Voorwoord – Museumtips – voorjaar 2024
Beste lezers,
Nadat de wisselvallige zomer ons verraste met een warme toegift is het nu toch echt herfst geworden. Geen probleem voor boekenwurmen en museumbezoekers! Minstens zo wisselvallig in de betekenis van gevarieerd, zijn de nieuwe najaarstentoonstellingen. In deze rubriek presenteer ik een bescheiden selectie.
U kunt scrollen tot u bij de voor u interessante expositie komt. Bij enkele heb ik een uitgebreider artikel op deze website geschreven. Ter voorbereiding op- of ter verdieping na uw museumbezoek: in beide gevallen een aanrader. De herkenning verhoogt uw plezier!
Zwart op wit – Prentkunst rond 1900. Tot en met 12 januari 2025, Dordrechts Museum.
Het is verbazingwekkend wat je zonder kleur, in zwart wit en grijstonen in beeld kunt brengen. Daarvan getuigen de prenten die tussen 1885-1896 gemaakt werden door de leden van de Nederlandsche Etsclub. Passend in de tijd waarin kunstenaars voor inspiratie teruggrepen op de schilderkunst van de Gouden Eeuw, namen zij de ‘vergeten’ etstechniek, waarmee Rembrandt zo succesvol was geweest, weer ter hand. Wie in de Dordtse tentoonstelling op oude leest geschoeid werk verwacht komt aangenaam bedrogen uit.
Het academische onderwijs in grafische technieken was voornamelijk gericht op het reproduceren van kunstwerken. De leden van de etsclub wilden meer. Omdat het vak ‘etsen’ op het lesrooster ontbrak maakte Willem Witsen zich deze techniek zelf eigen. Zijn etspers staat aan het begin van de tentoonstelling opgesteld; compleet met de bak waarin de koperplaat in een zuuroplossing werd gelegd. Daarin werd de in het metaal getekende voorstelling in de plaat gebeten oftewel geëtst, waarna deze ingesmeerd met inkt onder de pers kon worden afgedrukt.
De kunstenaars van de etsclub streefden een persoonlijke onorthodoxe beeldtaal na. Zomaar een impressie van Scheepswrakken door Jan Veth, een monumentale in zwarte tonen weergegeven Heiwerker door Witsen evenals een Schaapherder die zijn hoofd boven het maaiveld uitsteekt, werden neergezet tegen een lichte achtergrond.
Naast diverse gespiegelde prenten wordt het geschilderde evenbeeld getoond, zoals o.a. een Boerenerf met hooischuur van Antoon Derkinderen. De ets moet wel als een afzonderlijk kunstwerk worden gezien.
Naast bekende mannen komen we in de expositie ook vrouwelijke kunstenaars tegen, wat in een destijds door mannen gedomineerde kunstwereld bijzonder was. Thérèse Schwarze gaf in 1886 een goed getroffen impressie van een stout schoolmeisje dat moet nablijven.
Ook andere vrouwelijke kunstenaars zijn present zoals Mary Cassatt, die in Parijs furore maakte en Barbara van Houten die door haar vader voor de huishouding werd thuisgehouden. Als geestelijke vader van het Kinderwetje van Van Houten was hij buitenshuis weliswaar progressief, maar binnenskamers oerconservatief. Haar kunstenaarsbloed kroop echter waar het niet gaan kon en zij maakte zich de etstechniek eigen. Van Barbara’s hand zie je een goed getroffen stilleven met boeken op een stoel en, schatplichtig aan haar beroemde oom Hendrik Willem Mesdag een fraai geëtst bottertje.
Tijdens het fin de siècle waren de grafici van de Etsclub bijzonder succesvol. Jaarlijks gaven zij een map met tien prenten uit die hier wordt getoond. In de tentoonstellingen die zij in Amsterdam en Den Haag organiseerden was ook werk van buitenlandse kunstenaars te zien, zoals de eerder genoemde Amerikaanse Mary Cassatt van wie je een fragmentarisch, lieflijk profielportretje ziet van haar dochter, Katharine.
Felix Bracquemond bracht het portret van de bekende Parijse kunstcriticus Edmond de Goncourt in 1881 op bijna fotografische wijze over op de etsplaat. Van zijn hand zie je ook een humoristische ets met Verraste eenden uit 1882.
James McNeil Whistler deed ook mee met de club. Van zijn hand zie je de in ets en drogenaald uitgevoerde Smidse, die in 1889 bij de jaarlijkse tentoonstelling van de Etsclub te zien was. Ter gelegenheid van die expositie verbleef Whistler twee maanden in Nederland. Tijdens de diners zorgde hij met drank doordrenkte speeches voor een vrolijke noot.
Na tien jaar was het echter gedaan. Een impressie van de uitvaart van de Nederlandse etsclub door Rusticus [alias Marius Bauer] vormt het slotakkoord van de tentoonstelling. In deze geestige spotprent zie je hoe de stoffelijke resten van de club naar hun laatste rustplaats worden gebracht. Achter de baar loopt Jan Veth gewapend met de lijkrede, Zilcken draagt een rouwkrans en Marius Bauer houdt de doodsoorzaak in de hand; een zak met schulden.
Liberté! Ary Scheffer en de Romantiek, tot en met 23 maart in het Dordrechts Museum.
De groots opgezette tentoonstelling Liberté! Ary Scheffer en de Romantiek is eveneens een must see. De geëxposeerde werken geven een interessant beeld van de roerige eerste helft van de 19e eeuw in Parijs. Een periode die getekend werd door revoluties en machtswisselingen. De Dordtenaar van geboorte Ary Scheffer (1795-1858) zit er met zijn neus bovenop, aldus de samenstellers van de tentoonstelling. In 1811 was de 16-jarige Ary met zijn moeder Cornelia naar Parijs verhuist. De weduwe Scheffer voorzag dat haar getalenteerde zoon zijn artistieke vaardigheden hier zou kunnen ontplooien. Hij kwam in de leer bij de beroemde historieschilder Pierre Guérin. Zelf was Cornelia Scheffer ook een begenadigd schilder. Zij kopieerde werken van haar zoon, die door verkoop uit zijn atelier zouden verdwijnen. Haar kopie van het doek met de opstandige Vrouwen van Souli (1827-1828) wordt naast het origineel in de eerste zaal getoond.
In dochter Cornelia Marjolin leefde zijn artistieke talent voort. Zij werd beeldhouwer, evenals prinses Marie van Orléans, aan wie Ary Scheffer als ‘hofschilder’ teken- en schilderles had gegeven. Cornelia Marjolin heeft de schilderijen van haar vader aan het Dordrechts Museum geschonken.
De in ons land vrij onbekende- maar in Parijs zeer geliefde schilder verkeerde in de hoogste artistieke kringen. Hij ging om met Fréderic Chopin, Franz Liszt en raakte bevriend met eigentijdse kunstenaars als Théodore Géricault, Jean-Auguste-Dominique Ingres en Eugène Delacroix. Zij zetten hun penselen in als wapens en klimmen tijdens opstanden zelf op de barricades. Met hun monumentale strijdvaardige doeken ontketenen zij een revolutie in de kunst. In zijn monumentale schilderij het Vlot van de Medusa ventileert Géricault zijn kritiek op de kapitein die zichzelf en de bemanning tijdens een schipbreuk in veiligheid bracht, terwijl hij de overige opvarenden zonder eten en drinken op een vlot aan hun lot overliet. Door een zwarte man toe te voegen uitte Gericault ook kritiek op de slavenhandel. In de expositie zie je een kleine olieverfstudie voor het oorspronkelijke doek van 5 x 7,5 meter.
Ook Ary Scheffer raakte bevlogen door de idealen van die tijd. Als reactie op de door de rede aangestuurde stijl van het koele Classicisme ontstond in de vroege 19e eeuw de Romantiek, waarin emotie en gevoel de boventoon ging voeren. Over smaak valt niet te twisten. Sommige 19e -eeuwse en hedendaagse critici zijn niet zo te spreken over Scheffers nogal zoetgevooisde, gladgepolijste werken. Er blijft echter genoeg om van te genieten. Als documenten van een voorbije tijd zijn Scheffers werken, aangevuld met ‘steunafbeeldingen’ van beroemdere tijdgenoten zoals Ingres, Géricault, Eugène Isabey en Théodore Rousseau ook al heel interessant.
Link: Liberté! Ary Scheffer en de Romantiek
In de Ban van de Middeleeuwen, tot en met 26 januari 2025 in Museum Catharijneconvent in Utrecht.
Met een flitsende presentatie raakt de bezoeker direct in de ban van het verhaal van deze tentoonstelling: de lotgevallen van Middeleeuwse kunst die oorspronkelijk uitsluitend in kerken en kloosters te zien was.
Rond 1800 raakt deze religieuze kunst op drift. Die geschiedenis begon tijdens de Franse Revolutie van 1789. Kerken en kloosters werden gesloten in overeenstemming met de burgerlijke idealen vrijheid, gelijkheid en broederschap . Voor het gangbare standsverschil in de kerk was geen plaats meer. Kunsthandelaren zagen wel brood in de afgedankte Roomse kunst. Heiligenbeelden en schilderijen werden voor een appel en een ei gekocht. De panelen van grote altaarstukken werden gedemonteerd en verzaagd, zodat ze afzonderlijk voor veel geld aan liefhebbers konden worden verkocht.
