en de geur van wierook. Het welriekende gomhars verdreef niet alleen vieze geurtjes, maar op de rook stegen de gebeden naar de hemel!

Bewonder tenslotte ook de in gouddraad en zijde geborduurde voorstelling  van de Kruisiging op Gregorius gewaad. Deze fungeerde als aandachtspunt voor de gelovigen. De priester stond destijds met zijn rug naar hen toe. De kerkgangers hadden iets om naar te kijken, want van de Latijnse mis verstonden ze niets! Een kazuifel uit de rijke collectie van het Catharijneconvent had hier niet misstaan.

Bezien door de huidige bril zijn de getoonde objecten voor de meeste mensen niet meer dan kunstwerken, maar voor Middeleeuwse gelovigen vormden ze een medium om verbinding te maken met het hogere. De tentoonstelling bevat geluiden en tastbare objecten voor een extra dimensie. Ook de reukzin wordt bediend. Flacons met knijpbolletjes produceren een pufje middeleeuwse putlucht, wierook of bloemengeur.

De tentoonstelling is thematisch ingericht naar de volgende onderwerpen:  Zien & Geloven, Lezen & Bidden, Pelgrimsreizen, de Mis als theater, Hemelse Muziek en de Dood.   

De lijdende Christus als inspiratiebron voor meditatie en gebed. 
Bij het zien van het overweldigende aantal aan het geloof gerelateerde objecten wordt een ding duidelijk. Anders dan de hedendaagse mens, die vooral bezig is met het leven vòòr de dood, was de Middeleeuwer als viator mundi, bovenal gepreoccupeerd met het leven de dood. De aardse pelgrim op weg naar het hemelse vaderland probeerde zich het lijden van Christus in te leven. Zijn kruisdood werd niet alleen als een daad van uiterste opofferingsgezindheid gezien, maar bood de gelovigen troost en de mogelijkheid om de eigen levensomstandigheden te relativeren. Ook al was het leven zwaar, bij het besef dat Jezus met zijn offerdood vrijwillig had geleden, viel de eigen ellende in het niet.

Albrecht Bouts (toegeschreven), Christus met de doornenkroon, vr. 16e eeuw. Paneel, 33 x 24 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede

Schilderijen en sculpturen van Jezus fungeerden als aandachtspunt voor meditatie en gebed. In de loop van de Middeleeuwen veranderen de afbeeldingen van Jezus als een almachtige koning in meelijwekkende, toegankelijker beelden van een lijdende sterveling. Zoals de Man van Smarten door Albrecht Bouts. In het Getijdenboek van de Adair Meester zie je een bizar voorbeeld van Middeleeuwse symboliek: een miniatuur van Christus in de mystieke wijnpers, waarin zijn bloed vers van de pers in een miskelk wordt opgevangen.   

Meester van het Adair Getijdenboek, Christus in de wijnpers, ca. 1490, verluchting op perkament, 16,2 x 11,1 cm, Universiteit van Amsterdam, Hs. BPH 131, fol. 99v.
Keulen, Christus in de wijnpers, ca. 1450­1500, verluchting op perkament, 12 x 8,7 cm, Bijzondere Collecties van de Radboud Universiteit, Universiteitsbibliotheek Nijmegen, Hs. 292, fol. 181r.  

Een persoonlijk hulpmiddel om je in te leven in het lijden van Christus was de zogeheten gebedsnoot van niet veel meer dan 7 bij 5 cm. Gebedsnoten los meegedragen of bevestigd aan een gebedssnoer waren steeds binnen handbereik om je op een intiem moment over te geven aan meditatie en gebed. Bij het geopende exemplaar met een vrouwenhoofd kun je je ogen niet geloven. Binnenin ontvouwt zich een wonder in de vorm van twee uiterst gedetailleerde op miraculeuze wijze gesneden passie scènes. Ter verhoging van de zintuigelijke beleving mag je een kopie van zo’n gebedsnoot aanraken.  

Gebedsnoot in de vorm van het hoofd van Maria: gesloten staat, 16de eeuw, buxushout, 6,7 x 5,2 x 5,2 cm, Museum Schnütgen, Keulen
Gebedsnoot in geopende staat, 16de eeuw, buxushout, 6,7 x 5,2 x 5,2 cm, Museum Schnütgen, Keulen

Alle getoonde religieuze objecten en handelingen waren gericht op het verwerven van een plekje in de hemel. De kans daarop kon je bevorderen door veel te bidden, het maken van een pelgrimsreis en het doen van goede werken. Op een vroeg zestiende-eeuws paneel van de Meester van de Levensbron worden ze op een rijtje gezet: het voeden van de hongerigen, het laven van de dorstigen, het verzorgen van zieken en het bezoeken van gevangenen om er enkele te noemen. Wanneer het levenseinde naderde was het zaak om je met een uitgave van de Ars Moriendi -de kunst om goed te sterven- op een goede dood voor te bereiden. Middeleeuwers waren als de dood voor een plotseling einde. Als je stierf zonder je zonden te hebben gebiecht ging je, zo geloofde men, regelrecht naar de hel. In het gunstigste geval moest je voor je zonden langer boeten in het vagevuur, de plek waar je ziel volgens de apostel Paulus door vuur werd beoordeeld. Waren je zonden uitgeboet dan mocht je hopelijk door naar de hemel. Een illustratie in de Ars Moriendi toont hoe een engel en een duivel strijden om de ziel van de overledene. De angst voor een slechte dood zat er zo diep in dat eigenaar de duivel heeft weggewreven!

Vlaamse Meester, Getijdenboek van ca. 1480. Perkament 17 x 12,5 cm. HieronymusMuseum Catharijneconvent

Boeken
Boeken vormen een belangrijk onderdeel van de expositie ook al worden geen 150 exemplaren getoond, zoals onlangs in een recensie in de NRC te lezen was. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst werden ze met de hand geschreven. In koude scriptoria met verkleumde vingers waren kloosterlingen uren achtereen bezig met het  spreekwoordelijk geworden ‘monnikenwerk’: het kopiëren van teksten. De bewondering die je ervaart bij het zien van de gebedenboeken met fraai versierde pagina’s neemt toe wanneer je bedenkt onder hoeveel handen deze tot stand zijn gekomen. De invulling van het nog blanke perkament (geprepareerde dierenhuid) begon met het werk van de scriptor die de hoofdtekst in zwarte inkt noteerde. Daarbij liet hij ruimte open voor de rubricator die bepaalde tekstgedeelten in rode inkt markeerde. Een volgende hand voegde de versierde hoofdletter toe, waarin soms een kleine geheiligde afbeelding was verwerkt: een zogeheten gehistorieerde initiaal. Tenslotte werden de marges versierd, terwijl de miniatuurschilder aan het begin van een nieuw hoofdstuk -afhankelijk van de financiële draagkracht van de opdrachtgever- een pagina vullende afbeelding toevoegde.  

Jan van Eyck, Hiëronymus in zijn studeerkamer, ca. 1395­1441, olieverf op papier en paneel, 31,9 x 24,4 x 4,8 cm, Detroit Institute of Arts, Detroit

In de late Middeleeuwen nam de geletterdheid zowel bij mannen als bij vrouwen toe. Dat was niet alleen van belang in het werkzame leven, maar ook om nader tot God te komen. Tegenwoordig kennen we de leus wie schrijft, die blijft, maar in de 15e eeuw wist men: …’die vele leest hi es te vroeder’.. Wie veel leest wordt wijs, ontvangt goddelijke genade en -ook niet onbelangrijk- lezen zou zonden verdrijven! Deze overtuiging wordt in de tentoonstelling geïllustreerd met heiligen als Hieronymus (347-­420) en Antonius (251-356) die respectievelijk lezend in een studeervertrek of afgezonderd in de natuur zijn weergegeven.  
Ook de Maagd Maria is veelvuldig met een boek in beeld gebracht. Talrijk zijn de afbeeldingen van de Annunciatie, waarbij de rust van Maria verstoord wordt door de aartsengel Gabriel die plots klapwiekend binnenkomt met de blijde, doch verontrustende boodschap dat ze moeder zal worden van Gods Zoon.

Getijdenboek. Verluchting met de Annunciatie ca. 1500, perkament, 25 x 12 x 20,5 cm, Tournai, KB, Nat. bibliotheek, Den Haag, Hs. 76 G 4, fols. 29v­30r

De woorden van de engel: Ave Maria, Gratia Plena vormen het uitgangspunt voor het rozenkrans gebed. Met dit gebedssnoer, dat vaak is afgebeeld op stichtersportretten, repeteerde de gelovige de tot Maria en God de Vader gerichte gebeden.

