HIER. Zwart in Rembrandts tijd Rembrandthuis, Amsterdam tot en met 6 september 2020

Omslag Boek bij de tentoonstelling; Hendrick Heerschop, Koning Caspar, 1654 of 1659, Staatliche Museum zu Berlin, Gemäldegalerie, Berlijn

Naast de beeldbepalende figuren in 17e eeuwse regenten- en familieportretten zie je als bijwerk soms een mooi geklede zwarte bediende -meestal een schattig jongetje- vaak met een blad verfrissingen. In de tentoonstelling HIER. Zwart in Rembrandts tijd zijn de rollen tot en met 31 mei omgedraaid. Hier spelen zwarte personen, geportretteerd door Rembrandt en tijdgenoten, de hoofdrol!     

Pieter Nason, Johan Maurits met zwarte bediende, 1666, Museum Narodowe, Warschau

De tentoonstelling markeert het begin van de samenwerking tussen 12 musea, die onder het motto Musea Bekennen Kleur vraagstukken rondom inclusie en diversiteit binnen de museale sector onderzoeken, aldus Aspha Bijnaar, onderzoeker en trekker van het project.

De ambitie is dat ook andere musea zich aansluiten bij het Amsterdam Museum, het Bonnefanten, het Dordrechts-, het Frans Hals-, het Arnhems museum, het Rijks, het Stedelijk, het Van Abbe-, het Van Gogh- en het Zeeuws Museum. In het Utrechtse Centraal Museum was in dit kader vorig jaar al een interessante tentoonstelling te zien. Zwarte bijfiguren in 17e en 18e eeuwse portretten vormden daar de inspiratiebron voor eigentijdse gefotografeerde en geschilderde beelden van zwarte mensen, door onder anderen Iris Kensmil, die ook nu aanwezig is in het Rembrandthuis.

Abeelding: Joyce Vlaming, Act. II, 12 portraits, getoond op expositie MOED in Centraal Museum Utrecht

Eerder, in 2008 zorgde het Rijksmuseum met de tentoonstelling Black is Beautiful voor herwaardering van het zwarte portret. In deze expositie werd de zwarte mens met werk van Rubens tot Dumas, voor het eerst prominent voor het voetlicht gebracht. Een eye-opener voor hele generaties, die, zoals ik, op de scholen van hun jeugd afgezien van de leestip de Hut van Oom Tom, nog nooit iets over het slavernijverleden, laat staan over zwarte portretten in de kunstgeschiedenis hadden gehoord.

Rembrandthuis met Affiche Hier. Zwart in Rembrandts tijd

Voor de huidige expositie vormt het Rembrandthuis de locatie bij uitstek, want Hier, in de Jodenbreestraat en omgeving woonden in Rembrandts tijd al zwarte mensen, zoals onderzoeker Mark Ponte, co-auteur van de begeleidende publicatie aan het licht heeft gebracht. In enkele 17e eeuwse doop- en trouwregisters kun je deze informatie met eigen ogen bestuderen. Op de Amsterdamse stadsplattegrond naar Balthasar Florisz Berckenrode zijn de adressen gemarkeerd waar deze zwarte nieuwkomers, gearriveerd met schepen van de West- en Oost-Indische Compagnie veelal in kelderwoningen huisden. Bij elkaar in de buurt ondergebracht in niet al te beste huizen.

Detail van de kaart van Amsterdam door Balthasar Florisz Berckenrode, 1625

Ondertrouwakte van Pieter Claesz Bruijn en Lijsbeth Pieters van Angola, november 1649, Stadsarchief Amsterdam

Met hun exotische voorkomen vormden Afrikaanse mannen en vrouwen een uitdaging voor kunstenaars als Rembrandt. Dat hij wel even moest oefenen om het in de vingers te krijgen is te zien in een vroeg etsje van een vrouw met onmiskenbaar Afrikaanse trekken. Anders dan in zijn latere schilderij met twee Afrikaanse mannen uit 1661 vormde de weergave van haar zwarte huid in 1630 nog een probleem.  

1. Rembrandt, Buste van een Afrikaanse Vrouw, 1630, Museum Het Rembrandthuis, Amsterdam
2. Rembrandt Twee Afrikaanse mannen, 1661. Mauritshuis., Den Haag, legaat Abraham Bredius