Niet alleen God verdween uit de Rooms-Katholieke kerken, maar religieuze kunst uit Frankrijk, Nederland en Duitsland raakte zo over heel Europa verspreid.
En, even buiten de tentoonstelling, Middeleeuwse kunst belandde uiteindelijk zelfs in Amerika. In het authentiek ogende klooster, waaraan The Cloisters in Manhattan haar naam dankt, waan je je in Frankrijk. De bouwstenen van deze aan de Middeleeuwen gewijde dependance van het Metropolitan Museum zijn echter afkomstig van vijf afgebroken Franse kloosters. In de jaren dertig van de vorige eeuw werden ze als bouwpakket naar New York verscheept. Je kunt hier je vraagtekens bij zetten, maar in de New York wordt het monument in elk geval voor verval behoed.
Veel kunstwerken zijn verloren gegaan, andere dragen de sporen van geweld. Niet alleen van beschadigingen die werden toegebracht tijdens de Franse Revolutie. Een zwaar toegetakeld reliëf in de Utrechtse Domkerk vertoont oudere letselschade. Tijdens de Beeldenstorm van 1566 viel het aan de Meester van de Utrechtse Stenen Vrouwenkop toegeschreven werk ten prooi aan sloophamers van ‘ketters’ en meelopers die het op ‘paapse superstitiën’ gemunt hadden.
Verschillende kunstwerken die destijds aan dit vandalisme waren ontkomen vielen in de late 19e en vroege twintigste eeuw alsnog ten prooi aan vernieling, maar dat kwam voort uit kunstliefde. Baron Etienne van Zuylen van Nijevelt, een van de hoofdrolspelers in deze tentoonstelling, liet een stukje van de originele lijst van een Catalaans retabel afzagen, zodat het precies boven zijn bed paste.
In de introductiezaal ligt een fragment van een Catalaans altaarstuk uit Kasteel Huis Bergh dat eveneens sporen van de ‘botte bijl’ vertoont. Het paneel met scènes uit het leven van Sint-Maarten en de Opstanding werd aan de linkerkant ruwweg afgezaagd.
Conservator René de Kam ‘biecht’ -om in Rooms jargon te blijven- op dat de teloorgang van Middeleeuwse religieuze kunst niet alleen te wijten is aan Beeldenstormers en Franse revolutionairen. De Katholieke kerk heeft daar zelf ook schuld aan. In antwoord op de door Luther in gang gezette Reformatie begon de katholieke kerk een tegenoffensief met de Contrareformatie. De vroegmiddeleeuwse tot verstilde piëteit uitnodigende religieuze kunst werd in de zeventiende eeuw vervangen door Barokke beelden en altaarstukken, die de gelovigen letterlijk en figuurlijk van hun stuk moesten brengen. Met overweldigende beelden van de lijdende Christus, zijn in zwijm gevallen moeder en in extase verkerende heiligen werden de gelovigen direct emotioneel aangesproken.
In de ban van de Middeleeuwen is samengesteld met kunstwerken die in de vorige eeuw bijeengebracht zijn door drie markante collectioneurs, of eigenlijk vier, want de verzameling van Etienne van Zuylen van Nijevelt (1860-1934) is verkregen met geld van zijn echtgenote, Hélène de Rothschild (1863-1947). Allen zijn gepassioneerde collectioneurs, maar hun drijfveer verschilde. Van Heukelum verzamelde als vrome katholiek, het echtpaar Van Zuylen van Nijevelt gebruikte de Middeleeuwse verzameling om hun voorname pedigree om welstand te etaleren. Met zijn collectie manifesteerde textielbaron Jan Herman van Heek (1873-1957) zich als beschermer van Middeleeuws erfgoed.
Dankzij deze liefhebbers die zich al in de 19e eeuw om het lot van deze kunst bekommerden is nog veel bewaard gebleven en nu te zien in Museum Catharijneconvent. Binnenkort leest u hier het hele verhaal.
In de Rug van de Zee, tot en met 11 mei 2025. Museum Kranenburgh, Bergen aan Zee. Drie tentoonstellingen onder een dak. (Gesloten t/m 16 november)
Onlangs bezocht ik Museum Kranenburgh, museaal pareltje in het bos en duinrijke Noord-Hollandse Bergen. Tot eind mei is de tentoonstelling In de rug van de Zee: 100 jaar verbeelding van het landschap te zien. De kunstenaars van de Bergense School spelen de hoofdrol. Deze eerste expressionistische kunststroming van Nederland beleefde haar bloeitijd tussen 1915-1925. De verstilde bossen, duinen en stranden lokten ook daarna talloze kunstenaars naar Bergen. Zij brachten de waargenomen werkelijkheid met brede toetsen en verzadigde, soms contrastrijke kleuren op het doek. Wisselende weersomstandigheden en vooral het litorale licht inspireerde hen tot steeds weer nieuwe creaties.
Tussen de veertig door mannen geschilderde werken bevinden zich twee vrouwelijke kunstenaars. Else Berg is aanwezig met een landelijke impressie van Knotwilgen die zij onder invloed van het Kubisme in vereenvoudigde vormen weergaf en Charley Toorop met haar expressieve Goudreinetten.
In de deels door daglicht beschenen expositie in Bergen wandel je langs diverse duin-, bos- en poldergezichten, zoals Arnaut Colnot, Bosgezicht Bergen en Frans Huysmans Gezicht op de polder vanuit de duinen (1930). Van Gerrit Willem van Blaaderen, bekend van enigszins kubistische stadsgezichten, zie je een kleurrijke impressie van een Bloeiende appelboom, getoond naast Charley Toorops doek met Goudreinetten. Door in te zoomen op de kern van hun onderwerp: de bloeiende bloesem en de rijpe appels, kozen beide kunstenaars een ongebruikelijk gezichtspunt.
De grens tussen ouder werk van de Bergense School en eigentijdse kunstwerken wordt gemarkeerd door een schilderij van Edgar Fernhout. Door zijn moeder Charley Toorop geschoold in figuratieve schilderkunst besloot hij de realiteit in zijn verbeelding van de Herfst te verruilen voor een abstracte impressie.
Na de hoogtijdagen van de Bergense school ging het verhaal van door zon, zee, bos en duin geïnspireerd werk door. Er worden interessante eigentijdse voorbeelden getoond, zoals een reeks van acht lindehouten panelen van Charlotte Caspers, bekend van het Geheim van de Meester. De op middeleeuwse wijze geprepareerde panelen beschilderde zij met natuurlijke pigmenten als ultramarijn en citramarijn. Hiermee brengt zij de schoonheid van de zee tot uitdrukking. De betekenis van het met puur bladgoud bedekte paneel laat zich raden. Caspers panelen worden in dialoog gepresenteerd met een klein in soortgelijk palet geschilderd zeegezicht van Harrie Kuyten.
Een blikvanger is de eigentijdse installatie Betula van Pé Okx (1951). Een werk dat bij mij associaties opriep aan Dr. Zhivago die op zijn paard door een zonovergoten, besneeuwd berkenbos voortjakkert.
( Foto Marina Marijnen)
De vijftien aan het plafond opgehangen berkenstammen lijken zachtjes in de wind te wiegen, maar wind is er niet. Ze worden op ingenieuze wijze door magneten onder de vloerplaat in beweging gezet, wat een magisch effect teweegbrengt. Mooi om te zien, maar er zit meer achter. De kunstenaar onderzoekt de menselijk neiging tot antropomorfisme: het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren, planten en objecten. Sinds kort ‘weten we’ vertelt de gids, dat bomen via gigantische ondergrondse netwerken met elkaar communiceren. Die ‘wetenschap’ brengt de kunstenaar met de voortdurende communicatieve bewegingen in beeld. Mocht het niet wetenschappelijk bewezen zijn, dan is het toch mooi gevonden. Betula is de Latijnse naam voor een winterharde berkensoort. Zo gezien was mijn associatie met de Russische berkenbossen nog niet zo gek.
Neem ook een kijkje in de exposities met werk van Harmen Brethouwer (1960) en Jan Roeland (1935-1916).
Gefascineerd door de 8000 jaar oude Japanse lakwerktechniek ontstonden onder Brethouwers handen glad gepolijste met lak beschilderde panelen. Lak wordt uit het sap van de lakboom Rhus Vernicifera gewonnen. Door een inkerving in de stam wordt het sap, urushi, als bij een rubberboom getapt. De substantie is kleverig en lastig te verwerken. In de Japanse lakkunst kon daarmee alleen zwart en rood pigment worden gemengd. Brethouwer ging de uitdaging aan om ook andere kleuren, stukjes parelmoer en zelfs schalen van kippen- en struisvolgeleieren met het lak te vermengen. Al experimenterend, bereikte hij bijzonder verrassende effecten.
Eveneens verrassend zijn de hier getoonde bronzen sculpturen, die geen sculpturen zijn maar klokken! Ook de eeuwenoude kunst van het klokkengieten vormt een bron van inspiratie voor de kunstenaar. Na 20 jaar van experimenteren lukte het om in dit medium een zuivere vorm en klank te bereiken. De grote klok klinkt als een A. Hier zit het geheim in een ingenieus systeem, waardoor de klok iets boven de grond op een statief staat. Naast de klok ligt, heel uitnodigend, een hamer. Het is echter niet de bedoeling dat de bezoeker deze ter hand neemt. Op verzoek van onze rondleider ontlokt de suppoost met een welgemikte slag een doordringend en lang nazingend zuiver geluid uit de klok.