Zwarte-ogen-meesters, Gebedenboek, detail Pater Noster en Ave Maria, ca. 1480-1510. KB, Nationale bibliotheek Den Haag, Hs. 135 E 19 fol. 25 v.

Ook in het verre verleden hadden mensen behoefte om snel een notitie te maken. In de tentoonstelling zie je een voorbeeld van de Middeleeuwse I-Pad. Een mooi gesneden ivoren diptiekje dat bestreken met was gebruikt werd om notities te maken met een stilus. Fascinerende gedachte dat Johanna van Harcourt (1372–1456), echtgenote van Willem II (1355­-1418), graaf van Namen ruim 600 jaar geleden haar boodschappen of gedachten op dit kleinood noteerde.

Parijs, Schrijftableau met religieuze voorstellingen van Tristan & Isolde en reisetui, ca. 1330-­1340, ivoor, zilver en leer, TreM.a ­ Musée des Arts anciens du Namurois, Namen.
Mr van Viborg, Sculptuur Profeet uit altaarretabel van de Kreuzbrüderkirche in Keulen, 1515-1520. Gepolychrom.eikenhout 57 x 26 x 9 cm. Museum Schnütgen, Keulen.

Brillen en Grote Letter bibliotheek
Brildragers weten hoezeer slechtziendheid je leven beïnvloedt. De uitvinding van de bril rond 1280 betekende een enorme doorbraak. Deze gebeurtenis wordt gemarkeerd met een in onze ogen geestige sculptuur van een bebrilde profeet. De uitvinding was niet alleen fijn voor slechtzienden, maar drukte ook de kosten van het kostbare perkament. In plaats van gebedenboeken met grote letters van bijna een centimeter groot, zoals het zojuist besproken gebedenboek met afbeelding van de Annunciatie, konden nu manuscripten met kleine letters worden afgeschreven. Boeken werden niet alleen gelezen. De afbeeldingen met Jezus, Maria en geliefde heiligen werden door de gelovigen ook aangeraakt en gekust. In de expositie zie je diverse objecten en handschriften die slijtage vertonen. Een missaal uit Huis Bergh, dat fungeerde als handleiding voor het vieren van de mis vertoont vlekken. Deze zijn paradoxaal genoeg ontstaan als gevolg van de in rode inkt genoteerde instructie dat de priester alvorens de eucharistie te vieren zijn vingers moet wassen in ablutione digitorum.

Missaal met instructies voor het wassen van de handen in rood, Johannieters, 1469. Perkament. 39 x 30 x 11 cm. Coll. Huis Bergh, s-Heerenberg

Door herhaaldelijk strelen van geliefde heiligen of het expres wegvlakken van duiveltjes, zijn verschillende figuren vrijwel geheel verdwenen, zoals in een miniatuur met de tenietgegane afbeelding van Maria in een Brugs gebedenboek. 

Gebedenboek, Maagd Maria, Brugge, 1401-1415. Perkament 14,5 x 22 cm. Bisschoppelijk Semnarie, Brugge
Pietà, ca. 1400, elzenhout, 79 x 66,5 x 39,5 cm, Collectie Bonnefanten, Maastricht. Langdurig bruikleen Suermondt-­Ludwig­Museum, Aachen

Processies, passiespelen en andere rituelen 
Een interessant aspect van Middeleeuwse devotie vormen processies en passiespelen. Op de zondag voor Pasen, Palmpasen, werd de intocht van Jezus in Jeruzalem herdacht. Een groot beeld van Christus op de ezel werd door de straten voortgetrokken, toegezongen door met palmtakken zwaaiende gelovigen. Op Goede Vrijdag werd de kruisdood met de graflegging herdacht, gevolgd door de Verrijzenis op Paaszondag. Dit ritueel wordt met een zogeheten Pieta toegelicht; een sculptuur van de Maagd Maria die haar dode zoon op schoot heeft.

Bij de kersttijd hoorde een vrolijk ritueel: het zogeheten Kindje Wiegen. Beeldjes van het Kindje Jezus werden door nonnen in een wiegje gelegd, dat vervolgens zachtjes heen en weer werd bewogen. In de opstelling zie je enkele Christuspopjes en een zilveren wiegje.   

Kunstenaar onbekend, Kerstwieg (Jésueau), (verguld) zilver. Luik, vroege 15e eeuw. TreM.a–Musée des Arts Anciens du Namurois, Namen

Het kindje Jezus inspireerde verschillende schilders tot lieflijke verbeeldingen. Tijdens de rust op de vlucht naar Egypte laat Dirck Bouts hem even spelen. Op schoot bij zijn moeder probeert hij een vogel aan een touwtje te lokken met een kers. De meervoudige symbolische betekenis van de kers was destijds alom bekend. Kersen werden gezien als hemelse vruchten, ze konden symbool staan voor de Annunciatie, maar wegens de bloedrode kleur ook voor het lijden van Christus.
Een ander belangrijk door nonnen beoefend ritueel vond in augustus plaats: de Kroning van Maria tot Koningin van de hemel. Als bemiddelaarster tussen haar hemelse familie en de gelovigen op aarde was zij bijzonder geliefd. Dit feest wordt geïllustreerd met een laat 15e eeuws gebeeldhouwd reliëf door een navolger van Veit Stoss uit de collectie van Huis Bergh.

Atelier van Dirk Bouts, Maria met Kind, gezeten op een zodenbank (detail), ca. 1450, tempera en olieverf op paneel, 41,2 x 29,6 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede

Pelgrimstochten                                                                                                  
In de hoop op vergeving van zonden of genezing trokken gelovigen in de Middeleeuwen de stoute schoenen aan om gesteund door de beschermheiligen Christoffel en Jacobus de Meerdere, een pelgrimsreis te maken naar een kerk met belangrijke relieken. De Middeleeuwer was er heilig van overtuigd dat de helende kracht van de overleden martelaar in zijn of haar stoffelijke resten en persoonlijke bezittingen, op aarde was achtergebleven.

In Rome werd behalve de relieken van de apostel Petrus ook de wonderdadige Zweetdoek van Veronica met de gelaatstrekken van Jezus bewaard. Het graf van Jacobus de Meerdere in Santiago de Compostela was en is nog steeds een geliefd bedevaartsoord. Dichter bij huis kon je in Tongeren een fragment van de hoofddoek van Maria bewonderen. Deze reliek is nu in Enschede te zien.

Reliekhouder met een fragment van de sluier van Onze-Lieve-Vrouw, ca. 1401-1410. Zuidelijke Nederlanden. Tempera op paneel, zijde, goud, koper, parel en linnen. Eigendom
O.-L.-V.-Geboorte Basiliek, Tongeren

In talloze kerken werden relieken van het Heilig Kruis bewaard. Op een van de wanden wordt een fragment uit de film De Naam van de Roos geprojecteerd. De hoofdrolspeler William van Baskerville waarschuwt zijn pupil Adson, dat hij niet te veel geloof moet hechten aan relieken van het Ware Kruis. Als ze allemaal echt zouden zijn ontstond er een heel woud van heilige bomen!

Jacobus de Meerdere, 15e e. eikenhout, 138 x 24 x 28 cm. RM Twenthe. Met pelgrimsinsigne op zijn hoed

Na voltooiing van een bedevaart brachten gelovigen reli-souvenirs mee. Metalen pelgrimsinsignes met de beeltenis of het attribuut van heiligen, aan wie wonderdadige kracht werd toegekend, zoals de Sint Jacobsschelp op de hoed van de gelijknamige heilige die in Santiago de Compostela wordt vereerd.

Op een 15e- eeuws paneel uit Madrid zie je hoe een pelgrim, die zo te zien nogal wat ontberingen heeft doorstaan zo’n insigne krijgt aangereikt.
Het geloof in de kracht van heiligen bereikt een bizar hoogtepunt in het nuttigen van zogeheten Schluckbilder. Prentjes met afbeeldingen van heiligen die in de hoop op genezing werden opgegeten.

De hoopvolle verwachting op een plek in het hemelse paradijs tenslotte wordt op indrukwekkende wijze verbeeld in twee vroeg-16e eeuwse panelen van de Haarlemse schilder Jan Mostaert. Op het linker paneel uit de eigen collectie is de zogeheten Nederdaling ter Helle te zien, waarbij Christus verschillende rechtvaardige figuren uit het Oude Testament bevrijdt. Zij leefden lang voor de Zoon van God op aarde kwam, zoals beschreven in het Nieuwe testament, waardoor zij de door de Heiland geschonken verlossing niet konden ervaren. In deze scène worden Adam, Eva, en koning David alsnog gered uit uit het voorgeborchte van de hel; een schemergebied tussen hel en hemel.