De vroege beeltenissen zijn portretten van anonieme vrije zwarte mensen. In de eerste decennia van de 17e eeuw werden zij in Amsterdam nog niet als ‘slaaf’ gezien. Dat begrip ontstaat pas later, wanneer de Hollanders zich met de slavenhandel gaan bezighouden, verklaart Epco Runia, Hoofd Collectie van het Rembrandthuis. Maar de schok die mensen met een witte huidskleur ervoeren bij de eerste aanblik van personen met een donkere huid zal er niet minder om zijn geweest. Tot ver in de 18e eeuw bleven zij een bezienswaardigheid. Dat lees je ook in Cynthia Mc Cleods roman over de Vrije Negerin Elizabeth, dat door de auteur die zelf zwarte roots heeft, in 2002 onder deze thans door velen als denigrerend ervaren titel werd gepubliceerd. In deze geromantiseerde biografie vertelt de vrij geboren zwarte hoofdpersoon Elizabeth Samson haar onthutsende levensverhaal, waarin haar verbanning uit Suriname naar het koude Nederland centraal staat. Mc Leod stelt de lezer in staat zich te verplaatsen in de hoofdpersoon en te ervaren hoe witte medemensen, ingegeven door een volkomen misplaatst superioriteitsgevoel, zich jegens haar als onmensen gedragen. Eigentijdse onderzoekers met een gekleurde huid voelen Elizabeth Samsons boosheid en frustratie met terugwerkende kracht nog steeds. Dit is de drijfveer achter het project: Musea bekennen Kleur.  

Bij het betreden van de eerste zaal kreeg ik een schok van herkenning bij het zien van de portretten van Dom Miguel de Castro en zijn bedienden. In 1985 heb ik hen beschreven in mijn doctoraalscriptie over Johan Maurits en de schilder Albert Eckhout in Brazilië, waarover meer in een artikel elders op deze site. In de vroege 20e eeuw werden deze werken nu eens toegeschreven aan Albert Eckhout dan weer aan een (on)zekere J. Becx (Jeroen of zijn broer Jeronimus). Gebaseerd op nieuwe vondsten in het Zeeuws archief heeft J. Becx in deze het laatste woord gekregen. Dat een portret vaak meer zegt dan je op het eerste gezicht zou denken; zoals gesteld in de tentoonstelling In the Picture, geldt ook hier. De twee zwarte jongens in groene wambuizen met Afrikaanse attributen, waaronder een olifantstand, zien gedienstig op naar hun superieur. Dom Miguel daarentegen blikt zelfbewust de wereld in. Gekleed in de dure westerse outfit die hij ontvangen had van Graaf Johan Maurits von Nassau Siegen. De gouverneur van Nederlands Brazilië, die hij in 1643 als diplomaat bezocht. De Castro moest Johan Maurits vragen om te bemiddelen in een conflict tussen Dom Miguels oom de graaf van Sonho en de koning van Congo, Dom Garcia II. 

Om Johan Maurits gunstig te stemmen zond de koning hem een geschenk: een scheepslading met 200 slaafgemaakten. Na zijn bezoek aan Nederlands Brazilië reisde Dom Miguel met een missive voor stadhouder Frederik Hendrik door naar de Republiek. Getuige bronvermeldingen werd zijn portret en dat van zijn bedienden in opdracht van de WIC in Middelburg geschilderd door J. Becx.

Deze portretten zijn, behalve ter illustratie van de onderlinge gezagsverhoudingen, ook veelzeggend in een ander opzicht.

In de talrijke beschrijvingen van de mensonterende 17e en 18e eeuwse slavenhandel wordt het zelden uitgesproken, maar zonder de actieve deelname door zwarte Afrikaanse koningen was van de slavenhandel minder terecht gekomen. Zij lieten hele dorpspopulaties gevangennemen. Na een lange voettocht werden deze ongelukkige zielen in de krochten van het slavenkasteel Fort Elmina opgespaard tot met hen een scheepsruim gevuld kon worden voor verkoop aan Europese slavenhandelaren.

In dit verband is de relativerende toon in een onlangs gepubliceerd artikel van de schrijfster Ellen Ombre actueel en heel interessant.  In de Volkskrant van 13 maart jl. neemt zij juist afstand van de oude opvatting dat …’Joden en negers bondgenoten [zijn] in slachtofferschap’… ‘De afstand die ik van het slachtofferschap nam, genereert een grote mate van vrijheid’, aldus de auteur die zowel Joods als Afrikaanse roots heeft.

Tijdens een voorbezichtiging neemt gastconservator Stephanie Archangel, bekend van het tv programma Historisch Bewijs, ons mee naar het verre èn meer recente verleden. Eén van de vragen die haar bezig hielden was: …’kan ik mijzelf op een waardige manier terugzien in de Nederlandse kunstgeschiedenis?’…

De meeste afbeeldingen van zwarte mensen behoren tot de categorie stereotypen, maar Hendrick Heerschops Koning Caspar uit 1654-59 deed haar denken aan een oom. Ze bedoelde: ook al zien we hier een van de drie koningen met een geschenk voor het kindje Jezus, het is, anders dan Gerard Dou’s tronie van een zwarte man, een realistische portret.