Tenslotte zie je hier, leuk voor jong en oud, de schilderijen van Jan Roeland. Deze werken zijn in al hun eenvoud niet alleen mooi en goed getroffen, maar ook humoristisch. Na jarenlang voor de klas te hebben gestaan besloot Jan Roeland zijn bestaan van onderwijzer te verruilen voor dat van kunstenaar. Zijn keuze werd ingegeven door een bezoek aan de Wereldtentoonstelling in 1959.
Het werk van deze autodidact wordt gekenmerkt door een uiterst vereenvoudigde weergave van een detail van de werkelijkheid; een steeltje van een bloem of een kenmerkend aspect van een dier. Door de spaarzame middelen en het vernuftig gebruik van kleuren slaagt hij erin een zekere spanning op te bouwen.
Prachtig zijn de ooievaars, kikkers en grappig het Dick Bruna-achtige kleurrijke vliegtuigje, waarin de vorm en de titel F-16 niet geheel of beter: helemaal niet samenvallen. Of Roeland nooit goed geluisterd of gekeken heeft naar deze Freedom Fighter, waar zijn zoon op vloog is een raadsel, of het moet zijn dat zoonlief de straaljager als een speeltje zag.
Hoe dit ook zij: de fragmentarische blow-up van een kikker is helemaal gebaseerd op de werkelijkheid; bij het zien van dit schilderij roept ieder kind het goede antwoord.
Link: Museum Kranenburgh
Vive l’Impressionisme; Topstukken uit Nederlandse Collecties. Van Gogh Museum Amsterdam tot en met 26 januari.
Vindingrijke conservatoren ontdekken steeds weer een nieuwe aanleiding voor een jubileumtentoonstelling. Vorig jaar vierde het Van Gogh Museum haar vijftigjarig bestaan. Dit najaar is het ook weer feest. De tentoonstelling Vive l’Impressionnisme memoreert het feit dat de stroming 150 jaar geleden werd ‘uitgevonden’. Nou ja, uitgevonden… In 1872 gaf Claude Monet met enkele schetsmatige penseelstreken een onorthodoxe impressie van de Le Havre bij zonsopkomst. Op een tentoonstelling in 1874 trok het werk nogal wat bekijks. Tegenwoordig zijn de laat 19e -eeuwse modernisten populair, maar destijds brachten de vlot gepenseelde momentopnames het publiek, gewend aan schilderijen in academische stijl, in verwarring. Gevraagd naar de titel van het schilderij zou Claude Monet geantwoord hebben: noem het maar Impression soleil Levant. Kunstcriticus Louis LeRoy omschreef de werken van Monet en zijn geestverwanten daarna als het werk van de impressionisten. Wat niet als een compliment was bedoeld.
Bij de tentoonstelling is een informatieve catalogus verschenen: 150 jaar Impressionisme: Het licht breekt door in Nederland. De subtitel doet denken aan hedendaagse politieke beloftes waar je een vraagteken bij kunt zetten, maar in de late 19e eeuw brak in artistiek opzicht het licht wel degelijk door, al ging niet iedereen daarin mee!
Tijdens de voorbezichtiging neemt conservator Fleur Roos Rosa de Carvalho ons mee naar het fin de siècle in Parijs. Tijdens de industriële revolutie nam met de toenemende welvaart ook de belangstelling voor kunst toe. Vooral belangstelling voor kunst van eigen bodem; het nationalisme vierde hoogtij. Verzamelaars in ons land hadden vooral oog voor de werken van de Haagse School. Van de nieuwlichters, de impressionisten, moesten ze aanvankelijk nog niet veel hebben. De heersende smaak wordt geïllustreerd met een wand vol oer-Hollandse werken. Landschappen en zeegezichten geschilderd in het academische palet van harmonieuze in elkaar overgaande tinten. Werk dat overigens ook al afweek van de destijds favoriete academische episodes uit de mythologie of de Bijbel met niet zelden een moralistische ondertoon. Voor deze moderne voorstellingen en met name die van de impressionisten gold: …het is wat het is… Deze werken bevatten geen symboliek of verborgen boodschappen meer.
Dankzij enkele bewonderaars met contacten in Parijs -destijds de culturele hoofdstad van Europa- brak het licht van de impressionisten ook in Nederland door. Tijdens verkooptentoonstellingen kwamen de impressionisten in privécollecties en door schenkingen in musea terecht.
Vive l’Impressionnisme is ingericht met bruiklenen uit 15 Nederlandse musea en privécollecties. De bezoeker ziet iconische doeken als Monets Papaverveld uit 1881, Pissarro’s Regenboog Pontoise uit 1877 en veel andere in het collectieve geheugen opgeslagen werken. Naast schilderijen worden ook voorbeelden van keramiek, teken- en prentkunst getoond: zoals de baanbrekende aquarellen van Cézanne en kleurige tekeningen in pastel van Berthe Morisot.
Bij impressionisme denk je wellicht aan tweedimensionaal werk, maar in deze expositie wordt ook beeldhouwkunst uit die periode getoond. Niet alleen realistisch ogende beelden van Auguste Rodin en Edgar Degas, maar ook sculpturaal werk van Medardo Rosso, die het impressionisme letterlijk in de vingers had!
Het gaat niet alleen over kijken naar kunst, maar de tentoonstelling vertelt ook over de aarzelende ontvangst van het Franse Impressionisme in ons land. Na eerdere scepsis gingen privépersonen en musea hier echter ook om.
Theo van Gogh, die in Parijs werkzaam was als kunsthandelaar, was een belangrijke traite-d’union tussen Frankrijk en Nederland. Regelmatig zond hij impressionistische prenten naar de jaarlijkse tentoonstelling van de Nederlandse Etsclub. Ter illustratie worden twee portretten van Berthe Morisot door Edouard Manet getoond. Deze kunstenaar wordt doorgaans niet in de context van de Impressionisten genoemd, maar wegens zijn moderne onderwerpkeuze, gedurfde composities en schilderstijl hoort Manet er echt bij.
De nu getoonde werken uit de Collectie Nederland getuigen van de succesvolle opmars van het impressionisme in ons land. Verzameld door havenbaronnen, captains of industry en andere liefhebbers van moderne Franse kunst.
Theo van Gogh begon ermee, privéverzamelaars volgden. Onder hen Daniel George van Beuningen, die het later naar hem genoemde Rotterdamse museum niet alleen in materieel- maar ook financieel opzicht steunde. Zelfs Helene Kröller-Müller, die hun werk ‘te luchtig en te vluchtig’ vond, ging ter vervolmaking van het beeld van de moderne kunst toch overstag met de aanschaf van de Schildersboot van Monet.
Tot de huidige dag worden Franse Impressionisten door Nederlandse verzamelaars gekocht. Ze moeten wel snel en financieel daadkrachtig zijn, want op het wereldtoneel verschuiven behalve economische- ook artistieke panelen. Een van de nu getoonde Caillebottes, de vlakte van Gennevilliers, uit 1883 belandde onlangs gelukkig in een Hollandse verzameling.
Vive l’Impressionisme is nog tot en met 26 januari in het Van Gogh Museum te zien.
Lees hier binnenkort meer over deze tentoonstelling of bezoek mijn lezing.
Woensdagochtend 11 december 10.00 uur Cultuurhoek Driebergen
Vrijdagochtend 10 januari 10.00 uur Oosterkerk Zeist
Donderdagavond 16 januari 20.00 uur Oosterkerk Zeist
Info & aanmelden: www.uitdekunstmarina.nl
Maarten van Heemskerck (1498-1574). Tot 20 januari in het Frans Hals Museum, Teylers en het Stedelijk Museum Alkmaar.
Na belangwekkende tentoonstellingen over de grote drie van de Gouden Eeuw: Rembrandt, Vermeer en Frans Hals gaan we met de minder bekende zestiende -eeuwse kunstenaar Maarten van Heemskerck (1498-1574) verder terug in de tijd. Dit najaar wordt zijn werk in een indrukwekkend drieluik gepresenteerd. Het Frans Hals Museum, het Teylers Museum en het Stedelijk Museum in Alkmaar tonen elk een hoofdstuk uit zijn omvangrijke oeuvre. Vanuit alle windstreken zijn 50 schilderijen, 15 tekeningen en 70 prenten ingevlogen van de man die de beeldtaal van de Renaissance, en met name het anatomisch ‘correct’ geschilderde naakt, in Nederland introduceerde. Een verbazingwekkend groot oeuvre wanneer je bedenkt dat deze werken ruim voor de bloeiende 17e eeuw en deels ook nog ver van huis zijn ontstaan!
Op de vraag Wie kent Maarten van Heemskerck zal het merendeel van de museumbezoekers het antwoord waarschijnlijk schuldig blijven, maar bij dit portret van een ijverige scholier gaat wellicht toch een belletje rinkelen.
Museum Boijmans van Beuningen
Dit voorheen aan Jan van Scorel toegeschreven portret van een studieuze jongeman stelt mogelijk de 12-jarige wijsneus: Bartholomeus van Teijlingen uit Alkmaar voor. Terwijl hij de beschouwer veelbetekenend aankijkt leert hij deze een lesje. Op het met fotografische precisie weergegeven briefje staat een in spiegelschrift genoteerde boodschap: Omnia dat Dominus non habet ergo minus’: de Heer geeft alles en heeft daarom niets minder’. Deze zin correspondeert met de moraliserende Latijnse tekst op de lijst:
QUIS DIVES? QUI NIL CUPIT. QUIS PAUPER? AVAR[us]
Wie is rijk? Hij die niets begeert
Wie is Arm? De Gierigaard!