Om de wachttijd te verzachten zorgden Engelen voor de muzikale omlijsting. De rechtervleugel uit de collectie van het Madrileense Museum Thyssen Bornemisza zie je de gelukzaligen die in de hemel zijn toegelaten. De biddende vrouw is waarschijnlijk een portret van Maria van Bourgondië, de moeder van Margaretha van Oostenrijk voor wie Mostaert het diptiek vervaardigde.

Jan Mostaert, Vleugel van een diptiek met de Verschijning van Christus aan Maria, ca. 1515-1520, olieverf op paneel, 26 x 18 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede
Jan Mostaert, Vleugel van een diptiek met de Rechtvaardige zielen en een opdrachtgeefster (Maria van Bourgondië), ca. 1515-1520, olieverf op paneel,24 x 16 cm, Museo Nacional Thyssen-Bornemisza, Madrid.     


Een bezoek aan deze tentoonstellingen, waar nog veel meer te zien en te genieten is, is echt een aanrader.

Publieksboek dat is verschenen bij de tentoonstelling: de Vries, K. Rudy e.a., Zien en Geloven: Zintuigelijke ervaring in de late Middeleeuwen. Rijksmuseum Twenthe, Enschede, 2025.

Link: Kröller Müller, Otterlo

Link: Rijksmuseum Twenthe, Enschede

                                               

Sofonisba Anguissola. Portrettist van de Renaissance. Tot en met 11 juni in Rijksmuseum Twenthe.

Sofonisba Anguissola, Zelfportret, 1558. Papier op paneel 25,6 x 19,3 cm.
Collectie Prinses Colonna, Rome.

Weleens gehoord van Sofonisba Anguissola? 
Grote kans dat u deze vraag ontkennend moet beantwoorden, tenzij u vorig jaar de tentoonstelling over haar beroemdere zeventiende-eeuwse collega Artemisia Gentileschi bezocht. In de marge van die expositie, waarmee Rijksmuseum Twenthe een belangrijke stap in de herwaardering van vergeten vrouwelijk talent zette, werd haar naam genoemd. Dit voorjaar heeft Sofonisba Anguissola (ca. 1532–1625) zelf de hoofdrol. In de Twentse expositie worden 21 schilderijen van haar hand getoond plus enkele werken van Elena en Lucia, die de kunst van hun grote zus afkeken.

Het levensverhaal van Sofonisba is -hoewel minder dramatisch- minstens zo avontuurlijk als dat van Artemisia. Haar artistieke ontwikkeling wordt aan de hand van haar woonplaatsen toegelicht. De jeugdjaren en opleiding in Cremona, haar tijd als hofdame aan het Spaanse hof in Madrid en de periode daarna in Genua. Haar laatste levensjaren woonde zij op Sicilië. Daar legde de bekende portretschilder Antoon van Dijck de beeltenis van de hoogbejaarde kunstenares, van wie hij naar eigen zeggen veel geleerd had, in 1624 op treffende wijze vast. 
Sofonisba’s carrière begint letterlijk en figuurlijk dicht bij huis met inventieve, soms speelse portretten van familieleden en stadgenoten. De latere aan de Spaanse mode aangepaste hofportretten zijn strenger en ingetogener van karakter. 

Voor de liefde had ze -voor zover bekend- eerder geen tijd, maar op 41-jarige leeftijd treedt zij in het huwelijk met de edelman Fabrizio de Moncada. Het huwelijk is echter van korte duur: nog geen 5 jaar later sterft hij de verdrinkingsdood. Wanneer Sofonisba verweduwd scheepgaat naar haar geboorteland heeft het lot een verrassing in petto. Ze wordt verliefd op de kapitein. Saillant detail en tegenwoordig en vogue bij beroemde vrouwen: de amant Orazio Lomellino is veel jonger dan de inmiddels 47-jarige Sofonisba. Het paar vestigt zich in Genua, waar zij voornamelijk religieuze onderwerpen schildert. Geïnspireerd op het werk van de Genuese schilder Luca Cambiaso neemt haar picturale handschrift -noodgedwongen- een nieuwe wending. Om zijn stijl in de vingers te krijgen kopieerde zij enkele van Cambiaso’s composities. Ze moest wel, want als vrouw mocht zij niet naar naakt model werken. Zonder anatomische kennis was het lastig om heiligen en martelaren die meestal schaars- of geheel ontkleed waren op overtuigende wijze weer te geven. Ze nam ook de licht-donkereffecten over, die Cambiaso op zijn beurt van Michelangelo Merisi da Caravaggio had, maar nu loop ik op de zaken vooruit. 

Sofonisba Anguissola, Heilige familie met de heilige Anna en Johannes de Doper, 1592. Doek, 125,7 x 110,5 cm, Lowe Art Museum, Universiteit van Miami.

Cremona 
Sofonisba groeide op in Cremona als dochter van Amilcare en Bianca Anguissola-Ponzoni. Het echtpaar had nog vijf dochters: Elena, Lucia, Minerva, Europa, Anna Maria en een zoontje met de uitheems (Mesopotamisch?) klinkende naam: Asdrubale. Even googelen bevestigt mijn vermoeden: Asdrubale betekent ‘aiuto di Baal’: hulpje van Baäl. In het licht van de ‘heidense afgod’ uit de godsdienstlessen van mijn jeugd komt deze naam voor een kind van christelijke ouders mij vreemd voor.

Tijdens de perspresentatie van de Twentse expositie gaf emeritus-hoogleraar kunstgeschiedenis Griselda Pollock een boeiende (online) lezing over de ‘vergeten’ vrouwelijke kunstenaar Sofonisba Anguissola.

In antwoord op haar retorische vraag: Why do we need to ‘rediscover’ that women have always been artists, ging ze terug naar het verre en meer recente verleden.

Sofonisba Anguissola, Zelfportret achter de schildersezel, ca. 1556-7. Doek, 66 x 57 cm. Muzeum – Zamek w Łancucie, Łancut

Aan de hand van Sofonisba’s Zelfportret achter de schildersezel van ca. 1556-1557 schetste ze de maatschappelijk context. Meisjes van gegoede huize zaten in de zestiende eeuw gevangen in een maatschappelijk keurslijf. Hun opties beperkten zich tot het huwelijk, het klooster of dienstbaarheid aan het hof. 

Wat als je andere ambities had en kon schilderen als een man?  Sofonisba had geluk; de tijdgeest speelde haar in de kaart. Tijdens de Renaissance floreerden kunsten en wetenschappen. Het was eerst niet makkelijk, maar binnen de beperking die het vrouw-zijn haar oplegde kwam Sofonisba’s talent, in en om het huis, tot bloei. Haar vader gaf haar – ongebruikelijk voor die tijd- de mogelijkheid om dat talent te gebruiken en te ontwikkelen. Je ziet hem in het Portret van Minerva, Amilcare en Asdrubale Anguissola. Heel vernieuwend in die dagen poseren ze in de openlucht. In achtergrond ontvouwt zich een landschap dat op traditionele wijze is opgebouwd uit een groene voorgrond en een bruin midden plan dat in blauwtonen overgaat in atmosferisch perspectief.

Sofonisba Anguissola, Familieportret, ca. 1559, doek 157 x 122 cm. Nivaagaardcollectie, Nivå, met Portret van Minerva, Amilcare en Asdrubale Anguissola.

De zusjes Sofonisba en Elena kregen schilderles van achtereenvolgens Bernardino Campi en Bernardino Gatti. Via Amilcares contacten met vermogende kunstliefhebbers werd Sofonisba’s naam en faam verspreid. 

Anders dan haar mannelijke collega’s mocht Sofonisba niet in de openlucht werken. Schilderen naar naaktmodel was zoals gezegd eveneens verboden. Door zich toe te leggen op portretten maakt ze echter van de nood een deugd: …‘erst in der Beschränkung zeigt sich der Meister’…

Lucia Anguissola, Portret van Europa Anguissola, 1556-1558. Paneel Ø14,5 cm, Civici Musei di Brescia.

Sofonisba geeft haar vaardigheden door aan haar zusjes. Vooral Lucia is veelbelovend; haar talent wordt echter door haar ontijdige dood in de knop gebroken. Beiden portretteerden vooraanstaande mannelijke inwoners in Cremona. Met het oog op hun eerbaarheid was bij deze sessies vrijwel altijd een chaperonne aanwezig. Als visueel bewijs wordt deze soms als bijwerk aan het portret toegevoegd. In het Portret van een Lateraanse kanunnik uit 1556 neemt een inscriptie over de vraag of Sofonisba met hem alleen is geweest alle twijfel weg: …’Coram Amilcare Patre’: [geschilderd] in het bijzijn van vader Amilcare Anguissola.