In de expositie ontmoet ik nog een oude bekende: een paneel met de Doop van de Kamerling (1644) door de monogrammist I.S. uit Museum Catharijne Convent. Het werk door deze niet geïdentificeerde schilder doet denken aan de gelijknamige versie van Pieter Lastman in de Staatliche Kunsthalle, Karlsruhe, dat als inspiratiebron fungeerde voor de jonge Rembrandt. Hoe Rembrandts Doop van de Kamerling (1626), dat hier slechts in reproductie te zien is, na een wonderlijke ontdekking in de jaren ’70 van de vorige eeuw in de collectie van Museum Catharijne Convent belandde wordt in het februarinummer van het aan de expositie Allemaal Wonderen gewijde museummagazine beschreven.

Monogrammist I.S., De doop van de kamerling, 1644, Museum Catharijneconvent, Utrecht

De Doop van de Kamerling roept herinneringen op aan een ander autonoom zwart portret. Een 18e eeuwse prent met beeltenis van de destijds nog als ‘ex-slaaf’ omschreven Johannes Elisa Capiteyn, aan wie ik in 2002 een artikel wijdde. In 1742 promoveerde hij in Leiden op de stelling dat slavernij niet strijdig is met de bijbel.

Het verhaal van de zwarte man die door de discipel Philippus na uitleg van de schrift wordt gedoopt (Handelingen 8: 26-40) inspireerde de 17e eeuwse dominee-dichter Jacobus Revius tot de volgende woorden:

Wie ist die segghen dorf
Dat moeyte sy verloren,
Te wasschen in het badt
Een naecten Moriaen?…

Ontfinck van hem den doop,
Met een ghelovig hert,
Sijn wterlijcke huyt bleef wel gelijckelijk swert,
Maer witter als de sneeuw wiert hy aen sijner sielen…

Behalve als religieus boek fungeerde de Heilige Schrift in de 17e eeuw ook als schildersbijbel. In de tentoonstelling meen ik ook de werkgever van de zojuist gedoopte kamerling te zien, de koningin van Sheba, maar dat blijkt een vergissing. Het is een vroege naar het leven geschilderde impressie van het Toilet van Bathseba (1594) door Cornelis Corneliszoon van Haarlem. Beoordeel zelf in hoeverre het de schilder gelukt is haar fysionomie en ebbenkleurige huid in beeld te brengen.

Cornelis Corneliszn van Haarlem, Het toilet van Bathseba 1594, Rijksmuseum Amsterdam

Deze zwarte vrouw kun je onmogelijk over het hoofd zien, maar in het getekende en geëtste oeuvre van Rembrandt en tijdgenoten ontdekten de onderzoekers ook minder prominente, soms piepkleine zwarte figuranten. Zoals in Rembrandts zogenoemde Honderd Guldenprent (1646-1650). Dat ik voor zelfstudie aanbeveel; kleine kijkwijzer: u moet rechts in de voorgrond zijn. Hetzelfde figuurtje, nu in de traditionele dienstbare rol staat in Rembrandts ets met de Onthoofding van Johannes de Doper (1641) klaar met een schaal.

Aan de figuranten in hun in onderlinge wedijver ontstane etsen met de Opwekking van Lazarus voegden Jan Lievens en Rembrandt, beide een zwarte figuur toe. Kijk bij Lievens maar eens goed naar de gelaatstrekken van de vrouw die de grafdoek optilt en bij Rembrandt naar de tweede figuur links in de achtergrond.

Diezelfde Bijbel leverde niet alleen mooie onderwerpen voor schilders. Calvinistische kooplieden vonden er zelfs argumenten om de slavernij te legitimeren. Toen deze nog in handen van Portugezen en Spanjaarden was bestempelden de Nederlanders de slavenhandel als onchristelijk. Dit veranderde toen zij na de verovering van Fort Elmina in 1637 zelf een aandeel in deze handel namen. Predikanten en kooplieden trachtten deze praktijk aan de hand van een bijbeltekst goed te praten. Noach, bekend van zijn rol tijdens de zondvloed, had eens onmatig van de opbrengst van zijn wijngaard genoten. Terwijl hij in kennelijke staat ongekleed zijn roes lag uit te slapen wees zijn zoon Cham zijn broers op deze schaamteloze vertoning. Toen Noach ontwaakte vervloekte hij Cham: …’gaat heen, voortaan zullen jij en je nakomelingen een knecht der knechten zijn’….of woorden van gelijke strekking. (Gen. 9: 20-27).  Op grond van deze bijbelpassage werden Noachs zoons de stamvaders van de menselijke rassen. Zo kwam Cham, het zwarte schaap van de familie, de rol toe van oervader der zwarten. 