Deze spreuk is ontleend aan een leerboek dat Desiderius Erasmus in 1514 samenstelde voor leerlingen van de Latijnse School.
Hiermee is in enkele woorden alles gezegd over het belang van Maarten van Heemskerck. Deze godsvruchtige kunstenaar was niet zomaar een schilder. Met zijn belangstelling voor de klassieke oudheid schaarde hij zich achter de kunstenaars en geleerden, zogeheten humanisten, die de artistieke en literaire voortbrengselen van de antieke Griekse en Romeinse Oudheid bestudeerden. Ook hij was een echte Renaissance kunstenaar!
Wie was Maarten van Heemskerck?
Maarten van Veen werd in 1498 in Heemskerk geboren. De passage die kunstenaarsbiograaf Karel van Mander in zijn Groot Schilder-boeck (1604) aan hem wijdt leest als een jongensboek.
…’Tot grooten onlust van den Ionghen’…wilde Maartens vader, Jacob Willemsz van Veen, dat hij hem op de boerderij zou gaan helpen. Zoonlief liet echter op overtuigende wijze merken dat hij daar niet voor in de wieg was gelegd. Hij wilde schilder worden. Van Mander beschrijft hoe Maarten met een emmer melk op zijn hoofd tegen een boomtak liep waardoor de kostelijke inhoud wegvloeide. Toen zijn vader hem met een eind hout achterna zat hield hij zich schuil in de hooiberg. De volgende morgen stopte zijn moeder hem wat geld toe, waarna hij zijn knapzak pakte en gehoor gaf aan zijn droom.
Achtereenvolgens kwam hij in de leer bij Cornelis Willemsz (1481-1552) en de wegens zijn Italiaanse stijl beroemde Jan van Scorel (1495-1562). In korte tijd ontwikkelde Heemskerck zich tot de spreekwoordelijke tovenaarsleerling die zijn leermeester overtreft.
Enthousiast geworden door de verhalen van Van Scorel reisde Van Heemskerck in 1632 naar Italië. Daar bestudeerde hij de kunst van Michelangelo (1475-1564) en Rafaël (1483-1520). De kort daarvoor opgegraven antieke sculpturen wakkerden zijn belangstelling voor het verleden niet alleen aan, maar verschaften hem ook authentiek materiaal voor een historisch correcte setting voor historische, mythologische en Bijbelse onderwerpen.
Na thuiskomst in 1536 introduceerde hij de vormentaal van de Italiaanse Renaissance in Nederland. In zijn schilderijen ontdek je invloeden van genoemde meesters en echo’s van de antieke Torso Belvedère en de Laocoöngroep. In een oog opslag is duidelijk waar van Heemskerck de houding van de hevig getormenteerde Christusfiguur in het paneel met de Geseling uit het Laurentius altaarstuk ontleende.
1 Hagesandros, Polydoros en Athnodorus van Rhodos, Laocoön en zijn zonen proberen zich te bevrijden van wurgslangen, 40-20 v. Chr. marmer, 208 x 163 x 112 cm. Vaticaanstad, Vaticaanse Musea
2 Maarten van Heemskerck, Geseling van Christus, Laurentiuslataarstuk, 1538-1543, paneel ca. 600 x 800 cm. Linköping, Dom.
Jaren later was Van Heemskerck zijn Italiaanse ervaringen nog niet vergeten. Aan de hand van in Rome gemaakte schetsen vervaardigde hij in 1553 dit trotse zelfportret. Staand voor het ruïneuze Colosseum demonstreert hij zijn fascinatie voor de Romeinse kunst en architectuur. Met zijn korte kapsel en volle baard zou hij vandaag de dag als hipster geen gek figuur slaan!
Wellicht vraag je je af: Heemskerck, waarom nu? Volgens de samenstellers van de tentoonstelling is het hoog tijd dat de vergeten- maar in zijn eigen tijd beroemde- kunstenaar zijn prominente rol in de kunstgeschiedenis terugkrijgt.
Hoe raakte hij uit beeld? Tijdens de Beeldenstorm was een deel van zijn werk verwoest en in de 17e eeuw werd hij overschaduwd door de meesters van de 17e eeuw. Smaakverandering en de Reformatie speelden ook een rol. Zijn on-Hollandse Rooms-katholieke onderwerpen konden in de protestantse Nederlanden niet op veel waardering rekenen. De overdreven druk gebarende en in getordeerde houdingen weergegeven personen evenmin. Heemskerck had alles uit de kast gehaald, maar deze overdreven stijl viel in de 17e eeuw niet meer in de smaak. De vraag waarom kunstenaars in deze [maniëristische] stijl werkten werd in de zestiende eeuw al beantwoord door de Italiaanse schilders biograaf Giorgio Vasari. In zijn Vite dei’ piu eccellenti scultori e pittori (1568) licht hij toe dat kunstenaars die de verworvenheden van de Italiaanse Renaissance onder de knie hadden, een stap verder gingen. Ze schilderden in ‘la bella maniera’….’per mostrar l’arte’…. Om te laten zien wat ze konden!
Ook voor vertrek naar Italië is Heemskercks vernieuwingsdrang al zichtbaar. In zijn vroege portretten vereeuwigde hij rijke burgers als mensen van vlees en bloed, gesitueerd in een alledaagse setting. Ook de beweeglijke, emotionele personages in zijn religieuze stukken pulseren van leven. Na zijn vormende jaren in Rome ontwikkelt Heemskerck zich tot de meest toonaangevende en productieve kunstenaar van de Noordelijke Nederlanden. De focus komt dan meer te liggen op prenten. Zoals privépersonen en zakenlui tegenwoordig via social media hun ideeën wereldkundig maken, maakte Heemskerck slim gebruik van het medium prentkunst om zijn werk te verspreiden.
Lees hier binnenkort een uitgebreid artikel over Maarten van Heemskerck en kom luisteren naar mijn lezing over deze vergeten kunstenaar.
Donderdagavond 7 november 20.00 uur Oosterkerk Zeist
Vrijdagochtend 15 november 10.00 uur Oosterkerk Zeist
Marianne von Werefkin (1860-1938) – pionier van het Expressionisme. Van 5 oktober tot en met 16 maart in Museum de Fundatie.
Museo Comunale d’Arte Moderna, Ascona
Terwijl de expositie Wassily Kandinsky: pionier van de abstracte kunst in Museum H’ART bijna ten einde loopt, presenteert de Fundatie in Zwolle nog een wegbereider: Marianne von Werefkin: pionier van het Expressionisme.
Dankzij haar geprivilegieerde adellijke afkomst kon zij -ongebruikelijk voor die tijd- de artistieke stem van haar hart volgen. Zij volgde schilderlessen bij de beroemde Russische schilder Ilja Repin (1844-1930). Deze kunstenaar bracht het soms rauwe Russische leven met niets ontziend realisme in beeld. Von Werefkin nam zijn lessen ter harte. Wegens haar losse, vloeiende toets en het warme palet werd zij bezongen als de Russische Rembrandt! Dit eerste hoofdstuk uit haar carrière wordt in de Fundatie geïllustreerd met een realistisch portret dat zij maakte van de echtgenote van haar leermeester, Vera Repin en een portret dat Repin van zijn jonge pupil maakte. Getuige een krachtig zelfportret ontwikkelt Marianne als snel een eigen -toen nog- op het impressionisme geënte stijl.
Museo Comunale d’Arte Moderna, Ascona
Met de schilder Alexej von Jawlensky verhuist ze in 1896 naar München; indertijd de ‘culturele hoofdstad’ van Duitsland. In de rolbevestigende veronderstelling dat haar werk er niet toe deed stopte ze met schilderen. Ze zat echter niet stil, zoals meer dames in artistieke kringen ontving ze in haar zogeheten ‘rose salon’, schrijvers, dichters, dansers en kunstenaars als Kandinsky en Münter. Met Alexej von Jawlensky maakte ze studiereizen naar Frankrijk en Italië tijdens welke ze haar ogen goed de kost gaf. De jaren dat ze op schilderkunstig gebied op non-actief stond, waren nicht umsonst; ze vormden een werkelijke incubatietijd! Wanneer ze in 1906 het penseel weer opneemt is haar expressieve stijl tot volle wasdom gekomen. De enigszins geabstraheerde platte vormen en intense kleuren verraden invloed van Vincent van Gogh, Paul Gauguin en de Nabis. Mooi voorbeeld vormt de geestige Herbstschule dat dateert van de periode 1907-1909, waarin zij met Jawlensky bij Kandinsky en Münter in Murnau verbleef.
Museo Comunale d’Arte Moderna, Ascona
Als lid van de in 1911 door Kandinsky en Marc opgerichte kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter speelde zij een belangrijke rol in de ontwikkeling van het Duitse expressionisme. In het zomernummer van Kunstschrift stelt conservator Sanne van der Kraats zelfs dat Von Werefkin tijdens het verblijf in Murnau dè inspirerende kracht was: niet alleen van haar partner Alexej von Jawlensky, maar ook van Gabriele Münter en Wassily Kandinsky aan wie de ‘uitvinding’ van de abstracte kunst doorgaans wordt toegedicht. Kandinsky heeft deze stijl weliswaar verregaand doorgevoerd, maar in de ontwikkeling daarvan liepen Werefkin en Münter met hem op! In een van de in Zwolle getoonde schetsboeken bevindt zich een schets van Murnau, met de karakteristieke kerktoren die we kennen van de impressies die Kandinsky en Múnter op diezelfde plek vastlegden.