Sofonisba Anguissola, Portret van een Lateraanse kanunnik, 1556. Doek, 57 x 53 cm , Civici Musei di Brescia

Giorgio Vasari
Ook al is zij nu slechts bij een select publiek bekend, Sofonisba Anguissola was een van de meest geprezen kunstenaars van de Renaissance. Met haar talent en creativiteit haalde ze destijds zelfs de pers!  De Italiaanse kunstenaarsbiograaf Giorgio Vasari reisde speciaal naar Cremona om haar werk te zien. De figuren op Het Schaakspel en in Het Familieportret zijn zo levensecht dat in zijn ogen alleen de adem ontbreekt!

Sofonisba Anguissola, Het schaakspel, 1555. Doek, 72 x 97 cm.
The Raczyński Foundation, Muzeum Narodowe w Poznaniu, Poznan

In zijn Vite dei piu eccellenti pittori e scultori, van 1568 neemt Vasari de schilderende zusjes op. Honderd jaar later is zij nog niet vergeten. De historicus Raffaele Soprani memoreert Sofonisba in 1674 als ‘la più illustre Pittrice d’Europa’!

Maar daarna wordt het stil.

Na ruim vier eeuwen vrijwel uitsluitend (kunst)geschiedschrijving met mannelijke spelers, vonden veel -niet uitsluitend- feministische (kunst)historici het in de tweede helft van de vorige eeuw tijd voor rehabilitatie. Sindsdien zijn vrouwelijke kunstenaars weer in the picture. Griselda Pollock deed daar letterlijk en figuurlijk een boekje over open. Lezenswaardig is ook de recente publicatie van Katy Hessel, The Story of Art without Men, London, 2022.

Link: Rijksmuseum Twenthe Sofonisba Anguissola. Portrettist van de Renaissance

In het hart van de Renaissance t/m 18 Juni 2017, Rijksmuseum Twenthe

In het Hart van de Renaissance,  t/m 18 juni in Rijksmuseum Twenthe.

Lotto, Aanbidding van de herders
Lozenzo Lotto, Aanbidding van de herders, ca 1530, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Het hart van de Renaissance klopt in Toscane. De tentoonstelling in Enschede leert echter dat de Renaissance ruimhartiger was. Tijdens het Cinquecento was haar harteklop ook hogerop in Italië te voelen. In Bologna en Venetië, Milaan, Bergamo, Brescia, Lodi en Cremona manifesteerde de renaissance zich eveneens. In de ‘gouden driehoek’ van laatstgenoemde steden kwamen verschillende artistieke invloeden samen. Vanuit Venetië werd kleur geïmporteerd, vanuit Toscane ‘disegno’ en van over de Alpen het realisme van Dürer en de ‘Vlamingen’. De Renaissance begon officieel in Florence, met Donatello en Masaccio in de vroege 15e eeuw, gevolgd door Leonardo, Michelangelo, Rafaël en anderen. Geleerden en kunstenaars kregen belangstelling voor de literatuur en kunst van de klassieke oudheid. De opgegraven antieke beelden wekten belangstelling voor de anatomie van het menselijk lichaam. Zoals te zien aan Michelangelo’s naaktfiguren en  Leonardo’s uomo nel circulo, die nog dagelijks in ons betalingsverkeer circuleert.

Rafael,Engel
Rafael, Engel, 1500, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Rafael, Zegenende Christus
Rafael, Zegenende Christus, ca. 1505, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

 

 

 

 

 

 

 

 

Van Rafaël’s hand zijn nu in Enschede twee werken te zien en dat is een buitenkansje!  De prachtige Engel en ingetogen Zegenende Christus uit 1505, weerspiegelen ook Rafaël’s belangstelling voor de klassieke oudheid. Het lichaam van de opgestane Heer is gemodelleerd naar een antieke torso. De lieflijke, androgyne engel is het enige dat rest van een groot altaarstuk met de Heilige Nicolaas van Tolentino, dat bij een aardbeving in 1789 verloren ging. Uit Rafaël’s atelier is ook de lieflijke Madonna van de anjers te zien, geschilderd in de serene Rafaëlleske kleurstelling van blauw en bleekroze.

Rafael, Madonna met de anjers
Rafael (atelier), Madonna met kind (Madonna van de anjers) 1520-30, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Het belang van Florence en Rome als kraamkamer van de Renaissance is bekend. De huidige expositie maakt duidelijk dat Noord-Italië ten tijde van het Cinquecento haar eigen Renaissance beleefde. Invloeden van Michelangelo en Rafaël bereikten deze streek in prentvorm, terwijl Leonardo da Vinci de nieuwe vormentaal persoonlijk naar Milaan bracht. De focus van de tentoonstelling is op die noordelijke regionen gericht, waar artistieke wegen uit alle windstreken samen kwamen. Gezien de veelheid aan geschilderde onderwerpen heb ik als rode draad vooral afbeeldingen met vrouwen gekozen, maar een enkele keer slaagt een man erin door deze beperking heen te breken.

Eén van die artistieke wegen kwam uit Venetië, waar Giovanni Bellini en zijn leerlingen Giorgione en Titiaan in de tweede helft van de vijftiende eeuw een typisch Venetiaanse stijl ontwikkelden. Giorgio Vasari schreef in 1550 al in zijn Vite dei piu eccellenti scultori e pittori… dat die van Venetië van de ‘colore’ waren en die van Florence van het door Vasari meer gewaardeerde ‘disegno’. In Giovanni Bellini’s laat 15e eeuwse Madonna in Rosso

Bellini, Madonna met kind
Giovanni Bellini, Madonna met Kind (Maria in adoratie voor het slapende Christuskind) ca. 1505, Fondazione Luciano Sorlini

zijn de kenmerkende heldere kleuren aanwezig alsook het atmosferisch perspectief, geïnspireerd op de heiige lucht boven de Venetiaanse lagune. De compositie met prominente Maria doet denken aan de statige afbeeldingen van de Moeder Gods op Byzantijnse iconen, waar Bellini een levendige toets aan toevoegt. Behalve deze zogenoemde maniera greca werden in Venetië vanuit Constantinopel ook kostbare pigmenten als lapis lazuli geïmporteerd, grondstof voor het prachtige ultramarijn. Het zoet slapende kind verkeert nog in zalige onwetendheid over zijn toekomst als redder der mensheid. Via Bellini en zijn leerling Titiaan, eveneens aanwezig in de tentoonstelling worden deze invloeden doorgegeven.

Ook het realisme van de Vlamingen (verzamelnaam voor schilders uit de Nederlanden), vormt een belangrijke inspiratiebron voor de Noord-Italianen. Dit realisme manifesteert zich in de uitbeelding van alledaagse types in huiselijke scènes en bestaanbare landschappelijke achtergronden.

Kunstenaars en geleerden bestudeerden de cultuur van de oudheid en de zogenoemde humaniora, geesteswetenschappen waarin, even kort door de bocht, God niet langer centraal staat, maar de – naar zijn evenbeeld geschapen- mens. Dit nieuwe mensbeeld wordt weerspiegeld in talrijke portretten van zelfbewuste burgers. Zoals Savoldo’s elegant geklede Jonge man met fluit,

Savoldo, portret van jongeman met fluit
Giovanni Girolamo Savoldo,Portret van een edelman met een fluit, ca 1525, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

door wie de bezoeker van de tentoonstelling wordt begroet. Behalve de fraai gepenseelde stofuitdrukking toont ook dit werk de belangstelling voor antieke kunst, literatuur en muziek. In Lombardije versmolten invloeden als kleur, disegno en realisme in de stijl van kunstenaars als Moretto, Lotto, Campi en Moroni. Moroni’s Portret van een Jurist,

Moroni_jurist
Giovanni Battista Moroni, Portret van een jurist, 1560, Pinacoteca Tosio Martinenga, Brescia

is daar een mooi voorbeeld van. De iets onderuit zittende geleerde, draagt een biretta, het hoofddeksel waaraan je eind vorige eeuw in Utrecht ook nog wel eens een hoogleraar kon herkennen. Gehuld in een met bont afgezette tabbaard, waarin je het in koude vertrekken met je neus in de boeken toch comfortabel kon uithouden. De tekst op het briefje verwijst naar het genoegen dat studieuze types daaraan beleven: ..’Aqui quedo con sosiego’… (‘hier ben ik in vrede met mijzelf’). Typisch Lombardisch is de prachtige stofuitdrukking en het niets ontziende realisme waarmee Moroni zijn zitter heeft weergegeven. Zelfs het ontsierende gezwel (een talenknobbel?) op diens voorhoofd ontsnapt niet aan Moroni’s penseel.