Destijds werd niet alleen vanuit bijbels- maar ook vanuit juridisch perspectief getracht de slavernij te legitimeren. In zijn De iure belli ac pacis, over het recht van oorlog en vrede verdedigt Hugo de Groot in 1625 het standpunt dat in tijden van [de Tachtigjarige] oorlog krijgsgevangenen, ongeacht hun huidskleur tot slaaf gemaakt mogen worden. Je hoort er in de discussies over hèt slavernijverleden weinig over, maar vanaf de 16e tot ver in de 18e eeuw werden zo’n 1.250.000 zogenoemde christenslaven, door Barbarijse zeerovers aan de slavenmarkten van Noord-Afrika verkocht. Dat de man die in deze tentoonstelling als een bad-guy ten tonele wordt gevoerd, circa 2500 christenslaven wist te bevrijden bewijst dat het slavernijverleden niet helemaal een zwart-wit verhaal is.  

Onder de noemer Hier. Zwarte Kunstenaars Nu biedt de laatste ruimte een podium aan Iris Kensmil, Iriée Zamblé en Charl Landvreugd, die met hun bijdrage reflecteren op hun eigen identiteit. Met een gevoelig portret uit 2019 brengt Iris Kensmil postuum hommage aan de vergeten zwarte verzetsstrijdster Hermina Huiswoud.

Iris Kensmil, The New Utopia Begins Here: Hermina Huiswoud, 2019, Foto: Gert jan van Rooij, Courtesy Ferdinand van Dieten office

Beeldend kunstenaar Raul Balai geeft tijdens de voorbezichtiging een antropologisch godsdienstlesje. Voor zover hij kan nagaan werd Jezus van Nazareth in Palestina geboren. Hij vraagt zich af hoe lang het beeld van Jezus als een blonde god met blauwe ogen nog op het collectieve netvlies gebrand zal staan… In het paneel Black Jesus aka Fuck Cracker Christ; dat hij samen met Brian Elstak vervaardigde, beantwoordt Balai deze vraag.

Raul Balai & Brian Elstak, Black Jesus aka Fuck Cracker Christ, 2020. Eigen foto

Tot slot, maar niet in de laatste plaats: interessant is ook de fotoserie Hollandse Meesters Her-Zien, die in dialoog met werk in de vaste collectie van het Rembrandthuis gepresenteerd wordt. Prachtig en nu al memorabel is de foto van Cigdem Ysel, waarin de sinds zijn afvaardiging voor het Songfestival 2020 ineens alom bekende Jeangu Macrooy en Humberto Tan in dezelfde houding als de zwarte mannen van Rembrandt zijn vastgelegd.

Rembrandt, Twee Afrikaanse Mannen,1661 en Çiğdem Yüksel, Jeangu Macrooy en Humberto Tan als Bastiaan en Manuel Fernando, 2020

Met deze bespreking hoop ik u een impressie te hebben gegeven van deze belangrijke voorlopig niet te bezoeken tentoonstelling. Hopelijk kan het Rijksmuseum haar deuren in september weer openzetten voor het bezoeken van de aan deze expositie verwante tentoonstelling over het Slavernijverleden. Breng tot die tijd middels het lezen van dit stuk een virtueel bezoek aan het Rembrandthuis!   

Zwart in Rembrandts tijd, Elmer Kolfin e.a. MuseumHet Rembrandthuis 2020

Link Reformatorisch Dagblad: Schippperen tussen zwart en wit

Link: Johan Maurits , Bewogen beeld, Mauritshuis Den Haag

Ferdinand Bol en Govert Flinck Rembrandts Meesterleerlingen t/m 18 februari 2018 in Amsterdam

Ferdinand Bol en Govert Flinck, de knapste jongens van de klas, tot en met 18 februari in het Rembrandthuis en Amsterdam Museum.

 

Flinck Zelfportret
Govert Flinck, Zelfportret, ca.1640, Wallraf-Richartz Museum (bruikleen part.) Keulen

Bol Zelfportret
Ferdinand Bol, Zelfportret leunend op een balustrade, ca.1647, part.collectie

Rembrandt zelfportret 1640
Rembrandt Zelfportret, 1640, The National Gallery, Londen

 

 

 

 

 

 

Zoals eerder toegezegd kom ik terug op de dubbeltentoonstelling over Govert Flinck (1615-1660) en Ferdinand Bol (1616-1680). Deze kunstenaars treden tot en met 18 februari in het Amsterdam Museum en het Rembrandthuis uit de schaduw van hun leermeester Rembrandt. En dat is getuige een filmpje op Youtube  hard nodig. Aan de hand van twee reproducties opgesteld in de Ferdinand Bolstraat wordt passanten naar de naam van de schilders gevraagd. De antwoorden zijn zelden goed maar leveren wel enige leuke momenten op.

Hoog tijd dus voor herwaardering van Rembrandts beste leerlingen. Hun leertijd wordt in het Rembrandthuis aan de hand van zelfportretten en historiestukken geïllustreerd. De invloed van Rembrandt is nog overduidelijk. In het Amsterdam Museum wordt met portretten van de Amsterdamse elite en monumentale historiestukken het succesvolle vervolg getoond.