De tentoonstelling is chronologisch thematisch ingedeeld naar hoofdstukken als: het Nachtleven in München en Vrouwenlevens, waarin het hardwerkende bestaan van weinig gewaardeerde eenvoudige vrouwen wordt uitgebeeld. Ook zie je schilderijen die tijdens haar connectie met der Blaue Reiter ontstonden en impressies van de landen die ze bezocht, zoals de Baltische kusten. Geloof en kunst streden in Werefkins leven om de voorrang. Onder de noemer Spiritualiteit zie je hoe zij daar vorm aan gaf.
Na het uitbreken van de eerste Wereldoorlog vestigen Von Werefkin en Von Jawlensky zich in het Zwitserse Ascona aan het Lago Maggiore. Aan de lange relatie tussen de beide kunstenaars komt een einde. Von Jawlensky verruilt Marianne voor haar dienstmeisje. In de bloedrode Tragische Stimmung heeft Marianne in 1910 haar verdriet gestalte gegeven. De datering van het op karton geschilderde werk zou je op het verkeerde been kunnen zetten. De affaire met het dienstmeisje Helene Nesnakomoff, waaruit een zoon werd geboren, speelde echter al ruim voor die tijd.
De inmiddels 61-jarige schilderes blijft berooid, maar niet werkeloos achter. Vervallen tot de kaste van de have-nots kiest la nonna, zoals de lokale bevolking haar noemt, het thema van sociale ongelijkheid tot hoofdmotief. Alle werken getuigen van empathie met hardwerkende arme mensen.
Daarvan getuigen werken met troosteloze drinkers in Het Café, de meer dood dan levende arbeiders van de pastafabriek in Lebende und Tote uit 1924 en de zorgelijke vrouwen met zuigelingen in Zwilinge, die veel weg hebben van de door Van Gogh geportretteerde baby Marcelle van postbode Roulin.
In mijn lezing en artikel over de Kandinsky tentoonstelling in Museum H’ART sprak ik mijn teleurstelling uit over de afwezigheid van geschilderd werk van Gabriele Münter. Ik besloot mijn impressie met volgende woorden: …’zonder de pretentie volledig te zijn heb ik een indruk gegeven van Kandinsky’s weg van figuratie naar abstractie. Anders dan vaak gedacht bewandelde hij die weg niet alleen. Gabriele Münter en Marianne von Werefkon vergezelden hem!’…
Het komt dan ook goed uit dat Museum de Fundatie dit najaar een groot overzicht geeft van het oeuvre van Marianne Von Werefkin. Deze expositie is het eerste retrospectief dat in ons land aan deze vrouwelijke pionier van het Duitse expressionisme gewijd is. Naast een kleurrijk overzicht van haar werk, gerangschikt naar de plaatsen die zij bereisde of waar ze gewoond heeft, geven foto’s een inkijkje in haar leven. Daarin zien we een stoere ‘manhafte’ vrouw, die haar artistieke succes, behalve door haar afkomst, vooral aan een ongebreideld doorzettingsvermogen en rotsvast geloof in zichzelf te danken had….
Met de volgende woorden was ze haar tijd ver vooruit:
…’Ich schaffe mir ganz bewusst Illusionen und Traüme.
Darin bin ich Künstler. Ich bin mehr Mann als Frau.
Allein das Bedürfnis zu gefallen und das Mitleid machen mich zur Frau.
Ich bin nicht Mann, ich bin nicht Frau, ich bin Ich’…
Van 5 oktober tot 16 maart is haar uitgebreide oeuvre in de Fundatie in Zwolle te zien. Von Werefkins verhaal wordt geïllustreerd met werken uit particuliere collecties en een groot aantal bruiklenen van het Museo Comunale d’Arte Moderna in het Zwitserse Ascona, dat Von Werefkin in 1922 samen met enkele kunstenaarsvrienden heeft opgericht.
Postscriptum.
Na afloop van de voorbezichtiging werd ik uitgenodigd om plaats te nemen in de ReCharge-dome; een grote tent die onder de ‘wolk’ van Museum de Fundatie is opgezet. Het is een, tja hoe moet je het noemen, kunstig digitaal klank en lichtspel, waar de bezoeker zich, gewapend met koptelefoon en liggend op een comfortabel matras, aan over mag geven. Dit 3600 kunstwerk maakt deel uit van de tentoonstelling RESET met werken van Delic & Huda, Yssef Ola-Agbo en Josèfa Ntjam. Het bleek een bijzondere totaalervaring, dat de doelstelling van de ontwerpers meer dan waarmaakt. Dit werk biedt aldus de kunstenaars Delic & Huda een …’een moment van bezinning als antwoord op ons hypersnelle moderne leven en laat het zenuwstelsel tot rust komen’…
Liggend in die tent krijg je gelegenheid om je batterij op te laden: en inderdaad, juist toen ik bijna in slaap viel, ging het licht weer aan en was de oplaadtijd verstreken!
Link naar artikel: Kandinsky, Pionier van de Abstracte Kunst
Link: Museum de Fundatie
Joan Miró – Sculptures. Tot en met 2 maart in Museum Beelden aan Zee, Den Haag.
Als je niet beter wist zou je bij het zien van Miró’s Monument uit 1970 kunnen denken dat het per abuis is achtergebleven na de vorige expositie. In 2022 wijdde Museum Beelden aan Zee een indrukwekkend retrospectief aan Henry Moore (1898-1986). De binnen een afgerond vierkant geplaatste eivormige holle- en gespiegelde bolle vorm daar bovenop zouden ook associaties kunnen oproepen met de sculpturen van Anis Kapoor (1954). Dit metershoge beeld is verrassend genoeg een creatie van Joan Miró (1893-1983)!
Kenners kijken hier natuurlijk niet van op, maar bij de doorsnee museumbezoeker is Miró beter bekend van zijn schilderijen. Poëtische, enigszins raadselachtige doeken, waarin hij in een geheel eigen symbolistische beeldtaal uiting gaf aan zijn binnenwereld. De hoogbejaarde kunstenaar was in 1983 over zijn dubbele kunstenaarschap heel duidelijk:
…‘Ik ben een gevestigde kunstschilder, maar een jonge beeldhouwer!’…
De verrassing wordt nog groter wanneer je leest wat het triviale uitgangspunt was voor de zojuist beschreven sculptuur: een door veelvuldig gebruik uitgehold stukje handzeep. Dit past helemaal in de bizarre ideeënwereld van de kunstenaars die hun onderwerpen ontleenden aan het onderbewuste en het domein van de dromen. Miró was een van de grondleggers van de stroming die de geschiedenis is ingegaan als het surrealisme.
Evenals zijn tijdgenoot Henry Moore haalde Mirò ook inspiratie uit natuurlijke objecten die hij op het strand vond. Een betere locatie dan Museum Beelden aan Zee is dan ook nauwelijks denkbaar voor een overzicht van Mirò’s sculpturen.
Dankzij zo’n 55 bruiklenen van de Fundació Joan Miró in Barcelona en de Fondation Maeght in Saint-Paul-de-Vence kan het Nederlandse publiek tot 3 maart kennis maken met die andere kant van Miró. Zowel met zijn surrealistische schilderijen, vol mysterieuze tekens en symbolen, als met zijn beeldhouwkunst doorbrak Mirò de toenmalige artistieke grenzen. Behalve monumentale openbare werken worden ook zijn experimenten met keramiek, studies in gips en assemblages getoond. Ze getuigen van zijn onbegrensde verbeeldingskracht en voortdurende zoektocht naar nieuwe ideeën, materialen en technieken.
Vrouwen, vogels en alledaagse voorwerpen inspireerden de (fervent) Catalaanse kunstenaar tot de meest fantasierijke creaties. In dit overzicht van zijn beeldhouwwerken kun je moeiteloos een veelvoud aan artistieke invloeden herkennen. Echo’s uit het verre en nabije verleden, zoals invloeden van Picasso, de surrealisten, abstract expressionisten en -dat kennen we al van zijn schilderijen- biomorfe vormen, waartoe hij geïnspireerd raakte na het zien van micro-organismen onder de microscoop.
Miró was een zeer veelzijdig man. Tot hoge leeftijd bleef hij letterlijk en figuurlijk in beweging. Als een kameleon die voortdurend van kleur verandert vond hij zichzelf elke keer weer opnieuw uit!
Naast vernieuwing duiken, soms jaren later, allerlei eerder gebruikte motieven steeds weer op. Het op twee aaneengeklonken koffiemokken gelijkende Tête Multicolore herleeft in 1971 in het carnavaleske Personnage et Oiseau, waarin het artistieke vocabulaire van Picasso, de Cobrabeweging en zelfs Jeroen Bosch, niet ver weg is.
Bijzonder geestig is het als campagnebeeld gebruikte Couple d’amoureux aux jeux de fleurs d’amandier, dat qua titel en uitvoering perfect de geest van de doldwaze surrealisten illustreert. In een voorbeschouwing las ik:
… ‘Miro’s surrealistische droombeelden komen in zijn latere werk als driedimensionaal figuren in zijn sculpturen terug: ze stappen als het ware het schilderij uit!’…
Ik zou het niet beter kunnen verwoorden! Ontdek het zelf in de letterlijk en figuurlijk geestverruimende expositie die nog tot 2 maart in Museum Beelden aan Zee is te zien.