De expositie is niet alleen mooi maar ook leerzaam. Ik ontdek bijvoorbeeld dat het veelgeprezen (rauwe) realisme en chiaro-scuro van Caravaggio  -een van mijn favorieten- geen eigen vindingen zijn. Hij moet Moretto’s Emmaüsgangers uit 1526 gekend hebben

Moretto_Emmausgangers
Moretto da Brescia, Maaltijd in Emmaus, ca 1526, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia.

Op dit voor een hoog ophangpunt gecomponeerde schilderij ziet de beschouwer onder de tafel de vieze voeten van de pelgrims en een kat. Met dit alledaagse huiselijke element, verleent Moretto het aloude bijbelverhaal een actuele toets. Wanneer de vreemdeling, het brood breekt vallen bij de aanwezigen de schellen van de ogen. De gast blijkt niemand minder dan de opgestane Heer! Christus, die getuige zijn pelgrimshoed zo uit Santiago de Compostella is gekomen, is hier weergegeven als personificatie van de aardse pelgrim op weg naar het hemelse vaderland. De in prachtig rood geklede dame is waarschijnlijk de opdrachtgever, geportretteerd in een dienstbare rol. Hoewel anders van toon, compositie, lichtval en expressie, lijkt Caravaggio’s Maaltijd in Emmaüs geïnspireerd op Moroni. Zijn realistische stijl werd niet door iedereen gewaardeerd. Romeinse prelaten gaven destijds toe dat hij talent had, maar zeiden ze: hij misbruikt het!

Terug naar het thema: vrouwen. In Bergamo schilderde Moroni rond 1552 het portret van Isotta Brembati

Moroni, Isotta Brembati
Giovan Battista Moroni_Portret van Isotta Brembati, ca 1552-1553, Fondazione Museo di Palazzo Moroni, Bergamo

Een welgestelde jonge vrouw in een prachtige groenbrokaten jurk met op haar schoot geen cool tasje uit een hedendaagse hippe winkel, maar een waaier van struisvogelveren. Laat u door deze opsmuk niet verwarren; zij is geen dom blondje maar een ontwikkelde vrouw die haar talen spreekt. Als schrijver van gedichten en essays, die correspondeerde met literaire prominenten, is zij de vrouwelijke exponent van het toenmalige humanisme. Een stroming die, anders dan de huidige niet-godsdienstige levensbeschouwing, gestoeld was op de bestudering van de klassieke cultuur, waarin ook plaats was voor theologie. Isotta Brembati was sinds 1561 gehuwd met Gian Gerolamo Grumelli, die in 1560 door Moroni werd vereeuwigd als, Il cavaliere in rosa, (quant’è bello!). Behalve aan genoemde data kan de oplettende museumbezoeker aan de kijkrichting èn het formaat van deze schilderijen zien dat deze niet als traditionele naar elkaar toegewende pendanten zijn geschilderd. Deze portretten ‘uit een vorig leven’ kwamen pas in 1561 bij elkaar.

Moroni, ridder in roze
Giovan Battista Moroni, Ridder in het roze, Gian Gerolamo Grumelli, ca. 1560, Palazzo Moroni, Bergamo

Op Grumelli’s portret staat een curieuze Catalaanse tekst: MAS EL CAGUERO QUE EL PRIMERO; in vertaling: ‘de tweede is beter dan de eerste’. Zou Grumelli bedoelen dat zijn tweede echtgenote beter is dan de eerste? De voorstelling op het reliëf geeft antwoord. Daar vliegt de oudtestamentische profeet Elia met zijn vurige wagen hemelwaarts, terwijl hij zijn opvolger Elisa, zijn mantel toewerpt. In 2 Koningen 2: 11 staan de letterlijk en figuurlijk gevleugelde woorden …’de eersten zullen de laatsten zijn’…

Getuige het antieke bijwerk, waaronder zelfs een fraaie torso, was Grumelli eveneens geïnteresseerd in de klassieke oudheid. Deze lag in Brescia, gebouwd op de Romeinse plaats Brix, voor het oprapen. In de bouwkunst van die dagen werden zelfs antieke spolia verwerkt. Ter illustratie staan enkele archeologische vondsten op zaal opgesteld.

De tentoonstelling verrast met informatie over de in Bergamo actieve schilderende zusjes Anguissola. Meteen rechts in de grote zaal hangt het portret van een Lateraanse Kannunnik, dat in 1566 werd geschilderd door Sofonisba Anguissola.

Lucia, portret van Europa
Lucia Anguissola_portret van Europa Anguissola, ca 1556-1558

Haar zus Luisa vervaardigde het lieflijke portretje van de jongste, toen tienjarige, Europa, die even later zelf ook begon te schilderen. Een portret in museum Narodowe in Poznan toont de meisjes Anguissola close-up tegen een landschappelijke achtergrond. Eén van hen staat er zelfs –uitzonderlijk- lachend op!

Anguissola, Schaakspel
Sofonisba Anguissola, Schaakspel (de zusjes Anguissola) 1555, Museum Narodowe, Poznan

Sofonisba was ook werkzaam in Rome en Palermo, waar zij de beroemde societyschilder Antoon van Dijck ontmoette. Getuige een dagboeknotitie was hij zo onder de indruk van de 90-jarige grande dame, dat hij haar portretteerde.

Moretto, Salome
Moretto, Portret van een adelijke dame als Salomé, ca 1537, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Intrigerend is het Portret van een vrouw als Salomé door Moretto, bijgenaamd de ‘Rafaël van Brescia’. Het opschrift op de balustrade  verduidelijkt in vertaling het onderwerp: …’zij die al dansend het hoofd van de heilige Johannes verkreeg’ (Matth. 14: 6-8). Het zogenoemde portrait historié, waarin burgers zich als voorbeeldige antieke of bijbelse figuren lieten portretteren, was geliefd. Toch blijft het raadselachtig waarom je, als brave huisvrouw, je zou laten vereeuwigen als de gemene Salomé. De catalogus oppert de veronderstelling dat deze Salomé het portret is van de dichteres Tullia d’Aragona, een ‘losbandige vrouw’ evenals haar naamgenote.

Een beter rolmodel is de bijbelse Suzanna. Al zal een dame van stand voor een een gehistorieerd portret wellicht minder snel in de huid van de naakte Suzanna kruipen!  In de 16e en 17e eeuw waren bijbelse vrouwen ‘tot lering èn vermaak’ geliefd in de schilderkunst. Onder het mom van een morele boodschap te brengen, verschaften ze opdrachtgevers en schilders een alibi om vrouwelijk naakt af te beelden. Behalve ‘functioneel naakt’ in scènes met Adam en Eva, werd naakt om het naakt destijds niet gepast gevonden. Leuk om te weten: in een wetenschappelijke top 10 van bijbelse thema’s met vrouwelijk naakt staat Suzanna op de één-na-hoogste plaats genoteerd!

Campi, Suzanna
Antonio Campi, Suzanne en de ouderlingen, fresco op doek, ca 1556-57, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Voor wie het bijbelverhaal niet (meer) paraat heeft: de getrouwde Suzanna wordt tijdens het baden in haar tuin lastig gevallen door twee ‘vecchioni’, ouderlingen als je het netjes wilt vertalen, maar meer naar waarheid: geile oude mannetjes. Wanneer zij niet ingaat op hun villeine voorstellen, beschuldigen zij haar van overspel. Een zonde waarop steniging staat. De profeet Daniël weet haar onschuld (zie scène in de achtergrond) echter te bewijzen. (Daniël 13:15-25). Ook Campi was aangestoken met het Renaissance virus. In dit werk komen verschillende artistieke invloeden samen. De fontein in de achtergrond is gevormd naar het beeld van de Nacht dat Michelangelo, ontwierp voor het Medici grafmonument in de Florentijnse San Lorenzo.

Een bijbelse vrouw die met zekerheid gestenigd zou zijn is de zondares in  Polidoro da Lanciano’s Christus en de overspelige vrouw uit 1545.