De in dialoog gepresenteerde levensloop en artistieke ontwikkeling van beide kunstenaars vormt de rode draad in de tentoonstelling. Volgens een oude zegswijze kan onder grote bomen weinig groeien, maar de tovenaarsleerlingen Bol en Flinck bevestigen de uitzondering op deze regel. Ze staken hun leermeester naar de kroon. In sommige gevallen is hun werk nauwelijks van dat van Rembrandt te onderscheiden en evenmin van elkaar. Maar gaandeweg ontwikkelen ze, geënt op Rembrandts werkwijze een eigen stijl, zoals te zien in het Amsterdam Museum. Bij Flinck, wiens carrière door zijn ontijdige dood kort was, kwam die eigen stijl met helderder kleuren het snelst tot ontwikkeling.

Rond het midden van de 17e eeuw kwam het Classicisme in de mode: met bijbelse-, mythologische en historische onderwerpen geschilderd in heldere kleuren. Om zich van opdrachten te verzekeren brengen Flinck en Bol meer kleur in hun voorheen monochrome Rembrandteske palet. Ook de penseeltoets wordt gladder en het dramatische claire-obscur maakt plaats voor een gelijkmatige belichting.
In het Rembrandthuis ontdekt de bezoeker dat Bol van Rembrandt niet alleen een penseel leerde hanteren, maar ook de burijn. In twee etsen met een beeltenis van Esther is de hand van de meester nauwelijks van die van zijn leerling te onderscheiden.

Bol Esther naar Rembrandt
Ferdinand Bol, Studie naar Rembrandts Esther, ca. 1636, Rijksmuseum, Amsterdam

Rembrandt Esther
Rembrandt, Esther voor haar bezoek aan Ahasveros, 1635, Rijksmuseum, Amsterdam

 

 

 

 

                                      Vakmanschap alleen was niet voldoende om zakelijk succesvol te worden. Het hedendaagse netwerken was ook in de 17e eeuw onontbeerlijk. Of noemen we het maar gewoon vriendjespolitiek?  De doopsgezinde Flinck ontving zijn eerste opdrachten vooral van familieleden, geloofsgenoten en vrienden. Bols huwelijk met achtereenvolgens twee welgestelde weduwes Elisabeth Dell en Anna van Erkel, opende deuren die voorheen voor hem gesloten bleven.

Bol, zelfportret
Ferdinand Bol, Portret van de kunstenaar, 1653, in samenhang met zijn vrouw Elisabeth Dell, 1653, Rijksmuseum Amsterdam, (bruikleen Schroeder Collectie)

Bel, Elisabeth Dell
Ferdinand Boll, Elisabeth Dell, de vrouw van de kunstenaar, 1653, Rijksmuseum Amsterdam (bruikleen Schroeder Collect

De in dialoog gepresenteerde werken bieden behalve de mogelijkheid Bol en Flinck te vergelijken ook inzicht in het leven van de schilders en hun booming woonplaats: Amsterdam. In de snelgroeiende stad was ook toen al iedereen welkom. Kooplieden, drukkers, geleerden en om hun geloof gevluchte joden en protestanten. De nieuwkomers die zich na de val van Antwerpen in 1585 in de Republiek vestigden brachten een potentieel aan kapitaal en kennis mee. Het zwaartepunt van de overzeese handel verplaatste zich van Antwerpen naar Amsterdam, waar dankzij de economische bloei een groeiende afzetmarkt voor schilderijen in alle genres en prijsklassen ontstond. Buitenlanders zagen in de woningen van alle lagen van de bevolking schilderijen. Bij de gegoede burgerij waren dat vooral historiestukken en portretten; genres waar Flinck en Bol in uitblonken. Niet alleen individuele portretten, maar ook groepsportretten, zoals de voor Nederland unieke schutters- en regentenstukken. Voorbeelden daarvan ziet u in het Amsterdam Museum, gevestigd in het voormalige Burgerweeshuis. Langs de binnenplaats herinnert de galerij met ‘kluisjes’ van de weeskinderen nog aan die tijd.
Binnen ziet de bezoeker Bols groepsportretten van de regenten en regentessen van het Amsterdamse Leprozenhuis, waarin zij zich als weldoeners afficheren. Ze zijn nog geschilderd met het ingehouden palet van Rembrandt. De zogenoemde binnenvader brengt een jongen met een vreemde hoofdbedekking binnen. Het lijkt wel een pruik van de leden van het Engelse House of Lords, maar het is iets anders: kletskop, een akelige huidziekte. De bedenkers van de gelijknamige lekkernij kenden deze onsmakelijke betekenis vast niet. Een recente restauratie onthulde dat Bol zich tijdens het schilderen wel eens bedacht. De hoed van de voorzitter verraadt dat diens hoofd aanvankelijk meer naar rechts zat. Met infrarood reflectografie, een methode om onder de verflaag te kijken, werden in het portret van de drie vrouwelijke medebestuursters, de regentessen, nog drastischer zogenoemd pentimenti gevonden. De figuur van de middelste regentes kreeg na haar dood een nieuw hoofd, dat enkele jaren later op haar beurt weer onder een nieuwe verflaag zou verdwijnen!