Link: Museum Beelden aan zee
Link: Mijn artikel over Henri Moore bij Beelden aan zee
Het Verdwenen Museum. Van 12 september tot en met 5 januari in het Mauritshuis Den Haag.
Zo’n 200 jaar geleden herbergde het Mauritshuis niet een, maar twee musea. In de bovenzalen bevond zich het Koninklijk Kabinet van Schilderijen; de basis van de huidige collectie. Op de benedenverdieping was het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden ingericht. In dit eerste volkenkundig museum van Nederland waren meer dan 10.000 objecten uit de hele wereld te bewonderen.
Dit najaar presenteert het Mauritshuis een reconstructie van dit zogeheten rariteitenkabinet. Deze van het Latijnse woord rarus afgeleide benaming roept wellicht associaties op met rare zaken en dat klopt, want de hier getoonde voorwerpen zijn in de oorspronkelijke betekenis van het woord zeldzaam!
Toen Europeanen in de late 16e en vooral 17e eeuw hun vleugels uitsloegen ontdekten zij verre kusten. Daar zagen zij niet alleen -in hun ogen- bijzondere mensen, maar ook onbekende dieren, planten, schelpen en gebruiksvoorwerpen. Ze werden naast exotische handelsproducten meegebracht door de schepen van de Oost- en West-Indische Compagnie. Vermogende aristocraten, natuurvorsers en artsen begonnen deze door de natuur en door mensenhand voortgebrachte objecten te verzamelen. Hun als naturalia en arteficialia gerubiceerde collecties lieten zij trots aan familie en vrienden zien. Anderen stelden hun verzameling open voor het publiek, zoals de Enkhuizer arts die zich voorstelde als Bernardus Paludanus (1550-1633), maar eigenlijk gewoon Berent ten Broecke heette. Van het ongelooflijk aantal verre landen dat deze reislustige man bezocht bracht hij allerlei souvenirs mee.
Zijn woonplaats Enkhuizen was destijds een belangrijke VOC-haven. Schepen die hier aanmeerden brachten vanuit alle windstreken uitheemse planten, schelpen en dieren mee. Deze kregen een plekje in Paludanus verzameling, die als het eerste rariteitenkabinet van ons land wordt beschouwd.
In de loop van de 17e eeuw ontstonden meer verzamelingen. De Amsterdamse arts en anatoom Frederick Ruysch (1637-1731) legde een uitgebreide collectie medische preparaten aan. Bij de Amsterdamse apotheker Albertus Seba (1665-1736) kon je een reeks dierpreparaten bewonderen. Hij was er zeer aan gehecht, tot tsaar Peter er een bod op deed dat hij niet kon afslaan! Tot de huidige dag is deze collectie ondergebracht in de Academie van Wetenschappen in Sint-Petersburg.
Uit deze mini-museumpjes kwamen in de loop van de 17e en 18e eeuw de eerste aan biologie en antropologie gewijde musea voort. In de eerste rariteitenverzamelingen, ook wel aangeduid als Kunst- und Wunderkammer, kon het publiek zich vooral verwonderen, maar de doelstelling van de daaruit voortgekomen musea was van educatieve aard.
In het Mauritshuis, genoemd naar zijn bouwheer prins Johan Maurits van Nassau Siegen (1604-1679) waren van meet af aan tal van etnografische objecten en schilderijen van uitheemse mensen te zien. Deze herinnerden aan de tijd waarin hij als gouverneur van Nederlands Brazilië was aangesteld. Verwijzend naar de rijkdommen die Johan Maurits had verkregen uit de handel in Braziliaanse suiker werd zijn woning destijds in de volksmond aangeduid als het suikerpaleis. Recent onderzoek heeft aangetoond dat een substantieel gedeelte van zijn fortuin werd verkregen uit de handel in vanuit Afrika geïmporteerde zwarte arbeidskrachten.
In de gereconstrueerde zalen zie je vitrines vol met uitheemse kostbaarheden. Echte en kunstig gecomponeerde fake objecten zoals een Zeemeermin, een wezen waaraan gelukbrengende krachten werden toegekend. Hoe het Kabinet van Zeldzaamheden precies was ingericht weten we niet, maar aan de hand van een oude handleiding is de indeling van de zalen wel bekend. De bezoekers zagen achtereenvolgens Chinese objecten en Aziatische objecten, zoals een ivoren puzzelbal. Dat niet alleen bewondering afdwingt door het ongelooflijke vakmanschap van de ivoorsnijder, maar ook wegens het vernuft waarmee de eigenaar met behulp van een pennetje de in de bal verscholen kleinere balletjes kon laten draaien!
Via de Japanse zaal belandde de bezoeker in de destijds geroemde zaal met vaderlandse geschiedenis. In de reconstructie wordt de door een kogel geperforeerde hoed getoond veroorzaakt door het schot dat Ernst Casimir in 1632 fataal werd. De expositie nodigt de bezoeker ook uit tot reflectie. Hoewel het Kabinet van zeldzaamheden al in 1883 werd gesloten leefden nationalistische sentimenten en ideeën over kolonialisme voort. Het museum stelt dan ook de volgende vraag:
Is het verdwenen museum echt verdwenen?
Slaap! Tentoonstelling in Museum KaDe, Amersfoort tot en met 5 januari 2025.
Hoe vaak wordt de rust van ouders niet verstoord door de kreet: … Ik kan niet slapen! Vooral aan de vooravond van een belangrijke gebeurtenis op school, een verjaardag of een vroege vertrektijd voor een vakantiereis. Daar heb je als volwassene ook last van. Wat de volgende dag ook brengt: in alle gevallen is het vervelend om uren wakker te liggen. De als geruststelling bedoelde woorden …je rust toch… helpen ook niet echt of beter: echt niet! Wat dan? Laat het rusten!
Sinds kort kan een horloge zo ongeveer het hele bestaan in de gaten houden. Niet alleen bezigheden overdag, hoeveel stappen zijn gezet, hoeveel trappen zijn gelopen en ga zo maar door. Ook ’s nachts. Waarbij zelfs de geslapen uren worden geregistreerd. Waartoe? Je weet toch zelf ook wel of je wakker hebt gelegen! Bedoeld als waarschuwing of ter geruststelling; aan het ongemak van niet kunnen slapen verandert deze informatie in elk geval niets.
Alles over slapen, de effecten van al of niet slapen en bijverschijnselen als slaapwandelen -eng-, dromen en soms -nog enger- nachtmerries worden in deze familietentoonstelling door de ogen van vijftig voornamelijk eigentijdse beeldend kunstenaars belicht.
De tentoonstelling is ingericht naar de 4 fases die een slapend mens idealiter doormaakt: via sluimerslaap en lichte slaap belandt de bezoeker in een ruimte gewijd aan diepe slaap. Daarna (slaap)wandel je via de droom naar de grote zaal waar het bed centraal staat. Je kunt in de expositie ook een ander als slaap/waak aangeduid traject volgen, want niet iedereen heeft een ideale slaapcyclus. Stress en angst kunnen tot slapeloosheid en slaapproblemen leiden, aldus het bijschrift.
Ook al heb je niet altijd zin om naar bed te gaan: slapen is (een) noodzakelijk (kwaad). Op andere momenten wil je weer niets liever dan je overgeven aan Morpheus. Bij de informatie dat je ongeveer een derde van je leven in dromenland verkeert ben je geneigd te denken: wat zonde van de tijd! Maar deze ogenschijnlijk contraproductieve tijd leidt, evenals rustpunten overdag, paradoxaal genoeg juist tot revitaliseren en creativiteit.
Dit inzicht heeft beeldend kunstenaar Mladen Stillinovic in 1978 treffend verbeeld in de zelfportretreeks van een slapende kunstenaar, die hij de titel Artist at Work meegaf.
Met zijn Threshold of Complexitiy duikt ook Harm van den Berg in de duistere wereld van onbewuste nachtelijk hersenactiviteit, waarin zich een wonderlijk proces voltrekt. De scherpe kantjes van heftige pijn en emoties worden afgevlakt of zelfs geheeld gedurende de slaap. Tijdens dit proces vindt, even kort door de bocht, een positieve hersenspoeling plaats. Overbodige informatie wordt als ballast overboord gegooid, terwijl andere zaken in je geheugen worden opgeslagen. Ook voor een juiste besluitvorming in lastige kwesties zorgt slaap voor een heldere blik: … slaap er een nachtje over…
Het mysterie van de droomwereld en de slaap weet kunstenaars al eeuwenlang te boeien. In de vroege 17e eeuw gaf Jacques de Gheyn zijn idee van de slaap gestalte in de vorm van een in een dementorachtige mantel gehulde personificatie. Bij Francisco José de Goya neemt de vlucht van de geest nachtmerrieachtige vormen aan. De Surrealisten gingen tijdens het interbellum (en ook nog daarna) helemaal los in hun verbeelding van aan de droomwereld en het onderbewuste ontsproten prenten en schilderijen.
Ga het zelf zien en ervaren: deze bijzondere tentoonstelling over het fenomeen dat ons een derde deel van ons leven wakend of slapend bezighoudt!
Tot en met 5 januari in Museum Kade, Amersfoort.