Polidoro, Christus en de overspelige vrouw
Polidoro da Lanciano, Christus en de overspelige vrouw, 1540-45, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Wanneer farizeërs en schriftgeleerden (zie de tekstband op een van hun hoofden) een op heterdaad betrapte vrouw bij Jezus brengen spreekt deze de historische woorden: …’wie van u zonder zonden is werpe de eerste steen’… (Johannes 8: 1-11). Bij berichten over vrouwen die vandaag de dag nog gestenigd worden (zoals te zien in de film de Vliegeraar) denk ik aan deze bijbelpassage, waarin Jezus van Nazareth, deze onmenselijke straf 2000 jaar geleden al heeft afgeschaft. De schilder brengt de beklemmende sfeer op meesterlijke wijze over. De beschaamde vrouw die niet eens de kans kreeg haar naaktheid te bedekken, te midden van een dreigende menigte. Ook dit werk bevat Venetiaanse invloeden; de vrouw en de losse toets in de rode mantel zijn ontleend aan Titiaan.

Wanneer ik Campi’s Portret van een Edelman uit 1530 zie moet ik mijn rode draad andermaal loslaten. De compositie is gemodelleerd naar Rafaëls portret van Baldassare Castiglione, auteur van de bestseller Il Cortegiano; het ‘Hoe hoort het Eigenlijk’ van de 16e eeuw. Dit etiquetteboek was zo populair dat, zo las ik in Geert Maks familiegeschiedenis van Jan Six, het boek door de ‘eerste Jan’ in het Nederlands werd vertaald. Een zelfhulpboek met aanwijzingen voor persoonlijke ontwikkeling tot iemand die zich met (ogenschijnlijk) gemak, ‘con sprezzatura’, in de hoogste kringen kan bewegen. Intelligente en sportieve zaken horen daarbij: zoals literatuur, kunst, muziek en paardrijden, prettige conversatie en goede (tafel)manieren. Op NOS nieuws las ik de do’s and dont’s waaraan de genodigden aan de dis van onze 50-jarige koning zich moesten houden. Spreek de koning aan met majesteit; geef hem op eigen initiatief geen hand, stel geen vragen, vraag hem niet om de aardappelen even aan te reiken en onthoud dit: goede manieren vallen niet op, slechte wel!

Campi, Edelman
Giulio Campi, Portret van een edelman in het zwart, ca. 1530, Museo Lechi, Montichiari

Rafael, Baldassare Castiglione
Rafael_Portret van Baldassare Castiglione, 1514-1515, Musee du Louvre, Parijs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In Cariani’s Kruisdraging uit 1530 ontdek ik nog een bijzondere vrouw: Veronica. Tijdens de moeizame weg naar Golgotha wist zij het bezwete gezicht van Jezus af, waarna zijn gelaatstrekken achterblijven op de doek. In dit schilderij, met realistische Bosschiaanse koppen, is Vlaamse invloed goed zichtbaar.

Giovanni Busi, Christus en Veronica
Giovanni Busi (Il Cariani), Christus en Veronica, 1530-40, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Uit de talrijke schilderijen met de aanbidding der herders kies ik die van Lotto, waarin de blik niet alleen getrokken wordt door het heldere ultramarijn, maar ook door de overdresste herders.

Lotto, Aanbidding van de herders
Lozenzo Lotto, Aanbidding van de herders, ca 1530, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Detail, Aanbidding van de herders

 

 

 

 

Alvorens op kraamvisite te gaan, hebben zijn zich in hun zondagse kleren gestoken. Het zijn dan ook geen echte herders, maar twee broers die zich als devote herders lieten vereeuwigen, tijdens hun bezoek aan het pas geboren kind en de mooie typisch Venetiaanse Maria. Namelijk haar hoofd iets schuin en bedekt met een afhangende sluier.

Piazza, adoratie
Callisto Piazza, Adoratie van het Christuskind, 1524, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Wanneer we dit schilderij vergelijken met Callisto Piazza’s, Aanbidding van het Christuskind met heiligen Stefanus en Antoninus van Florence, 1524 springt een opmerkelijk kleurverschil in het oog. Dit wordt veroorzaakt door het gebruik van de sneldrogende tempera techniek, waarbij de pigmenten gemengd worden met eigeel. In de tweede helft van de 16e eeuw maakt deze techniek steeds meer plaats voor de kleurrijkere olieverf. Dit medium heeft, door de langere droogtijd, meer mogelijkheden om langzaam en gedetailleerd met mooie kleurovergangen te werken. De ruïne en het engeltje dat speelt met het kindje Jezus, werden door Callisto op expressieve wijze, in dunne verfstreken neergezet, waardoor -modern avant-la-lettre- de structuur van het doek zichtbaar blijft.

Tot zover bespraken we Florentijnse en Venetiaanse invloeden die hun weg naar Noord-Italië vonden. Minstens zo interessant zijn de artistieke ideeën die Italië van gene zijde van de Alpen bereikten. Zo is Piazza’s  compositie ontleend aan Albrecht Dürer, die de Italiaanse Renaissance in de Noordelijke landen introduceerde. Piazza koos voor zijn compositie het beste uit twee van Dürer’s vroeg 16e eeuwse prenten met de Aanbidding der Koningen en Aanbidding der Herders.

Durer, aanbidding
Albrecht Durer, aanbidding van de Koningen, 1501-1502, houtsnede

Durer, aanbidding
Albrecht Durer, Aanbidding van de Herders, 1510, houtsnede

 

 

 

 

 

 

 

 

Heel anders van toon -bijna in de stijl van de 19e eeuwse pre-Rafaëlieten- is Moretto da Brescia’s, De Heilige  Nicolaas presenteert  Galeazzo Rovellio’s leerlingen aan de tronende Maria uit 1539.

Moretto, St Nicolaas en Madonna
Moretto, St Nicolaas van Bari presenteert de leerlingen van G. Rovelli aan Madonna met kind, 1539, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Grammatica leraar Rovellio gaf opdracht voor dit monumentale altaarstuk. Het werk vertoont behalve het Lombardisch realisme in de vochtstrepen op muur en de sleetse loper onder de voeten van Maria, ook coloristische en compositorische Venetiaanse invloeden. De opbouw van het werk doet denken aan Titiaans beroemde Pesaro altaarstuk in de basilica di Santa Maria Gloriosa dei Frati in Venetië.  De twee in groene schooluniformpjes gestoken knaapjes dragen de attributen van Sint Nicolaas, in wie onderzoekers de gelaatstrekken van de opdrachtgever vermoeden. De bisschopsmijter en de gouden ballen, die de goedheiligman volgens de legende, op een avond bij een wanhopige vader naar binnen gooide. Met dit strooigoed (…) kon de man zijn dochters een bruidsschat geven.

Mombello, Maria Immaculata
Luca Mombello, Maria immaculata met God de Vader, ca 1580, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Luca Mombello’s Maria Immaculata tenslotte, heeft een eervol plekje in een met goud beklede zaal. Niet alleen de voorstelling, maar ook de door de schilder zelf vervaardigde lijst rechtvaardigen deze solitaire plek. Maria is vergezeld van een figuur die zelden wordt afgebeeld. Naast haar staat, als een prachtige hemelse koning niemand minder dan God de Vader zelf! Hij wijst de beschouwer op de Maagd Maria in haar hoedanigheid van Immacolata, de vrouw die door haar onbevlekte ontvangenis in de schoot van haar moeder Anna, zonder erfzonde is geboren. Uitverkoren om eveneens op maagdelijke wijze moeder te worden van Gods Zoon. Zo maakt zij de fout van Eva weer goed. In de voorgrond van deze miniatuur op reuzenformaat, is nòg een zeldzame figuur afgebeeld. De catalogus rept hier niet over, maar de slang met vrouwenkop verwijst naar het weinig bekende Joodse apocriefe verhaal van Lilith; de eerste vrouw van Adam. Omdat zij geen talent voor ondergeschiktheid had, was zij weggelopen. Toen ze merkte dat Adam een nieuwe vrouw had, kwam ze jaloers, via de achterdeur het paradijs weer binnen om Eva te verleiden tot het eten van de appel.

Savoldo, Annunciatie
Giovanni Girolama Savoldo, Annunciatie, ca 1538, Galleria dell Academia

Savoldo, detail Annunciatie, zie links

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Je ziet Hem vrijwel nooit, maar in deze expositie ontmoet ik God de Vader nogmaals. Onze virtuele rondleiding begon met Rafaël’s opgestane Heer; de laatste episode uit het aardse leven van Jezus. Met Giovanni Savoldo’s Annunciatie uit 1538 staan we aan het begin. Door het venster van een renaissance vertrek is te zien hoe God vanuit de hemel een duif neerlaat, symbool van de Heilige Geest, door wiens tussenkomst Maria God’s Zoon op miraculeuze wijze in haar schoot ontvangt.