Bol, de regenten
Ferdinand Bol, De regenten van het Leprozenhuis, 1649, Amsterdam Museum

Bol De regentessen
Ferdinand Bol, De regentessen van het Leprozenhuis, 1667-1670, Rijksmuseum Amsterdam

 

 

 

 

 

 

Behalve groepsportretten zijn individuele portretten te zien, zoals Ferdinand Bols Portret van een oude vrouw, voorheen bekend als Rembrandts portret van Elizabeth Bas. Dit werk illustreert hoezeer Bol zich de stijl van zijn leermeester had toegeëigend.

Bol, Elizabeth Bas
Ferdinand Bol, Portret van een oude vrouw, mogelijk Elisabeth Bas, ca 1640-1645, Rijksmuseum Amsterdam

Een leuk hoofdstuk vormen de portretten waarin opdrachtgevers zich als een voorbeeldig bijbels of mythologisch personage lieten vereeuwigen. Zo lieten Leonard Winnincx en Helena van den Heuvel zich in 1664 door Ferdinand Bol op monumentaal formaat portretteren als het mythologische paar Jason en Medea. De huidige beschouwer is wellicht verbaasd over de halfnaakte pose van Helena, maar functioneel naakt -in het oude Griekenland liepen de dames er nu eenmaal zo bij dacht men- was toegestaan. Meer verbazing wekt de keuze voor dit ongelukkige mythologische koppel. Medea zal, wanneer Jason haar voor een ander verlaat, wraak nemen door hun beider zoontjes te doden. Op Bols portret bevinden zij zich nog in de gelukkige episode van het verhaal.
Dit portret maakt duidelijk waarom historiestukken in de Gouden Eeuw als het belangrijkste genre werden beschouwd. Voor het vervaardigen èn  begrijpen van deze voorstellingen was kennis van de bijbel en de mythologie nodig. Dat geldt ook voor het duiden van een portrait historié. Het was de kunst om een dramatisch kernmoment uit een bijbels-, mythologisch- of historisch verhaal zodanig neer te zetten dat het voor ingewijden herkenbaar is. Het ontdekken daarvan vormde destijds een intellectuele uitdaging voor bewoners van de grachtengordel! ….Kom daar nu nog maar eens om!

Bol Jason en Medea
Ferdinand Bol, Portret van Leonard Winnincx en Helena van den Heuvel als Jason en Medea, 1664, Hermitage Museum, St.Petersburg

Voor zijn kapitale stadspaleis aan de Kloveniersburgwal (het huidige Trippenhuis) bestelde staalmagnaat Louis Trip een historiserend portret van zijn dochters. In de gedaante van Minerva, godin van de wijsheid, onderwijst Margaretha haar zusje Anna Maria. Dat de school voorlopig nog niet klaar is bewijzen twee koddige putti  die met het boek voor de volgende les komen aanzetten. Alleen de achtergrond herinnert aan Rembrandt, wiens stijl de schilder in de kleurrijke hoofdvoorstelling voorgoed heeft afgelegd.

Allegorie op het Onderwijs, Ferdinand Bol
Ferdinand Bol,, Allegorie op het onderwijs, 1663, Koninklijke Academie van Wetenschappen, Trippenhuis (bruikleen Rijksmuseum Amsterdam)

In 1648 portretteerde Bol een echtpaar als het bijbelse koppel Isaäc en Rebecca. In Calvinistische kringen gold zij als het toonbeeld van een ideale echtgenote. Wanneer Abrahams knecht Eliëzer haar als ‘huwelijksmakelaar’ uitkiest voor de zoon van zijn baas, volgt zij hem naar haar onbekende bruidegom. Later blijkt dat Rebecca ook een andere kant had. Flinck bracht die minder mooie latere episode in beeld. Anders dan de blinde Isaäc verwacht, schuift Rebecca haar lievelingszoon Jacob, vermomd als zijn ruw behaarde tweelingbroer Ezau naar voren, waarmee zij hem de vaderlijke zegen zouden ontstelen.

Ferdinand Bol, Echtpaar in een landschap, ca. 1648, Dordrechts museum, Dordrecht

Govert Flinck, Isaac zegent Jacob, ca 1634, Museum Catharijneconvent, Utrecht

 

 

 

 

 

 

 

Bol en Flinck schilderden ook kinderportretten, zoals Flincks portret van een driejarig meisje uit 1640, een van de publiekslievelingen in het Mauritshuis. In datzelfde jaar portretteerde hij zijn achterneef David Leeuw. Hij zette het knaapje neer als miniatuurvolwassene met wandelstok. De ouwelijke verschijning bleek vooruit te wijzen naar zijn toekomstige status; David Leeuw werd een van de rijkste  kooplieden van Amsterdam.