Op verschillende dagen in september en oktober (zie website) biedt het ticket een buitenkansje: dan kun je een kijkje nemen in het tegenover Museum Flehite gelegen St. Pieters en Bloklands Gasthuis. De inrichting van dit in 1531 gestichte Oudemannenhuis is compleet met 22 originele bedstedes, nog helemaal intact.
Manahahtáanung of Nieuw Amsterdam. Tentoonstelling over het ontstaan van New York. Amsterdam Museum tot en met 10 november.
Tot half november vertelt het Amsterdam Museum het inheemse verhaal achter New York. Waarom? Vierhonderd jaar geleden vestigden Nederlandse kolonisten zich aan de monding van een grote rivier op de oostkust van de Verenigde Staten. Deze draagt nog altijd de naam van de man die deze in de vroege 17e eeuw ‘ontdekte’.
Dit verhaal kennen we toch al? Vijftien jaar geleden werd eveneens stil gestaan bij deze historische gebeurtenis. Uit mijn archief diep ik een stuk op uit 2009, gewijd aan de ‘ontdekking’ – zoals dat toen nog kon worden verwoord- van New York. Onder het motto New York and the Dutch Connection vonden toen op beide continenten feestelijke herdenkingen plaats.
In 2009 was het aldus dit artikel… ’precies 400 jaar geleden dat de Engelse zeevaarder Henry Hudson in opdracht van de VOC scheepging met de opdracht een nieuwe zeeweg naar Azië te vinden’… Nogal uit de route belandde hij op het eiland Manhattan. De door hem gestichte nederzetting Nieuw-Amsterdam veranderde eind 17e eeuw van eigenaar en naam. Tijdens een potje monopoly met de Britten werd Nieuw-Amsterdam in 1664 geruild voor Suriname. In de letterlijke betekenis van het woord een big deal: sindsdien is onze voormalige kolonie uitgegroeid tot een veel bezongen metropool van wereldformaat: New York, New York, a city so nice you name it twice!
Het Nederlands Dagblad van 10 augustus 2009 plaatste -destijds vooruitstrevend- een vet vraagteken achter de kop: 400 jaar New York Vieren? De kritiek van de auteur, Pieter Bos, vormde toen slechts een voetnoot bij de uitgebreide feestelijkheden, waarmee de komst van de Hollanders in Amerika werd gememoreerd. Volgens de overlevering kochten de Nederlanders in 1626 het eiland Manhattan voor zestig gulden van de plaatselijke ‘indianen’. Deze zouden daar echter mee hebben ingestemd nadat de kolonisten hen lieten kennismaken met alcohol. Dankzij het geestrijke vocht konden de Hollanders de lokale bevolking manipuleren, aldus Bos. Deze voor scheepvaart en handel in beverhuiden ideale locatie groeide uit tot een van de belangrijkste monetaire centra van de wereld. Om de lokale bevolking buiten de deur te houden werd rond Nieuw Amsterdam een muur opgetrokken. Aan deze omheining herinnert de huidige Wall Street. Voor de oorspronkelijke bewoners betekende de ‘wall’ het symbool van uitsluiting en het begin van veel ellende.
Kantelend perspectief
Kort na de prijzende uitlatingen van de toenmalige premier Balkenende over de Hollandse VOC-mentaliteit, begon de kijk op het tot dan toe veelal bejubelde koloniale verleden te kantelen. In 2009 werd het verhaal over de relatie Amsterdam – New York nog voornamelijk verteld vanuit Nederlands perspectief. De titel van de huidige tentoonstelling geeft aan dat de rollen inmiddels zijn omgedraaid: Manahahtáanung of Nieuw Amsterdam…
In samenwerking met het Museum of the City of New York presenteert het Amsterdam Museum een expositie over deze gedeelde geschiedenis, waarin vertegenwoordigers van de oorspronkelijke bewoners van dit gebied: de Lenape, ook een stem hebben gekregen. Anders dan gebruikelijk staat niet de historie van de witte kolonist centraal, maar de geschiedenis, de kunst en de cultuur van dit volk. Haar habitat overlapte het grondgebied van de huidige staten Connecticut, New York, Delaware, New Jersey en Pennsylvania. Onder de benaming Nieuw Nederland beschouwden de kolonisten dit gebied als hun eigendom.
De tentoonstelling maakt duidelijk dat er in ‘the making of Nieuw Amsterdam – New York’, behalve de Nederlanders en de Amerikanen nog een andere speler was. Doelstelling van de tentoonstelling is het creëren van bewustwording van deze geschiedenis, zowel aan deze als gene zijde van de plas. In Nederland kennen velen deze geschiedenis, maar toen ik jaren geleden bij een ontmoeting op Staten Island de herkomst van die naam vertelde was de reactie:
The Dutch???? You must be kidding!
Anno nu wordt de keerzijde van deze tot ver in de twintigste eeuw als succesverhaal gepresenteerde ‘story’ verteld. Na een begroeting door Chief Urie Ridgway, begint een boeiende met objecten en kunstwerken geïllustreerde alternatieve tijdreis. In de presentatie wordt de onderdrukking en de (bijna) vernietiging van de cultuur van de Lenape duidelijk.
Naast historische objecten, die vanuit hedendaags perspectief niet altijd op rechtvaardige wijze werden verkregen, zie je ook werk van eigentijdse kunstenaars. Zij laten hun licht schijnen op de slechte kanten van deze geschiedenis. Myles Jackson Lynch geeft een bloedrode impressie van de grond waar ooit de Hickories (okkernootbomen) groeiden, die nu bedekt is met nieuwbouw en asfalt.
Als uitgangspunt voor haar poging tot rehabilitatie van de geschonden oorspronkelijke natuur en de geschonden inheemse bevolking koos Patricia Kaersenhout portretten van welgestelde 17e eeuwers. In een surrealistische spookachtig neverland doemen ze op in de ooit weelderige natuur van Manahahtaanung. De nazaten van de oorspronkelijke bewoners komen eveneens letterlijk en figuurlijk aan het woord. In de expositiezalen geven zij niet alleen met hun kunst, maar ook in video’s via oral history uiting aan de impact en doorwerking van de kolonisatie.
Het museum richt tenslotte ook de blik naar binnen. In 1983 stond hetzelfde thema op de agenda. In de tentoonstelling Van Nieuw Amsterdam tot New York, 1624 – 1664 stond de stichting van de Nederlandse kolonie en de handel van de WIC centraal. Aan de lokale bevolking werd nauwelijks aandacht besteed. In de zalen aan de Amstel wordt hen nu een breed podium geboden om de publiek kennis te laten maken met hun cultuur. Indrukwekkend is de symbolische riem die, met de betaalmiddelen van die tijd: schelpen en kralen, nog ‘under construction’ is.
Het is de bedoeling dat de samenwerking tussen beide Musea en de Lenape volgend jaar zal resulteren in een vervolgtentoonstelling in het City of New York Museum.
Tentoonstelling Manahahtaanung of Nieuwe Amsterdam? Het Inheemse verhaal achter New York. Tot en met 10 november in het Amsterdam Museum aan de Amstel.
Wassily Kandinsky; Pionier van de Abstracte Kunst. Museum H’ART Amsterdam tot 11 november 2024.
Olie op doek. Geschonken door Nina Kandinsky in 1976
Met deze tentoonstelling wordt een nieuw hoofdstuk in de jonge geschiedenis van Museum H’ART (voorheen Hermitage Amsterdam) geschreven. Na de breuk met Rusland is het museum een samenwerkingsverband aangegaan met het Centre Pompidou in Parijs. Dit museum is in het bezit van een grote collectie werken van Kandinsky die zijn geschonken door Nina, de weduwe van Kandinsky.
Dankzij deze connectie krijgt het Nederlandse publiek de unieke kans om dichtbij kennis te maken met het fascinerende werk van deze pionier van de abstracte kunst. De bezoeker wordt meegenomen op een tijdreis door het oeuvre van de kunstenaar. Dit retrospectief volgt Kandinsky’s artistieke weg van figuratie naar abstractie. In de geest reist de bezoeker in het voetspoor van de kunstenaar naar Nederland, Duitsland, Frankrijk, Tunesië, München en Rusland. Zijn verblijf in deze landen wordt geïllustreerd met kleine werken. Bijzonder leuk zijn de figuratieve impressies die hij in Nederland maakte.
In de grote zaal wordt Kandinsky’s ontwikkeling naar abstractie aan de hand van monumentale doeken zichtbaar gemaakt. In de werken die in Murnau ontstonden zie je letterlijk en figuurlijk hoe hij de herkenbare wereld geleidelijk aan verlaat. Aanvankelijk zijn enkele figuren nog (enigszins) zichtbaar, zoals een man en paard in Improvisation III uit 1909. Maar deze lossen gaandeweg weg op in een feest van kleuren en vormen, zoals in het doek Mit dem Schwarzen Bogen uit 1912.
Geschonken door Nina Kandinsky in 1976
Hoogtepunt vormt de reconstructie van de met wandschilderingen gesierde ontvangstsalon van de Juryfreie Kunstschau die in 1922 in Berlijn te zien was.
In de bovenzalen komt de bezoeker meer te weten over het Bauhaus waaraan Kandinsky als docent verbonden was. Dit hoofdstuk wordt geïllustreerd met foto’s, documenten en een met meubels in de stijl van het Bauhaus ingerichte kamer.