Voor de goedgelovige moet dit genoeg zijn, maar aan de annunciatie in het Rijnlands altaar in Museum Catharijneconvent heeft de anonieme schilder voor de zekerheid een kant-en-klaar baby’tje toegevoegd. Meer hierover leest u in mijn bespreking van de Maria tentoonstelling die nog nog t/m 20 augustus in Utrecht te zien is.

Literatuur:

Bram de Klerck, In het hart van de Renaissance: schilderkunst uit Noord- Italië, 1500 -1600, Rijksmuseum Twenthe, 2017.

Link: Rijksmuseum Twenthe

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eindelijk! De Lairesse, tot en met 22 januari 2017 in Rijksmuseum Twenthe

Mercurius,Calypso,Odysseus
Gerard de Lairesse
Mercurius  (Detail)

Tot en met 22 januari presenteert Rijksmuseum Twenthe een unieke overzichtstentoonstelling met ongeveer 60 schilderijen van Gerard de Lairesse (1641-1711), de destijds succesvolle Amsterdamse schilder van Waalse afkomst. De tentoonstelling wordt op billboards en in advertenties aangeprezen als: EINDELIJK! De Lairesse. Dat bijwoord staat er niet voor niets; wie kent, behalve Amsterdammers wanneer ze denken aan de mooie straat in het museum-kwartier, deze naam nog?
Anders dan de meeste Vlamingen die in 1585, na de val van Antwerpen, naar Amsterdam kwamen, arriveerde Gerard de Lairesse pas in 1655 in deze vrijplaats. Na het verbreken van zijn trouwbelofte was hij betrokken geraakt bij een steekpartij. Zijn wens om in de Republiek een nieuw leven op te bouwen kwam uit. Kunsthandelaar Gerrit van Uylenburgh, zoon van de man die Rembrandt in het zadel hielp, was net als zijn vader behept met een scherpe neus voor aanstormend schildertalent. Hij ontdekte het vakmanschap van Gerard de Lairesse. Amsterdam had zich ontwikkeld tot het centrum van de wereldmacht. In zijn Stedenmaagd van Amsterdam (ca. 1675) wordt haar roem bezongen…

Stedenmaagd
Gerard de Lairesse
De Stedenmaagd van Amsterdam, ca. 1675. Amsterdam Museum

Zij wordt door Mercurius de god van de handel gekroond en geflankeerd door personificaties van de Faam en de Goede Vaart met een kompas; het attribuut waarmee de schepen van de Oost- en West-Indische Compagnie hun weg over zee konden vinden.

Amsterdam was hèt centrum van de wereldhandel. In de grachtenpanden van de rijke kooplieden waren exotische voorwerpen te vinden: Chinees porselein, wandtapijten en schilderijen. De historiestukken van De Lairesse, geschilderd in Italiaans-Franse stijl, pasten hier perfect bij. Zo ook zijn grisailles. Deze bedrieglijk echt in grijstonen geschilderde reliëfs sierden de ruimte boven de deuren en plafonds, zoals de Allegorie op de val van Rome (1689). De goede verstaander zal de vermaning niet zijn ontgaan: bestuurders opgepast: roem en welvaart zijn vergankelijk!

De Lairesse heeft niet alleen oog voor de klassieke-, mythologische en  bijbelse thema’s, maar ook voor de actualiteit van die dagen. In 1667, nog maar net in Amsterdam aangekomen, vestigt hij de aandacht op zich met zijn Allegorie op de weldaden van de vrede van Breda, geschilderd ter gelegenheid van het einde van de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667). Een en al dartele blijdschap; dit werk betekende zijn doorbraak!

Vrede van Breda
Gerard de Lairesse, Allegorie op de weldaden van de Vrede van Breda, 1667, Haags Historisch Museum, Den Haag

Ook de schilderijen met thema’s ontleend aan de klassieke mythologie zijn populair, zoals het doek Achilles wordt ontdekt tussen de dochters van Lycomedes. In een poging de voorspelling van een orakel te voorkomen, verstopt Achilles zich als vrouw vermomd tussen de dochters van koning Lycomedes. Wanneer Odysseus zich als marskramer met een kist vol vrouwelijke snuisterijen meldt, valt de als vrouw vermomde Achilles door de mand. In plaats van een mooi juweel kiest hij een zwaard!

Achilles,Lycomedes
Gerard de Lairesse, Achilles wordt ontdekt tussen de dochters van Lycomedes, ca. 1676, Herzog Anton Ulrich-Museum Braunschweig,
Kunstmuseum des Landes Niedersachsen

Het verhaal van Achilles en andere mythologische en bijbelse verhalen behoorden tot het repertoire van de zogenoemde historieschilders. Regelmatig citeer ik woorden uit Gerard de Lairesse’s Groot Schilderboek, dat hij in 1690 blind geworden, dicteerde aan zijn zoons. Voor schilders van stillevens en portretten heeft hij geen goed woord over. Hij noemt hen ‘…maar gemene soldaten in het veltleger van de konst’… Schilders van deze door hem geminachte genres maakten zich met hun imitatie van de zichtbare wereld tot slaaf van de natuur en van hun opdrachtgevers. In de ware schilderkunst ging het, aldus de Lairesse, om fraaie, liefst op monumentaal formaat geschilderde historische, mythologische en bijbelse thema’s. In de hiërarchie van de toenmalige kunsttheorie stonden deze historiestukken bovenaan de schilderkunstige ladder; stillevens en portretten vormden de onderste treden.

Veel 17e eeuwse schilders kozen echter voor de populaire zichtbare alledaagse realiteit. Zomaar een inkijkje in een interieur, een  keukenmeid in de weer met gevogelte, een minnekozend paartje of  een tafel met wat vaatwerk, een haring en een homp brood. Maar in de ogen van De Lairesse vonden deze thema’s geen genade. Hij streefde het ideaalbeeld van klassieke schoonheid na. Hij ging niet alleen voor het hogere segment in de schilderkunst, maar ook voor het topsegment van de kunstmarkt. Zoals het overweldigende plafondstuk in acht delen Allegorische voorstelling van de verzorging van leprozen en onnozelen, dat hij rond 1675 schilderde voor de regentenkamer van het Amsterdamse Leprozenhuis. De Caritas, personificatie van de naastenliefde met brandend hart in de hand staat daarin centraal.

Caritas
Allegorische voorstelling van de verzorging van leprozen en onnozelen, ca. 1675, Amsterdam Museum
(De Caritas, deel van acht )

Pluto
Allegorische voorstelling van de verzorging van leprozen en onnozelen, ca. 1675, Amsterdam Museum (Pluto, deel van acht )

 

 

 

 

 

 

 

Wanneer de bezoekers vrijgevig zijn, waartoe Pluto met zijn zak geld aanspoort kunnen de zieken en onnozelen verzorgd worden, hetgeen resulteert in voorspoed voor de stad.

Allegorische voorstelling van de verzorging van leprozen en onnozelen, ca. 1675, Amsterdam Museum
(deel van acht )

Midden onder ziet de opmerkzame beschouwer een subtiele verwijzing naar de doelstelling van de fondsenwerving: een putto met leprozenklepper!
Het stuk van ruim 5 x 6 kon met moeite worden ingepast in de grootste zaal van Rijksmuseum Twenthe. Bijzonder interessant zijn de ontwerptekeningen voor verschillende scènes, waarin we de eerste artistieke ingeving van de kunstenaar zien.

De plaatsing van de orgelluiken die De Lairesse voor de Amsterdamse Westerkerk schilderde stelde de tentoonstellingsmakers voor nog groter problemen.

Voorafgaand aan de plaatsing voerde Rijkmuseum Twente de spanning rond de komst van de orgelluiken nog even op.

Waarom spanning?

Plaatsen van de Orgelluiken

Deze luiken zijn beide groter dan de Nachtwacht! Ze moesten het orgel beschermen tegen stof, vocht en vogels! Nelleke Noordervliet spreekt over engelenvleugels in een speciaal voor deze tentoonstelling geschreven boekje, De Lairesse’s Nacht, dat u bij aankoop van de catalogus ontvangt. De luiken hangen zo hoog dat vrijwel niemand er ooit oog in oog mee heeft gestaan. Na veel passen, meten en onzekerheid zijn ze tijdens een spectaculaire operatie geplaatst. Daartoe werden ze uit hun hengsels gelicht en met behulp van een kraan in het museum neergelaten. Allen al deze luiken met oudtestamentische muziekscènes, zoals David met zijn harp, maken de reis naar Enschede de moeite waard!