Flinck Portret van David Leeuw
Govert Flinck, portret van David Leeuw, 1640, Birmingham The Barber Institute of Fine Arts

Ferdinand Bol, portret van Frederick Sluijsken, 1652, National Gallery, Londen (Part. Collectie)

Twaalf jaar later schilderde Ferdinand Bol de beeltenis van een tot voor kort onbekende jongen. In  het programma Kunstraadsels van omroep Max werd deze anonieme jongen onlangs overtuigend geïdentificeerd als Frederick Sluysken, zoon van een destijds bekende wijnhandelaar. Het door hem ostentatief omklemde wijnglas vormde de sleutel tot ontdekking.
In 1656 portretteerde Ferdinand Bol nòg een jongetje. Evenals de zojuist genoemde jongens was Otto op dit moment acht jaar oud. Eenmaal de kinderziektes ontgroeid werd deze leeftijd kennelijk geschikt gevonden voor een portret op weg naar volwassenheid. Ook zonder het informatieve bijschrift is verwantschap tussen Otto en Frederik goed te zien.

Bol, Otto van der Waeyen
Ferdinand Bol, portret van Otto van der Waeyen in Pools kostuum, 1656, Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam

Anders dan zijn neefje Frederik mocht Otto voor het portret iets opdiepen uit de verkleedkist. Bij zijn keuze van een Pools kostuum rangschikte Bol een grootformaat stilleven gecomponeerd met militaire rekwisieten. Ook gaf hij de jongen een commandostaf in de hand. Dit attribuut zou Otto, in afwijking van de familietraditie, echter nooit hanteren. Hij werd arts.
In het nauwelijks van Rembrandt of Bol te onderscheiden historiestuk met  het wegzenden van Hagar uit 1642 bracht Flinck nòg een jongetje in beeld: Ismaël.
Wanneer de kinderloze Abraham, aangespoord door zijn echtgenote, een zoon verwekt heeft bij haar slavin, wordt Sara jaloers. Zij stookt Abraham op om moeder en zoon de woestijn in te sturen, waarmee hun doodvonnis bezegeld lijkt. Door goddelijk ingrijpen weten Hagar en  Ismaël te overleven. Flinck plaatst de voorstelling in oud-testamentische setting en gaf Ismaël naar joods gebruik een keppeltje, dat hij als stamvader van de Arabieren later zal moeten afleggen.

Flinck, Hagar
Govert Flink, De verstoting van Hagar, 1642, Staatliche Museum zu Berlin, Berlijn

Flinck Offer van Abraham
Govert Flinck en Rembrandt, Het offer van Abraham, 1636, Alte Pinakothek München

 

Bij het zien van een volgende episode uit het verhaal Het offer van Abraham, zou je kunnen denken: God straft direct. Deze geschiedenis doorgaans uitgelegd als test van Abrahams godsvertrouwen, kan ook zo worden geduid: ànders dan andere goden  vraagt de God van Israël géén mensenoffers. Nog in de stijl van zijn leermeester maakt Bol het verdriet en de angst van vader en zoon bijna tastbaar. Nog net op tijd grijpt een engel letterlijk en figuurlijk in. In 1636 schilderde Flinck een bijna-kopie van Rembrandts Offer van Abraham. Deze werken bevinden zich in de Alte Pinakothek in München en de Hermitage St. Petersburg.

Berckheyde Dam
Gerrit Berckheyde, de Dam met het stadhuis, 1673, Amsterdam Museum

In het Amsterdam Museum komen de opdrachten voor het nieuwe stadhuis aan bod. Het nog steeds imposante Paleis op de Dam, maakte in de 17e eeuw op eenieder een onuitwisbare indruk. Het door Jacob van Campen ontworpen classicistische gebouw was niet alleen indrukwekkend aan de buitenkant; ook het interieur ademde de grandeur van de stad. De Burgerzaal, gesierd met sculpturen van Artus Quellinus en de schitterend ingelegde hemel- en wereldkaart in de marmeren vloer zijn nog steeds van een adembenemende schoonheid. Door de toenmalige ‘dichter des vaderlands’ Joost van den Vondel werd het gebouw bezongen als het achtste wereldwonder. Kunstenaars van naam werden uitgenodigd om ontwerpen te leveren voor de aankleding van het interieur. Ferdinand Bol en Govert Flinck behoorden tot de uitverkorenen. Zij mochten schilderijen leveren met bijbelse en historische verhalen waar de burgemeesters zich aan konden spiegelen. Waaronder de reeks van acht monumentale doeken besteld met episodes uit de roemruchte vaderlandse geschiedenis, waarin destijds een parallel werd gezien met de eigen tijd. Zoals de Bataven in opstand waren gekomen tegen de Romeinen, zo hadden de Noordelijke Nederlanden met succes het Spaanse juk afgeworpen.