Tenslotte: Kandinsky was niet alleen schilder, maar evenals veel andere kunstenaars in die tijd, hij filosofeerde ook over metafysische aangelegenheden. Zijn ideeën legde hij vast in een traktaat: Über das Geistige in der Kunst, waarin hij een relatie legt tussen klank en muziek: klankkleur. In een van de kabinetten worden, vergezeld van ijle klanken, aan Kandinsky ’s werk ontleende vormen geprojecteerd.
Klik hier voor een uitgebreid artikel over de tentonstelling.. Interesse gewekt? Kom dan naar een van de lezingen die ik in september en oktober zal geven.
Woensdagochtend 25 september 10.00 uur Cultuurhoek Driebergen
Vrijdagochtend 20 september 10.00 uur Oosterkerk Zeist
Donderdagavond 10 oktober 20.00 uur Oosterkerk Zeist
Veertig jaar Tussen Kunst en Kitsch, tentoonstelling in Kasteel Ruurlo, tot en met 3 november.
Tussen Kunst en Kitsch. Twee generaties groeiden ermee op en presentatrice Nelleke van der Krogt heeft er zelfs grijze haren van gekregen! In de introductiefilm zie je hoe deze enthousiaste voorganger van Frits Sissing met de verwachtingsvolle aanbieder van het object en de expert rond de tafel zit. Na het aanhoren van het verhaal achter het materiaal, dat Nelleke niet zelden van een humoristische toets voorziet, komt het antwoord op de vraag… en wat is het waard?
Het programma is met op winst en sensatiebeluste bezoekers niet alleen vermakelijk, maar ook leerzaam. De hele mondiale kunst- (en kitsch) geschiedenis is de afgelopen veertig jaar voorbijgekomen. Daarmee is het programma, lang voordat musea belangstelling kregen voor niet-Westerse kunst, haar tijd vooruit!
Zelf hield ik vaak een notitieboekje bij de hand om wetenswaardigheden te noteren. Zeker als vader en zoon Hoogsteder hun licht op oude schilderijen lieten schijnen of wanneer Jan Polak een boekje opendeed over Aziatische kunst. Het antwoord op de vraag “hoe komt u hieraan? “ is heel divers …’mijn overgrootvader was een hoge piet in ‘ons’ Indië’…, ‘ik heb het geërfd van een oude tante’… of …’voor een habbekrats gekocht op marktplaats of op een vlooienmarkt’…
Als kijker voelde je de teleurstelling wanneer het meegebrachte object als kitsch werd afgedaan en vreugde wanneer iemand die kwam met een schilderij van een tientje naar huis ging met een werk dat ineens drie nullen meer waard bleek te zijn!
Soms komen uit plastic tassen ook zaken tevoorschijn, waarvan het hart van de expert sneller gaat kloppen of zelfs een slag overslaat! Dat overkwam Robert Aronson toen een dame hem een Delfts blauwe kandelaar ter beoordeling aanbood. De kandelaar in de stijl van Lodewijk XVI, bestaande uit een kelkje op een speels gedraaide voet, bleek uniek in zijn soort. Rond 1760 gemaakt in de Porcelijne Lampetkan; een van de talrijke de aardewerkfabrieken in Delft. Van dit model zijn geen andere exemplaren bekend, maar de eigenaresse diepte nog een exemplaar op uit haar tas. Voor geen goud wilde ze deze verkopen, maar beide zijn nu in de eetzaal van kasteel Ruurlo te zien.
Museum More grijpt het 40-jarig jubileum van het AVROTROS tv-programma aan voor een feestje op kasteel Ruurlo. In vijf themazalen worden 75 highlights uit de geschiedenis van het programma gepresenteerd. Vaak eeuwenoude, maar ook recentere gebruiks- en verzamelobjecten afkomstig uit alle windstreken.
Verder lezen kunt u hier.
De nieuwe vaste tentoonstelling van Rijksmuseum Museum Bronbeek, Arnhem.
Zonder Indische roots of een (groot)vader die in zijn jonge jaren voor volk en vaderland in ‘ons’ Indië diende besluit je misschien niet zo gauw tot een bezoek aan het Rijksmuseum over de koloniale militaire geschiedenis van Nederland. Tijdens de Ochtend van NPO Klassiek sprak Andrea van Pol 13 augustus jl. met directeur Pauljac Verhoeven van Museum Bronbeek.
Na dit vraaggesprek was ik echter meteen om. Ter gelegenheid van de herdenking van de capitulatie van Japan en het einde van de Tweede Wereldoorlog in de Oost werd de nieuwe presentatie op 16 augustus geopend.
Aan de hand van voorwerpen, foto’s, video’s en persoonlijke verhalen vertelt Museum Bronbeek het gecompliceerde verhaal van de ‘opkomst en val’ van de Nederlandse koloniale aanwezigheid tussen 1816-1962. De doelstelling van de presentatie is een nieuw, verdiept historisch overzicht te bieden van de afgelopen 80 jaar. Met de blik van nu worden de verovering, de oorlogen, het koloniale bestuur, de samenleving en de strijd voor onafhankelijkheid belicht. Museum Bronbeek daagt de bezoeker uit om zelf een mening te vormen.
De expositie biedt jongeren de gelegenheid om kennis te nemen van deze voor hen veelal onbekende geschiedenis. Oud-Indiëgangers zullen de nieuwe presentatie wellicht als confronterend ervaren. Als je niets weet is het een prima tentoonstelling om doorheen te lopen, maar voor veteranen van het KNIL (het Koninklijk Nederlands Indisch Leger) die hun eigen geschiedenis meebrengen kan het zien van deze geschiedenis emoties oproepen. Mensen op die hoge leeftijd willen niet meer geconfronteerd worden met alle ellende van die periode, aldus Verhoeven.
Nog geruime tijd na de onafhankelijkheid van Indonesië werd door menigeen nog met trots en nostalgie teruggekeken op deze koloniale geschiedenis. Trots heeft inmiddels plaats gemaakt voor kritiek en het besef dat schaamte in een aantal gevallen gepast zou zijn. Terwijl Nederland na de beëindiging van WOII bevrijd was begon ze zelf een oorlog tegen de Indonesische Nationalisten, die eveneens streefden naar vrijheid! Tijdens de zogeheten politionele acties waarmee Nederland de kolonie hoopte te behouden waren aan beide zijden zware tienduizenden doden te betreuren. Onder druk van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties vond op 27 december 1949 in Amsterdam de soevereiniteitsoverdracht plaats.
Vanuit ons perspectief is afkeuring van het kolonialisme niet moeilijk, maar ook tijdens de Nederlandse overheersing waren al kritische geluiden te horen. In zijn -nota bene- aan Koning Willem II opgedragen roman Max Havelaar stelde Edouard Douwes Dekker in 1860 de koloniale praktijken van het Cultuurstelsel en de uitbuiting van de lokale bevolking aan de kaak. Museum Bronbeek daagt de bezoeker uit om zelf een mening te vormen. Tijdens de Politionele acties durfde dienstplichtig soldaat Jan ‘Poncke’ Prinsen tegen het Nederlands gezag op te staan. Tot ontsteltenis van velen liep hij in 1948 over naar de vijand; dit was erger dan insubordinatie. Detentie was het gevolg. Later verklaarde hij dat hij met deze stap gekozen had voor de juiste kant van de geschiedenis.
Terug naar de tentoonstelling. Deze is gebaseerd op de geschiedenis die letterlijk en figuurlijk voornamelijk door mannen geschreven is, maar er waren ook vrouwen! Interessant zijn de hoofdstukjes gewijd aan moedige eigentijdse vrouwen als de Indische schrijfster Raden Adjeng Kartini (1879 – 1904) en de Nederlandse arts Aletta Jacobs (1854-1929). Deze voorvechtsters van vrouwenrechten worden in een spiegelportret aan het publiek gepresenteerd. Aletta Jacobs kennen we in Nederland natuurlijk allemaal. De eerste vrouwelijke arts vocht een leven lang tegen de stroom in; eerst om aan de universiteit te mogen studeren, daarna voor het verkrijgen van zowel passief als actief vrouwenkiesrecht. Ook zette zij zich metterdaad in om klasse ongelijkheid op medisch gebied te slechten, om enkele verworvenheden te memoreren.
Ook in Indië kwam een dappere vrouw op voor vrouwenrechten. Als dochter van een ‘hoge Piet’, de regent van Jepara, groeide Adjeng Kartini op in een bevoorrechte positie. Daarin was zij echter ook getuige van de problemen die de destijds geaccepteerde polygamie voor vrouwen veroorzaakte. Daar scholing voor meisjes marginaal of geheel ontbrak bevocht zij het recht op onderwijs voor vrouwen. Ook sprak zij zich in negatieve bewoordingen uit over het zelfzuchtige materialisme van de koloniale heersers. Haar inspanningen waren niet tevergeefs. Sinds 2007 looft de gemeente Den Haag een naar haar genoemde prijs uit voor een persoon of organisatie die zich inzet voor het verbeteren van de positie van vrouwen. Ook Aletta’s verworvenheden worden met een tweejaarlijkse prijs in herinnering gehouden. De Groningse Universiteit reikt deze uit aan voor vrouwen met een academische opleiding die zich verdienstelijk hebben gemaakt op het gebied van vrouwenemancipatie.
Met deze eigentijdse presentatie schudt Museum Bronbeek haar , in mijn ogen, wat stoffige imago van zich af!