Orgelpanelen westerkerk
Gerard de Lairesse
David danst rond de boog (linker luik), De Koningin van Saba brengt Salomon geschenken (rechter luik), 1686, Protestantse Kerk Amsterdam (Westerkerk).

De opmerkzame lezer vraagt zich wellicht af: schilderingen in 1686 in een gereformeerde kerk? Had de Calvinistische reformatie zich daar nu juist, conform het tweede gebod: gij zult u geen gesneden beeld maken, niet tegen uitgesproken? Klopt. De luiken waren echter vooral functioneel en daarbij komt dat ze toch bijna niet te zien waren!
Als alleen het plaatsen van deze monumentale luiken al zoveel inspanning kost, hoeveel moeite zou het vervaardigen van deze stukken wel niet gekost hebben? In de catalogus wordt over deze kwestie een boekje opengedaan.

Lairesse, Allegorie op de kunsten
Gerard de Lairesse, Allegorie op de Kunsten, ca. 1675-83, Rijksmuseum, Amsterdam

Evenzeer de moeite waard zijn acht drie meter hoge grisailles, zoals de Allegorie op de Kunsten, van ca. 1680. Deze op het platte vlak geschilderde afbeeldingen van sculpturen, wekken de illusie van ècht beeldhouwwerk!  Dit kunstje, trompe l’oeil genoemd, is bij het publiek beter bekend van Jacob de Wit, wiens naam in de aanduiding van dit genre voortleeft: ‘witjes’. Ook deze grisailles weerspiegelen het klassieke schoonheidsideaal dat De Lairesse overnam van Rafaël en Nicolas Poussin. Wellicht werd hij daar dagelijks weer toe geroepen bij het zien van zijn spiegelbeeld. Getekend door aangeboren syfilis was hij niet om aan te zien. En zo portretteerde Rembrandt hem ook; met niets ontziend realisme, maar ook met een vleugje empathie. De Lairesse hanteerde in zijn Zelfportret van rond 1664 een vriendelijker lijnvoering.

De Lairesse, zelfportret
Gerard de Lairesse, Zelfportret, ca. 1663-65, Kupferstichkabinett,
Staatliche Museen zu Berlin Preußischer Kulturbesitz, Berlijn

Rembrandt, De Lairesse
Rembrandt, Portret van Gerard de Lairesse, ca. 1665-67. Metropolitan Museum of Art, New York, Robert Lehman Collection

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wanneer de algemene waardering voor Rembrandts realistische stijl met dikke pasteuze toets over zijn hoogtepunt heen is treden schilders als Caesar van Everdingen (1616-1678), Jan de Bray (1627-1697) en Gerard de Lairesse op de voorgrond. Anders dan de stijl van Rembrandt, over wie De Lairesse schrijft dat …’zijn verf als stront op het doek is gesmeerd en er vanaf lijkt te druipen’… hanteren deze classicistische schilders een verfijnde toets. Met hun heldere kleuren en egaal belichte werken oogsten zij in de tweede helft van de 17e eeuw veel succes. Oordeelt u aan de hand van Rembrandts, Prediking van Johannes de Doper zelf of u zich in de woorden van De Lairesse kunt vinden.

Rembrandt, prediking van Johannes
30 Rembrandt, De prediking van Johannes de Doper, ca. 1634-35, Gemäldegalerie, Staatliche Museen zu Berlin Preußischer Kulturbesitz

Anders dan wel gedacht wordt is Rembrandt nooit (helemaal) uit de gratie geweest. Hij kwam ook niet, zoals ik op de lagere school nog leerde als miskend genie aan zijn einde. In de tweede helft van de 17e eeuw trad een smaak-verandering op. Vanuit Frankrijk waaide een nieuwe, op de Romeinse en Griekse oudheid gebaseerde ‘mode’ over. Deze classicistische stijl viel aan het Haagse hof van Willem III en Mary Stuart en bij de Amsterdamse elite in de smaak. De

Mercurius, Calypso, Odysseus
Gerard de Lairesse, Mercurius gelast Calypso om Odysseus te laten
vertrekken, ca. 1680. Rijksmuseum, Amsterdam

Lairesse kreeg opdracht voor het beschilderen van de  rechtzaal van het Hof van Holland, de zogenoemde ‘Zaal van Lairesse’. Voor de eetzaal van Paleis Soestdijk schilderde hij in 1680 Mercurius gelast Calypso om Odysseus te laten vertrekken, waarin de sterke Odysseus valt voor Calypso’s listige beloftes van eeuwige jeugd. Mercurius komt hem echter te hulp. Bepaald humoristisch is de wijze waarop De Lairesse de onttroonde held weergeeft, bespot door een putto die zijn helm heeft opgezet. Moraal van het verhaal: mannen weest gewaarschuwd voor de verleidingskunsten van vrouwen!

 

Anatomie, ruggenwervel, De Lairesse
Gerard de Lairesse,
Voortekening (ruggenwervel), ca.
1680-85, Bibliothèque
Interuniversitaire de Santé,
Parijs

Het succes lijkt niet op te kunnen. Via Willem III ontvangt hij opdracht van diens lijfarts, Govert Bidloo. Zijn anatomische atlas moet geïllustreerd worden. Na voltooiing van de 105 illustraties volgt nog een prestigieuze opdracht.

Maar bezig aan ontwerpschetsen voor de beschildering van de lunetten in de Burgerzaal van het Amsterdamse stadhuis (thans  Paleis op de Dam), wordt de Lairesse, op het hoogtepunt van zijn roem, blind. Hij blijft schilderlessen geven en dicteert zijn aanwijzingen voor werken naar het klassieke schoonheidsideaal aan zijn zoon. Kunst moet zijns inziens niet alleen mooi maar ook moreel verheffend zijn. Zijn Groot Schilderboek zal zelfs in het Engels, Duits en Frans worden uitgegeven.

De huidige tentoonstelling leert dat in De Lairesses eigen leven een kloof bestaat tussen theorie en praktijk. Uit eigentijdse bronnen komt een man naar voren die nogal eens aanwezig is in bordelen, knokpartijen en  bij drankorgieën … De deugdzame lessen laat hij in geschilderde vorm ook wel eens varen, zoals in zijn vermakelijke bacchanalen met erotische bacchantes en saters, te zien in de één-na-laatste zaal van de tentoonstelling.

Ook al had hij veel succes; niet iedereen was geporteerd van De Lairesse’s stijl. In de loop der tijd is hij beroemd, bejubeld, maar ook verguisd en zelfs vergeten.

In de 19e eeuw, wanneer herwaardering opkomt voor de realistische schilderkunst van de Gouden Eeuw, raakt De Lairesse uit de gratie. Toonaangevende kunsthistorici van die dagen hebben geen goed woord over voor zijn werk. Rijksmuseum directeur Frederik Schmidt Degener (1881-1941) zei: ..’ in hem huist de ziel van een aterling’…Dit woord moest ik even opzoeken: voor wie de betekenis evenmin kent: het is aldus de dikke van Dale een ellendeling of bastaardzoon. De toenmalige directeur van het Mauritshuis, Willem Martin (1876-1954) geeft hem zelfs de schuld van ‘het versnellen van het verval onzer schilderkunst’…

En zo is Gerard de Lairesse in de vergetelheid geraakt. Maar met de huidige tentoonstelling wordt hij ruimschoots gerehabiliteerd. Vergeet de duistere kant van de schilder maar gauw en geniet van de knap op groot formaat geschilderde verhalen die hij als morele opsteker bedoelde. Kunst als stille poëzie, naar de klassieke receptuur ontleend aan Horatius Ars Poetica (12e e v. Chr.).

De tentoonstelling biedt de kans om uw kennis van de klassieken op een plezierige wijze te toetsen of op te frissen; De Lairesse tot lering en vermaak. De schilderijen van De Lairesse zijn van een perfecte schoonheid. Hij was er uitermate succesvol mee, maar hij sterft in 1711 als een berooid man. Hoe hij  de kunstgeschiedenis op onnavolgbare wijze heeft verrijkt is nog tot en met 22 januari in Enschede te zien.

Liefhebbers van het classicisme in de schilderkunst kunnen hun hart ook ophalen in de tentoonstelling Vleiend penseel: Caesar van Everdingen, eveneens tot en met 22 januari in het Stedelijk Museum Alkmaar.

Rijksmuseum Twenthe, Eindelijk! De Lairesse

Stedelijk Museum Alkmaar, Vleiend penseel

Geverifieerd door MonsterInsights