Flinck ontving opdracht voor in totaal 12 schilderijen. Door zijn ontijdige dood op 2 februari 1660 kwam hij niet verder dan enkele schetsen, waarvan er twee in de expositie te zien zijn. Een ontwerp voor de Samenzwering van Claudius Civilus en Brinio op het schild geheven; twee roemruchte episodes uit de Bataafse opstand.

Govert Flinck, De samenzwering van Claudius Civilis, ca 1659, Kunsthalle Hamburg

Flinck Brinio
Govert Flinck, Brinio op het schild geheven, ca 1659, Kunsthalle Hamburg

De uitvoering van deze werken kwam na Flincks dood in handen van Rembrandt en Jan Lievens. Rembrandts Samenzwering van Claudius Civilis ( nu in de Zweedse Academie voor Schone Kunsten) heeft maar enkele maanden in het Stadhuis gehangen. Het viel wegens de grove toets en prominent in beeld gebrachte lelijke eenogige Claudius kennelijk niet in de inmiddels veranderde smaak. Van Lievens (1607-1674) versie van Brinio op het schild geheven, ca. 1660 wordt een olieverfschets getoond.

Ferdinand Bol, Gaius Fabricius Luscinus in het legerkamp van Pyrrhus, ca. 1655-’56. Amsterdam, Koninklijk Paleis

Ferdinand Bol koos eveneens een onderwerp uit de Romeinse geschiedenis. De de Romeinse consul Gaius Fabricius Luscinus, die zich tijdens een bezoek aan het vijandige legerkamp van koning Pyrrhus door niets en niemand van de wijs laat brengen. Wanneer deze de steekpenningen van Pyrrhus niet wil aannemen probeert hij zijn opponent -tevergeefs- schrik aan te jagen met een  plots ten tonele gevoerde olifant. De hier betoonde standvastigheid respectievelijk onverschrokkenheid van de consul diende de burgemeesters tot voorbeeld te strekken.

 

In het Amsterdam Museum ziet de bezoeker Bols heroïsche portretten van vlootvoogden Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp. Van Michiel de Ruyter leverde Bol zes exemplaren; één voor elke vestiging van de Admiraliteit. De man die volgens de overlevering onverschrokken de moeilijke getijdenrivier de Theems was opgevaren om de Engelsen in het maritieme hart te treffen en hen tijdens de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) had verslagen. Bol plaatste de bevelhebber met commandostaf  in een toepasselijk decor.  In de achtergrond De Ruyters vlaggeschip de Zeven Provinciën dat werd ingeschilderd door de marineschilder  Willem van de Velde de Jonge. De prominente hemelglobe was, als 17e eeuws GPS, onontbeerlijk voor het navigeren op zee.  Bent u verbaast over de wat vrouwelijke hand van de ruwe zeebonk ? Deze is waarschijnlijk van de hand van een leerling.

Ferdinand Bol, Portret van Michael Adriaenszn de Ruyter,1667, Mauritshuis, Den Haag.

Ferdinand Bol, Portret van cornelis tromp, ca 1667, Particuliere Collectie

 

 

 

 

 

 

 

 

In de aanloop naar tentoonstelling kwam een zoekgeraakt portret van Cornelis Tromp in een particuliere collectie boven water. Bol koos in dit  portret voor een soortgelijke enscènering met in de achtergrond Tromps vlaggeschip de Hollandia. De destijds rivaliserende marinemannen hangen nu broederlijk bijeen.

U kunt Bol en Flinck ook nog ontmoeten in het Paleis op de Dam en in Bols voormalige woonhuis aan de Keizersgracht Museum van Loon (tot 8 januari).

Tot en met 27 mei krijgt u tenslotte in de Hermitage Amsterdam een indruk van Ferdinand Bol en Govert Flinck temidden van tijdgenoten. Zo’n 63 werken van Rembrandt en tijdgenoten zijn vanuit St. Petersburg even thuis in Amsterdam.

In verband met een dreigend Stendahl syndroom lijkt een weekend of midweek Amsterdam de beste remedie om van al dit moois ook echt te genieten!

Boek bij de tentoonstelling;
Ferdinand Bol en Govert Flinck Rembrandts meesterleerlingen, W.Books Zwolle in samenwerking met Amsterdam Museum en Rembrandthuis, 2017

Link: Ferdinand Bol en Govert Flinck, wie zijn zij?  

Link: Amsterdam Museum

Link: Het Rembrandthuis

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geverifieerd door MonsterInsights